Analyse: Van der Steur kwam, zag en verloor zijn krediet
Handig, flamboyant en welbespraakt. Zo komt Van der Steur over op zijn collega-Kamerleden na zijn beëdiging in juni 2010. Voor veel Kamerleden is de nummer 26 van de VVD-kandidatenlijst een onbekend gezicht. De jurist verdient zijn brood in de advocatuur, maar stort zich niet op grote, spraakmakende zaken. Hij adviseert cliënten, brengt een aantal kleine zelfstandige kantoren onder in een samenwerkingsverband dat hij mede aanstuurt en klust wat bij als docent aan de Leidse rechtenfaculteit.
Een vreemde is hij niet voor de liberalen uit Warmond en omstreken. Bij hen geniet de Leidse jurist grote bekendheid als fractievoorzitter en lijsttrekker van de plaatselijke VVD. Vlijmscherp zijn de politieke analyses die de regionale media uit zijn mond optekenen. Bijvoorbeeld wanneer twee van de vier collegepartijen, CDA en Warmond Anders, na de gemeenteraadsverkiezingen van 2002 besluiten samen verder te gaan. Progressief Warmond en de VVD van Van der Steur hebben tot hun grote frustratie het nakijken. In het Leidsch Dagblad leest Van der Steur, net nieuw in de Warmondse politiek, beide de les. „CDA en Warmond Anders zetten de toekomst van het dorp op het spel”, laat hij de krant weten. „De kans dat we met Sassenheim en Oegstgeest moeten fuseren, acht ik nu heel reëel.”
Debattrucs
In de raad ontpopt Van der Steur zich tot dé criticaster van een andere nieuwkomer, wethouder H. Th. Vergeer. Met debattrucs die hij kent uit de advocatuur drijft hij de bestuurder van Warmond Anders danig in het nauw. „Van der Steur wist waar hij mij kon raken, op mijn gebrek aan ervaring”, zegt Vergeer desgevraagd. „Hij deed dat op het vileine af, ik ging eraan onderdoor.” Voor Van der Steur is de lokale politiek een springplank naar de Tweede Kamer. Vergeer legt al na tien weken zijn functie op doktersadvies neer.
In beeld zijn en in debatten zo snedig mogelijk interrumperen; eenmaal in de Tweede Kamer trekt Van der Steur die lijn zo veel mogelijk door. In ruim drieënhalf jaar tijd stelt hij de bewindspersonen Opstelten en Teeven het respectabele aantal van 114 vragen; 9 mondelinge en 105 schriftelijke. Een substantieel deel ervan is bedoeld om Opstelten, die het in de Kamer hoe langer, hoe zwaarder krijgt, uit de wind te houden. Zodra Van der Steur via de media lucht krijgt van een akkefietje dat de minister moeilijkheden kan bezorgen, grijpt hij naar de pen. CDA’ers, SP’ers of PVV’ers die vaak veel grover geschut tegen Opstelten in stelling willen brengen, hebben het nakijken. De coalitie van VVD en PvdA verklaart hun voorstellen om met Opstelten in debat te gaan overbodig; Van der Steur heeft de zaak al aan de orde gesteld.
Kort voordat hij struikelt over de zogeheten Teevendeal ontbiedt Opstelten Van der Steur op zijn departement. Of de advocaat al zijn vernuft wil aanwenden om de minister met een verhullend persbericht nog één keer uit de problemen te helpen. Bij veel van de Kamerleden met wie hij morgen oog in oog staat, is in die periode het begin van hun argwaan jegens Van der Steur gewekt. Van der Steur als opvolger van Opstelten? Is hij niet vooral zijn evenknie? Gaat hij zich straks niet op net zo’n identieke, onnavolgbare wijze van lastige Kamervragen afmaken als zijn voorganger?
Vóór zijn zwakke optreden in het Kamerdebat over de aanslagen in Brussel komt Van der Steur als minister een paar keer behoorlijk in het nauw. Dieptepunt in zijn ministerscarrière is het debat over patholoog-anatoom Maat, die tijdens een lezing foto’s toonde van slachtoffers van de ramp met de MH17. Volgens Van der Steur zijn de personele maatregelen die hij trof jegens Maat terecht. Nadat Maat de inhoud van een politierapport onthult, blijkt het tegendeel. De onderzoekers pleiten Maat grotendeels vrij; Van der Steur heeft zich vergaloppeerd.
Rookmachine
De Kamer begint een patroon te zien: voor alles wat misgaat, heeft Van der Steur een verklaring, maar over de precieze feiten en over zijn eigen rol blijft hij vaag. Het ene moment is Maat definitief uit het MH17-onderzoeksteam gezet, een paar weken later betreft het opeens een tijdelijke op non-actiefstelling. Eerst is dat een besluit van de minister zelf; later van de korpschef van de nationale politie, genomen met Van der Steurs instemming. Het politiek beladen oordeel is geboren: als Van der Steur in moeilijkheden komt, speelt hij „woordspelletjes.” Net als Opstelten zet hij in zo’n geval de rookmachine aan.
Wie krijgt de VVD voor de verkiezingen van 2017 op de kaart als dé partij van veiligheid, terrorisme- en criminaliteitsbestrijding? Voor de VVD-top was dat in 2012 de vraag. Opstelten kreeg na de formatie van Rutte II het voordeel van de twijfel, maar vertrok via de zijdeur. Eenzelfde scenario dreigt nu voor Van der Steur.