Hindoeradicalen in India ergeren zich aan vleesconsumptie door moslims
Een sluimerende wet kan in handen van radicale heethoofden zomaar een dodelijk wapen worden. In India ervaren vooral moslims dat. Radicale hindoes eisen dat ook zij zich houden aan een wettelijk slachtverbod en nemen steeds vaker het recht in eigen hand.
De ”heilige koe”. Die wordt vanzelf met hindoes en India geassocieerd. Al eeuwenlang geldt de koe daar als een heilig dier en het slachten ervan is verboden. In de meeste deelstaten van India is dat wettelijk geregeld. Zelfs de seculiere Congrespartij voerde begin jaren 70 van de vorige eeuw campagne met de slogan ”Vote for Calf and Cow, Forget All Others now”. Ze kón dat doen omdat naleving van de wetgeving nauwelijks werd afgedwongen.
Variatie wat betreft de reikwijdte van het verbod en de strafmaat bij overtreding is er tot op vandaag. Zo is er in een aantal deelstaten de mogelijkheid om speciaal toestemming te krijgen (”fit-for-slaughter-certificate”) voor de slacht van stieren en ossen. Verder is niet overal het ”in huis hebben van rundvlees” strafbaar, en dat geldt ook voor het vervoer van runderen voor de slacht. Ook de strafmaat verschilt per deelstaat: die varieert van een geldboete tot gevangenisstraf voor de duur van drie tot tien jaar.
De afgelopen jaren zijn in diverse staten de puntjes weer op de i gezet en is de ”beef ban” (slachtverbod) weer helemaal terug op de politieke en bestuurlijke agenda. Vooral in deelstaten waar de radicale hindoepartij Bharatiya Janata Partij (BJP) aan de macht is, zoals in Haryana en in Maharashtra, is daarvan sprake.
Zo werd ongeveer een jaar geleden –in maart 2015– in Maharashtra het bestaande verbod verder uitgebreid en bekrachtigd. Het (laten) slachten werd een criminele daad waarop tien jaar celstraf kwam te staan. Ook het nuttigen van vlees is er wettelijk verboden. In de deelstaat Haryana is het niet anders.
Geen beperkingen zijn er in de deelstaten Kerala (in het zuidwesten), in West-Bengalen (noordoosten) en in kleinere staatjes in het uiterste noordoosten: Arunachal, Mizoram, Meghalaya, Nagaland, Tripura en Sikkim.
De aanscherping van de wetten in diverse andere deelstaten kwam niet uit de lucht vallen. India kent sinds 2014 een regering die wordt geleid door Narendra Modi, politiek leider van de BJP. De twee jaar dat hij nu aan de macht is hamert hij erop dat het hindoeïsme nadrukkelijker als nationale religie moet worden neergezet. Zo’n oproep schuurt met de Indiase grondwet, die het land juist als een seculiere natie omschrijft waarin iedereen –hindoes, boeddhisten, moslims, christenen, animisten en ongelovigen– gelijke rechten heeft.
Toch waren Modi’s woorden niet aan dovemansoren gericht. BJP-leden in de deelstaten voelden zich gesterkt door zijn woorden om zich als hindoepartijen minder bescheiden te gaan gedragen. Al helemaal was het koren op de molen van militante hindoe-organisaties zoals RSS en VHP, die het ”Hindutva” –India exclusief voor hindoes– hoog in hun vaandel hebben. Slogans zoals ”Meat is murder” (vlees is moord) zijn sindsdien niet van de lucht.
De gevolgen van de aanscherping van de wetgeving zijn groot. Vooral de 180 miljoen moslims maken zich zorgen: zij zijn in India de slagers en veehandelaars bij uitstek. De groep die zich daarmee bezighoudt behoort zelfs tot een soort kaste waarvan de leden zijn te herkennen aan hun naam: Quereshi.
Slager Hayyaz Qureshi uit Ashti leeft niet meer. Hij pleegde vorig jaar zelfmoord omdat hij een torenhoge schuld had opgebouwd bij tientallen boeren. Hayyaz had zoals altijd bij hen overtollig vee opgekocht en zou hen daarvoor betalen met inkomsten uit zijn slagerij en vleesrestaurant. Maar toen kwam die aanscherping en bekrachtiging van wetgeving en gingen al snel zijn twee bedrijven failliet. De boeren terugbetalen was onmogelijk geworden.
Geloofsbelijdenis
Sommige BJP-leiders ging de wetgeving nog niet ver genoeg. Zo riep de premier van de deelstaat Haryana, Manohar Lal Khattar, ertoe op om moslims ook het eten van vlees te verbieden. „De koe maakt deel uit van onze nationale geloofsbelijdenis.” Verder stelde hij dat Indiase burgers geen aanstoot mogen geven en dat doen moslims, maar in zijn ogen ook christenen: met hun consumptiegedrag kwetsen ze hindoes, vindt hij.
Andere BJP-leiders pleitten juist voor matiging van de wetgeving en dat had zo zijn reden: miljoenen boeren –het merendeel hindoe– dreigen failliet te gaan als gevolg van de ”beef ban”. Vanouds verkopen boeren een deel van hun veestapel in de periode dat het in India heet en droog is omdat er dan nauwelijks voedsel voor de dieren is te vinden. Of ze vernieuwen een deel van hun veestapel om de vier, vijf jaar om de melkproductie op te krikken. Moslimhandelaren en slagers kopen het overtollig geworden vee op en met het geld schaffen boeren weer nieuw vee aan, of ze kopen er zaaigoed en kunstmest van om hun akkers mee te bewerken.
Maar vanwege het strenge slachtverbod wordt dit partroon doorbroken en zitten boeren met hun vee opgescheept. Op veemarkten kunnen ze hun dieren moeilijk kwijt, en als ze daarin wel slagen is dat voor een aanzienlijk lagere prijs.
Wrang is dat India –en in het bijzonder de deelstaat Maharashtra– de afgelopen tijd zwaar is getroffen door droogte, waardoor het voor boeren extra nodig was om vee af te stoten: er is geen voedsel voor de dieren, en onvoldoende water. Maar ze kun- nen het niet verkopen en mogen het zelf niet slachten op straffe van jaren gevangenis. Wat is dan nog het alternatief? Het vee achterlaten en laten verhongeren.
Er is nog een uitweg, en dat zijn de ”gaushala’s”: speciale opvanglocaties voor overtollig vee –oude, zieke of niet productieve koeien bijvoorbeeld– die al sinds jaar en dag door de overheid worden gerund om hindoeboeren niet in gewetensnood te brengen. De dieren worden er verzorgd tot ze een natuurlijke dood sterven. In tijden van droogte kunnen boeren er hun dieren tijdelijk onderbrengen.
Waterbuffels
Maar vanwege de strengere wetgeving komen er nu zo veel (onverkoopbare) runderen naar deze gaushala’s dat die overvol raken. Verder klagen particuliere initiatiefnemers van zulke opvangplaatsen –waaronder vooral orthodoxe hindoe-organisaties– dat ze van de overheid onvoldoende geld krijgen om ze draaiende te houden.
Intussen zijn er ook Indiërs die profite- ren van de strengere wetten. In de eerste plaats zijn dat boeren die waterbuffels houden. Deze dieren vallen vanouds niet onder het slachtverbod, vandaar dat de prijs van deze runderen juist flink is gestegen. Verder heeft de (illegale) export van vee en vlees richting het islamitische buurland Bangladesh een hoge vlucht genomen.
Een schokkende foto ontsierde vorige maand de voorpagina’s van diverse Indiase kranten. Op de foto hingen de ontzielde lichamen van twee Indiërs aan een boom. Ze waren eerder die dag opgehangen door een woedende menigte.
De Asian Human Rights Council (AHRC) maakte er drie dagen later melding van onder de kop: ”India: From Banana Republic to Beef Murders” (India: van bananenrepubliek tot vleesmoorden”).
De twee slachtoffers waren Mohammad Majloom (35) en Inayahtullah Khan (12) uit Latehar, in de noordoostelijke deelstaat Jharkand. Ze waren ’s ochtends vroeg met hun acht buffels op weg gegaan naar de wekelijkse veemarkt toen ze werden tegengehouden door een menigte.
Het was niet de eerste brute moord op veehandelaren in India. Begin oktober vorig jaar werd de 50-jarige Indiër Mohammad Ahklaq door een menigte gestenigd. De Frankfurter Algemeine Zeitung berichtte erover onder de kop ”Lynchmord am Rande des Reisfelds” (lynchpartij aan de rand van een rijstveld). Ahklaq, uit het dorp Dadri in Uttar Pradesh, werd ervan verdacht een kalf te hebben geslacht. Niemand wist er het fijne van, maar desondanks schalde vanuit een megafoon bij een hindoetempel zíjn naam en snel vormde zich een dolle menigte die de man uit zijn huisje sleurde. Later werd daar inderdaad vlees gevonden: het bleek van een geslachte geit.
De reeks van moorden en aanvallen op veehandelaren en vermeende overtreders van het vleesconsumptieverbod in diverse delen van India, gaat nog even verder. Vanuit Haryana zijn er dagelijks meldingen van aanvallen op veetransporten, waarbij vrachtwagens soms in brand worden gestoken, chauffeurs gemolesteerd en dieren worden vrijgelaten, en dat geeft te denken.
Opzwepende taal
Niet eerder leidde het wettelijk geregelde ”slachtverbod” in India tot zo veel dodelijke grimmigheid. Is er een verband met de opzwepende en insinuerende taal van hindoeradicalen? Heeft de regeringsmacht van de BJP in diverse deelstaten er mee te maken? Voor veel waarnemers zijn die verbindingen zonneklaar. Na een opsomming van diverse geweldsincidenten schreven Megha Bahl en Sharmila Purkayastha van de Indiase mensenrechtenorganisatie Peoples Union for Democratic Rights (PUDR) op 24 maart: „In het licht van dit alles veroordelen wij het recente verbod op het slachten van vee, dat enkel kan worden verklaard uit de opmars van de radicale hindoebeweging”.