Kardinaal Kasper: Luther geen ketter maar hervormer
OSTFILDERN. Luther is voor Rome niet meer de ketter, maar iemand die de kerk wilde hervormen, stelt kardinaal Walter Kasper. „Er is meer begrip voor Luther gekomen – maar tussen de kerken blijven de controversiële vragen rond kerk en ambt.”
Kardinaal Kasper, van 2001 tot 2010 voorzitter van de pauselijke raad ter bevordering van de christelijke eenheid, publiceerde recent het boek ”Martin Luther. Eine ökumenische Perspektive” (Patmos Verlag, Ostfildern). Hij geeft daarin een oecumenisch perspectief. Luther zelf was echter geen oecumenicus, stelt hij vast. Tegen het einde van zijn leven hield Luther de eenheid met Rome niet meer voor mogelijk. Bovendien staat hij als een „vreemde” in deze tijd gezien zijn visie op de Joden, Turken (moslims) en dopers (baptisten en mennonieten). De huidige pluralistische samenleving was voor hem ondenkbaar.
Volgens Kasper is de reformator niet meer de ketter, maar iemand die de kerk wilde hervormen. Daarom is het in rooms-katholieke kring gebruikelijk om Luther te beschouwen als ”reform-katholik”. Het ging hem om de vernieuwing van de Katholieke Kerk. Kasper stelt dat de 95 stellingen een „volstrekt katholieke intentie” laten zien. In ieder geval vormen ze geen revolutionair document, maar „een document van hervorming, niet van de Reformatie.”
De kardinaal laakt het feit dat Luthers oproep tot boete in het toenmalige Rome niet werd gehoord. „In plaats van boete te doen en met de nodige hervormingen te reageren, antwoordde men met polemiek en veroordeling. Rome is in sterke mate medeschuldig daaraan dat uit de hervorming van de kerk een kerkscheidende Reformatie ontstond.”
Er ontstond na Luther een nieuwe kerk, die het begin van het confessionele tijdperk inluidde, waar rooms-katholiek en protestant tegenover elkaar kwamen te staan. Noch rooms-katholieke restauratiepogingen noch vieringen van 500 jaar Reformatie in 2017 kunnen volgens Kasper daarin op de lange termijn iets aan veranderen.
Toch roept Kasper ertoe op om zich blijvend oecumenisch in te zetten. De protestantse kerken en de Rooms-Katholieke Kerk zijn tot de ontdekking gekomen dat de ene doop ze meer met elkaar verbindt dan van elkaar scheidt. Beide kerken verstaan zich volgens hem als kerk die voortdurend vernieuwd en hervormd moet worden.
Zo hebben de rooms-katholieken van de protestanten de betekenis van het Woord van God en de Bijbel ontdekt, omgekeerd de protestanten de betekenis van de sacramentele symboliek en de liturgie. „Beide kerken zijn door de oecumene verrijkt geworden.”
Maar, zo voegt hij er veelzeggend aan toe: „Ten aanzien van de vraag naar het verstaan van de kerk en het kerkelijk ambt, waartoe de scheiding van de kerken was te herleiden, bestaan, evenals vroeger, verschillen die de kerken van elkaar hebben verwijderd.”
Omdat er juist in het vraagstuk van het wezen van de eenheid –concreet: in de ambtsvraag– geen volledige consensus mogelijk was, „zijn de resultaten van de dialogen in het leven van de kerken helaas zonder resultaat gebleven.” Het grondprobleem is volgens Kasper dat het protestantse model van kerkgemeenschap (van zelfstandige kerken) en het rooms-katholieke model van eenheid in Woord, sacrament en ambt van bisschop en paus niet „verenigbaar” zijn.
Kasper: „We zijn het eens dat we de eenheid willen, maar zijn het er niet over eens waarin de eenheid bestaat en zijn het daarom ook niet met elkaar eens waarheen de oecumenische reis moet leiden. Het ontbreekt aan een gemeenschappelijke oecumenische visie, vaak ook aan een gemeenschappelijke wil.”
Toch ziet Kasper nieuwe kansen bij paus Franciscus. Deze riep in zijn apostolisch schrijven ”Evangelii gaudium” (2013) op tot bekering van het episcopaat en het primaat.
Kasper: „Daarmee staat onuitgesproken de oorspronkelijke grondintentie van Luther, het Evangelie van de genade en de barmhartigheid en de oproep tot omkeer en vernieuwing, in het middelpunt.”