Prof. Murre: Studie christendom Midden-Oosten vraagt eigen aanpak
AMSTERDAM. De bestudering van het christendom in het Midden-Oosten vraagt om een eigen aanpak, omdat de positie en onstaansgeschiedenis van het christendom in die regio een heel andere is dan die van het christendom in Afrika en Azië.
Dat zei Leidse prof. dr. H. L. Murre-van den Berg gistermiddag tijdens het symposium ”De einden der aarde: religiegeschiedenis op mondiaal niveau”. De bijeenkomst aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam was georganiseerd ter gelegenheid van de officiële presentatie van de leerstoel religiegeschiedenis. Na het symposium sprak prof. dr. F. A. van Lieburg zijn oratie uit, waarmee hij de leerstoel officieel aanvaardde.
Het christendom in het Midden-Oosten heeft een heel andere geschiedenis dan die elders op de wereld, omdat het christendom er altijd is geweest, terwijl in Afrika en Azië het christendom pas veel later kwam en zijn wortels in het westerse christendom van Europa en Noord-Amerika heeft, stelde prof. Murre. „In het verleden is het christendom in het Midden-Oosten vooral bestudeerd als het begin van het westerse christendom. Daarna zou er niet zoveel meer gebeurd zijn”, stelde de hoogleraar geschiedenis van het wereldchristendom.
Zendingsgeld
In het verleden was er veel meer aandacht voor het christendom in het Midden-Oosten dan nu, stelde Murre. „In de negentiende eeuw ging ongeveer de helft van het geld van een organisatie voor protestants missiewerk naar het Midden-Oosten en de andere helft naar de rest van de wereld.”
Murre noemde het interessant dat er nu een generatie onderzoekers met een oorsprong in het Midden-Oosten onderzoek doet naar religie in die regio.
In de hedendaagse beschrijving van de wereldgeschiedenis –”global history”– is ten onrechte weinig aandacht voor religie, stelde Murre. Om dat recht te trekken zou er meer samenwerking moeten zijn tussen wetenschappers uit verschillende (religieuze) tradities.
Aan de randen, waar christelijke groepen en tradities elkaar ontmoeten, gebeuren nu de interessantste dingen, aldus Murre. „In een globale wereld zijn er voortdurend contacten. Er is nu geen vorm van het christendom die zich in het isolement ontwikkelt. Daar moeten we meer aandacht voor hebben. Er ontstaan allerlei mengvormen van het christendom, bijvoorbeeld door huwelijken.”
Tijdens het symposium sprak ook prof. dr. K. Goudriaan, emeritus hoogleraar geschiedenis van de middeleeuwen. Van Lieburg wordt gezien als zijn opvolger, al is de leerstoel nu anders ingevuld.
Zestiende-eeuwse kunstenaars uit de Nederlanden en India gebruikten in hun werk dezelfde metaforen of beeldspraak, liet prof. dr. J. Gommans, hoogleraar koloniale en globale geschiedenis in Leiden, zien aan de hand van een schilderij van de zeventiende-eeuwse Amsterdamse schilder Willem Schellings.
Calvijnherdenking
De oratie van prof. Van Lieburg na het symposium had als thema ”De eeuwen der eeuwen: religiegeschiedenis op lange termijn”. Religiegeschiedenis is actueler dan ooit, zei Van Lieburg, wijzend op de beperkte kennis bij het algemene publiek over het onderwerp en de vele actuele vragen rond religie. „De mensheid kan niet zonder, de universiteit evenmin.”
Van Lieburg toonde aan het einde van zijn oratie beelden van de Calvijnherdenking in 1959 aan de VU, die werd afgesloten door de toenmalige rector, de theoloog G. C. Berkouwer. Daarna speelde universiteitsorganist Henk Verhoef op het orgel in de aula een stuk van de Franse kerkmusicus Jehan Titelouze (1563-1633).