Christenen klagen soms te veel
Christenen klagen te veel. Dat is de uitkomst van een Amerikaans onderzoek dat deze week werd gepubliceerd. Onzin? Of zit daar een kern van waarheid in? Misschien toch wel. Klagen kan soms gewoonte worden.
De bekende Engelse dichter William Shakespeare heeft ooit gezegd: „Voor sommige mensen dient het klagen tot hun vertroosting.” Klagen lijkt dus een functie te hebben. Het zijn vooral de stutten van het verdriet, zo merkten de Grieken al op. Maar de dichter Vondel waarschuwde tegelijk dat wie klaagt niemands vriend is.
Of mensen nu een optimistisch of een pessimistisch karakter hebben, niemand van hen ontkomt er van tijd tot tijd aan te klagen. Niet voor niets constateert Mozes in Psalm 90 dat het uitnemendste van ons leven moeite en verdriet is. Tranen, zuchten en kermen stempelen ons bestaan. Klagen is dus iets wat bij het leven hoort. Dat is geen fatalisme. Het is de harde werkelijkheid die men reëel onder ogen moet zien.
Er is dus soms of vaak reden tot klagen. Er zijn nogal wat mensen die daar van harte mee instemmen. Hun levensomstandigheden, hun inkomenspositie, hun gezondheid, hun gezinsomstandigheden, hun carrière, geven hun hoofdbrekens. Daar maken zij zich zorgen om. Anderen zijn bezorgd over de toestand in de wereld. De opmars van de islam, de dreiging van IS-terreur of de neergang van de economie maakt hen angstig. Dat houdt hen uit de slaap.
Christenen zijn daar zeker geen uitzondering op. Integendeel, de nood der tijden drukt vaak zwaar op hen. Daarnaast worstelen ze vaak met vragen over hun persoonlijk leven. En niet zonder reden. Sterker, het is aangrijpend en uiterst zorgwekkend als de grote levensvraag hoe men met God verzoend wordt mensen níét bezighoudt. Daarbij is wel opvallend dat deze vraag reformatorische christenen doorgaans meer terneerdrukt dan evangelische. Mensen in vrije groepen hebben vaak een blijmoediger geloofsleven. Is dat alleen oppervlakkigheid? Dat komt voor.
Ideaal
Maar daarmee is niet alles gezegd. Want de vraag blijft waarom uit het Amerikaanse onderzoek komt dat ”men” vindt dat christenen te veel klagen. Directe aanleiding is de discussie in de VS over de godsdienstvrijheid. Christenen daar vinden dat deze wordt ingeperkt. Niet-christenen ontkennen dat in het algemeen niet, maar zeggen wel dat de gelovigen niet moeten piepen. „Christenen hebben vele jaren een bevoorrechte positie gehad. Nu wordt hun positie genormaliseerd en krijgen ze dezelfde rechten als andere gelovigen. Er is niets aan de hand. Ze hebben nog altijd alle ruimte om hun geloof te belijden, maar hun dominante positie is voorbij. Die klaagzangen zijn overdreven”, aldus de schrijver van een ingezonden brief in The Washington Post.
Het is te gemakkelijk om deze brief met een streek van tafel te vegen. Hier wordt een punt aangeroerd waar christenen –ook in Nederland– over moeten nadenken. Wordt er inderdaad door christenen te veel vanuit een bevoorrechte positie geredeneerd? Dat zou best eens zo kunnen zijn.
Natuurlijk kan ieder die uitgaat van een theocratisch ideaal onmiddellijk roepen dat kerken en christenen recht hebben op een wettelijk verankerde positie waardoor het christelijk geloof op alle terreinen van het leven de volle ruimte krijgt. Inderdaad is op grond van de Bijbel en de gereformeerde belijdenis de overheid geroepen die ruimte te creëren. Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt het onomwonden: overheden hebben de taak om „niet alleen acht te nemen en te waken over de politie, maar ook de hand te houden aan de heilige kerkendienst.”
De overheid heeft dus de plicht ervoor te zorgen dat de christelijke religie ongestoord kan doorgaan. Maar het manen van de overheid tot het uitvoeren van deze plicht is nog iets anders dan als christenen het recht op te eisen alle ruimte te krijgen. Het is waar dat er op basis van de Grondwet aanspraak kan worden gemaakt op bepaalde vrijheden. Niets mis mee als dit gebeurt. Maar tegelijk is waar dat de Bijbel de gelovigen voorhoudt dat ze moeten rekenen met verdrukking en vervolging en dat hun basishouding moet zijn deze aardse ongemakken met lijdzaamheid te dragen.
Leerzaam
Leerzaam is in dit verband het optreden van de profeten in het Oude Testament. Steeds weer roepen ze overheden ertoe op terug te keren tot Gods geboden. Maar je leest nergens dat ze op rechthebbende toon verbetering van hun eigen situatie eisen. Vrijheid is een voorrecht, een bijzondere zegen. Moeiten en verdrukking zijn juist hetgeen waar de Heere Jezus Zijn kerk op heeft voorbereid. Geldt ook in dit opzicht niet dat Gods kerk door veel verdrukking moet ingaan?
Wie zich dat realiseert, zal terughoudend zijn met het klagen. Niet om zich slaafs te onderwerpen aan de grillen en grollen van de seculiere beweging die steeds meer invloed krijgt. Daartegen mag protest worden aangetekend. Maar hier geldt wel dat het de toon is die de muziek maakt. Wanneer de protesten feitelijk eisen van rechthebbende christenen zijn, roepen ze alleen maar weerstand op. Wie steeds maar op klagerige toon –ook in de media– laat horen dat het er voor hen steeds slechter op wordt, werkt het beeld in de hand dat christenen verongelijkte en verwende kinderen zijn.
Daarmee blijft overeind dat er veel is dat verdrietig stemt, dat reden geeft tot klagen. Er is sprake van secularisatie, van dreiging, van verwarring, van verkilling in menselijke relaties en van nog veel meer. Zeker christenen zullen hierover bezorgd zijn. De zorgen over de toestand in de wereld zijn ook niet de enige. Want wie in kerken rondkijkt, ziet ook daar veel reden tot zorg en klagen. Daar is afval, verdeeldheid, lauwheid enzovoort.
Koopman
Toch is de vraag of het verstandig is vooral te klagen over de omstandigheden. Helpt het werkelijk om luid de klaagzangen aan te heffen? Soms lijkt het alsof christenen niet veel verder komen dan dag in dag uit te klagen. Dat gebeurt soms ook op kansels. Dan wordt het grootste deel van de dienst gevuld met te vertellen hoe erg het vandaag de dag wel is. Dan houdt de prediker een lange, aanhoudende klacht over alle vormen van schijnvroomheid die er vandaag de dag zijn.
Het kan nodig zijn dat er boetepreken worden gehouden. In het Oude Testament staan daar voorbeelden van. Het is ook zeker waar dat de predikant geroepen is het „kostelijke van het snode te onderscheiden.” Maar boetepreken zonder perspectief zijn arm. En het mag niet zo zijn dat het (bijna) alleen maar gaat over datgene wat het dienen van de Heere niet is; er zal ook zeker verteld moeten worden wat het wel is. Wanneer een koopman in voedsel vertelt welke smaak zijn product niet heeft en er niet of nauwelijks aan toekomt om te zeggen hoe lekker zijn product wel is, zullen de verkoopresultaten laag zijn. Geldt die basale wijsheid ook niet voor de markt van vrije genade?
Klagen mag. Maar er zijn grenzen aan. Klagen over omstandigheden wordt nota bene in de Klaagliederen van Jeremia teruggebracht tot de kern. Juist in dat boek, dat helemaal gaat over de zorgvolle tijdsomstandigheden, staat het bekende vers: „Wat klaagt dan een levend mens? Een ieder klage vanwege zijn zonden.” Niet de omringende factoren, maar de eigen schuld is allereerst en vooral reden om te klagen.
Rots
Waar en hoe moet dat dan gebeuren? In ieder geval niet op een manier dat mensen zien hoe degelijk men wel is. De Heere Jezus waarschuwt in de Bergrede voor het vasten om gezien te worden van de mensen. Wie wil vasten, doe dat in zijn binnenkamer. Maar zodra men zich in het openbaar vertoont, moet men zijn aangezicht wassen. Zou hier geen parallel liggen?
Een christen weet van klagen. Maar dat is vooral een zaak die in het verborgen dient te geschieden. In het openbaar is het juist zijn taak goed van de Heere te spreken; iets te laten zien van de hoop die Gods Kerk op de been houdt, zeker na Pasen. Dan mag een gelovige spreken over de verwachting en de vastheid die er is bij de Koning van de Kerk Die de teugels van deze wereldregering in handen heeft en Zijn plan uitvoert. Die een toekomst heeft bereid voor Zijn Kerk.
Dat geeft rust. Daarom kon SGP-voorman Van der Staaij deze week zeggen dat de terreuraanslagen stuiptrekkingen van de Boze zijn. Christenen die bij de Rots der eeuwen hun vastheid hebben gevonden, claimen geen recht. Dat hoeft ook niet. Want ze zijn veilig en ze weten dat het de goede kant op gaat.