Reizende bisschop in dienst van de Koning
„Ik ben geboren in Oud-Engeland bij de Hamsteadbrug in Handsworth, ongeveer 4 mijl van Birmingham…” Zo onderbreekt de Britse prediker Francis Asbury (1745-1816) zijn dagboekstukjes in 1792.
Hij verhaalt dan hoe hij daar opgroeide en dat een ontmoeting met een blinde man voor hem van levensbelang was. Door diens spreken en gebeden werd hij diep in het hart geraakt. Hij was op dat moment nog geen veertien jaar oud.
Honger naar het Evangelie drong hem om overal preken te gaan beluisteren. Hij las ook preken van George Whitefield en John Cennick. Tijdens een samenkomst van methodisten zag hij hoe mannen en vrouwen neerknielden en liederen zongen. De Heere werkte door in zijn jonge leven en enige tijd later mocht hij geloven dat zijn zonden vergeven waren. Maanden achtereen verblijdde hij zich ongestoord in zijn Zaligmaker en verheugde hij zich „in de zuivere en volmaakte liefde van God.” Hij was 21 of 22 jaar oud toen hij zich geheel aan God overgaf en zich geroepen wist om een visser van mensen te worden. Dat duurde tot aan de dag van zijn dood, op 31 maart 1816. Zijn werkterrein zou Amerika worden.
Brieven
Er is wel geprobeerd om Asbury’s werkveld in aantallen uit te drukken: hij heeft 16.000 preken gehouden, 4000 methodistenpredikers in het ambt bevestigd en meer dan 400.000 kilometer met paard of rijtuig afgelegd. Jarenlang hield hij een dagboek bij, dat na zijn dood in druk verscheen. Hierop volgde de uitgave van een verzameling brieven. Daaruit blijkt hoe Asbury na zijn bekering bewogen was met het zielenheil van zijn familie en van bekenden. Zo schreef hij aan een vriend: „Vriend Thomas Smith, waar ben je? Nog buiten Christus? Werp jezelf voor Hem neer, schud je uit het stof, sta op en vlucht tot Jezus, de Vrijstad. Haast je, mijn lieve vriend, haast je, de bloedwreker zit je op de hielen. O, roep ernstig en dringend: „Jezus, Gij Zone Davids, ontferm U mijner.”” Hij wees hem direct op de gekruisigde Zaligmaker. Zo was ook zijn prediking: direct, confronterend en appellerend.
Er zijn helaas geen preken van Asbury bewaard gebleven. De New Yorkse predikant dr. E. S. Tipple, die zijn dagboek bestudeerde, merkt op dat Asbury’s tekstkeus selectief was. Hij besteedde weinig tijd aan de voorbereiding van zijn preken en koos vaak teksten die op dat moment in zijn gedachten opkwamen. Zijn favoriete tekst was 1 Timotheüs 1:15, waarover hij altijd met Kerst preekte. Soms geven zijn dagboeknotities de vorm en de inhoud van de preken weer. In een preek over Johannes 3:16 behandelde hij bijvoorbeeld vier punten: de natuur van de mens, de natuur van God, de natuur van het geloof en de consequenties van het geloven. Uit andere bronnen blijkt dat hij ook allegorische voorbeelden gebruikte.
Grote opdracht
Als rondreizend predikant in de omgeving van zijn ouderlijk huis werd hij geestelijk gevormd en tegelijk voorbereid op zijn definitieve bestemming in de Amerikaanse koloniën. De predikant John Wesley rustte hem toe voor een immense taak: leidinggeven aan de verbreiding van het methodisme in de Nieuwe Wereld. Het methodisme was een piëtistische stroming die in 1738 begon in de Kerk van Engeland, de Anglicaanse Kerk. Wesley geldt als een van de grondleggers.
Asbury voelde zich onbekwaam om uitgezonden te worden, maar kon niet weigeren. Nog geen dertig jaar was hij toen vanuit Bristol de lange reis aanving. Na drie dagen varen voelde hij zich vreselijk ellendig vanwege de zeeziekte. Vanaf dat moment begon hij, in navolging van Wesley, een dagboek bij te houden. Op 12 september 1771 noteerde hij: „Waar ga ik naartoe? Naar de nieuwe wereld. Om wat te doen? Eer te behalen? Nee, want ik ken mijn eigen hart. Om geld te vergaren? Nee, ik ga om voor God te leven en anderen ertoe te bewegen om dat ook te doen…”
Asbury kwam in Amerika niet in een gespreid bed. Hij zou vanaf zijn aankomst geen vaste woonplaats meer hebben. Zijn taak was om als rondreizend predikant op te treden, predikanten toe te rusten en regionale samenkomsten te leiden. Onder zijn leiding als eerste bisschop van de methodistische gemeenschap in Noord-Amerika groeide het aantal methodisten van 400 naar bijna 200.000. Ook hadden er tijdens zijn bediening grote opwekkingen plaats, niet alleen onder de methodisten maar ook daarbuiten. De expansie van de Amerikaanse pioniers naar het westen vergrootte Asbury’s arbeidsveld. Zo deed hij ook veel werk in Kentucky, bekend van de tentsamenkomsten.
Slavernij
Vooral in het zuiden had Asbury te maken met weerstand tegen zijn veroordeling van de slavernij. Hij vond het een zegen als hij met blanken en zwarten aan de tafel des Heeren mocht aanzitten. De tuchtmaatregelen die Asbury instelde tegen leden die negerslaven hielden, stuitten op verzet. Toch kon dit niet verhinderden dat er in de jaren tachtig van de achttiende eeuw, vooral in het zuiden, waar de tegenstand het grootst was, grote geestelijke oplevingen plaatshadden.
Deze periode volgde op de oorlog van de kolonie met het Britse moederland, die uitliep in de onafhankelijkheidsverklaring van de Amerikaanse staten in 1776. Het was in de Amerikaanse cultuur ondenkbaar dat Asbury zich afzijdig zou houden van politieke ontwikkelingen. Asbury stond merkwaardig genoeg positief tegenover de omwenteling die leidde tot de onafhankelijkheid van Amerika, en dat gold ook voor de Franse Revolutie in 1789.
In 1784 wijdde John Wesley Thomas Coke tot superintendent (de protestantse evenknie van de bisschop) over de Amerikaanse Methodistenkerk. In hetzelfde jaar legde Coke Asbury te handen op; hij werd cosuperintendent en niet al te lang daarna zelf bisschop. De affiniteit van de Wesleys met de anglicaanse kerkvorm kreeg in Amerika gestalte in de vorm van de Episcopale Methodistenkerk van Amerika. Asbury werd de eerste bisschop van deze kerk.
Te paard
In kleding en leefwijze was Asbury de eenvoud zelf. Hij wilde niet meedoen aan de nieuwe mode van de lange pantalons, maar bleef tot aan het einde van zijn leven getooid met kniegespen en beenkappen. Het liefst bewoog hij zich te paard voort. En als hij over een rijtuig beschikte, moest de aankleding daarvan sober zijn. Zijn vroomheid was diep en zijn bewogenheid met mensenzielen groot. Wat dat betreft paste hij geheel in de traditie van de methodisten van de eerste generaties. Hij was een voorbeeld in het volgen van zijn Zaligmaker. Diens liefde beheerste zijn hart en leven. Deze onbaatzuchtige liefde was het geheim van zijn leven en werk. „Ik wil niets anders zoeken dan de eer van God en ik wil nergens anders voor vrezen dan voor Zijn ongenoegen”, zo schreef hij.
”Bisschop Asbury” dwong bij vriend en vijand respect af. Hij was ongetrouwd en had waarschijnlijk ook geen behoefte aan een levensgezellin. Zo kon hij zich geheel opofferen aan de taak waartoe de Heere hem had geroepen. Op zondag 31 maart 1816 kwam hieraan een einde, nadat hij in Richmond in Virginia zijn laatste preek had gehouden.
Asbury werd drie keer begraven. De eerste keer op een afgelegen plaats bij een blokhut langs de weg die hij voor de laatste maal bereed toen hij op weg was naar de General Conference in Baltimore. Deze conferentie bepaalde na zijn overlijden dat zijn lichaam zou worden overgebracht naar Baltimore. Een lange stoet volgde de baar in die stad naar de grafkelder in een kerk. De begrafenisplechtigheid werd afgesloten met een rouwpreek.
In 1854 werd het lichaam van Asbury overgebracht naar zijn laatste rustplaats, op de Mount Olivet Begraafplaats in Baltimore, waar hij bij drie andere bisschoppen van de Methodistenkerk werd begraven. De Senaat en het Huis van Afgevaardigden besloten in 1924 in een gezamenlijke zitting tot de oprichting van een gedachtenismonument in Washington. Daarop is Asbury zittend op zijn paard afgebeeld. Zo herdenkt Amerika de bisschop die vele duizenden kilometers aflegde in dienst van zijn Koning.
Korte preekschets van Asbury
„Wij dan, wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof.”
”De Heere”, dat is de Zoon van God, in al Zijn deugden en volmaaktheden, Zijn ambten en natuur, Zijn volmaakte Godheid in de hemel en Zijn mensheid op aarde, de Schepper en Verlosser van de mensheid. En als hun Rechter, Die Zijn rechtvaardigheid vertoont in de eeuwige straf van de kwade engelen en mensen. ”Schrik des Heeren”, in de dood, de wederopstanding en het algemene oordeel. ”Schrik”, in de gedachtenis van wat de zondaar heeft gedaan door God te beledigen, de Heilige Geest te bedroeven, in wat hij heeft gedaan om de godsdienst, de dienaren van het Evangelie en de onschuldige volgelingen van de Heere Jezus te verachten. ”Schrik”, in de beschouwing van de zekerheid van de eeuwige straf. ”Bewegen de mensen tot het geloof”, door alles wat in de godsdienst begeerlijk is en alles waarin de ware vromen zich mogen verheugen, door de heerlijkheid van de hemel en de verschrikkingen van het onontkoombare verderf voor te stellen.
Dagboekfragment: Getroffen door ziekte
„Van 23 januari tot 1 februari 1775 was mijn aandoening zo ernstig dat ik niet kon schrijven. Er waren enkele kleine zweren in mijn keel en de pijn hiervan was zo hevig dat ik twee weken lang niet kon slapen. Mijn vrienden waren erg vriendelijk. Zij verwachtten dat ik zou sterven en waren hierover bedroefd. Maar op 29 januari kreeg ik verlichting door wit poeder in te nemen. Ik was wel in grote nood, maar na enkele zware conflicten met de machten van de duisternis mocht ik mij kalm onderwerpen aan de wil van een wijze en genadige God. O Heere, hoe wonderlijk zijn Uw werken! Het is mijn verlangen om de oorzaak van deze beproeving te mogen weten, opdat deze, als ik dit zou mogen meemaken, van mij zou worden weggenomen. Moet ik mijzelf niet meer leren kennen en in het stof worden neergebogen? Is het niet vanwege mijn ontrouw dat dit mij overkomt? Maar wat dit ook zijn moge, ik hoop ootmoedig dat al deze smarten mogen medewerken ten goede. Gedurende deze beproeving werd ik gewaar dat mijn geest was gebroken en dat ik ertoe gebracht werd om van harte mij met verheuging aan de wil van God te onderwerpen. Hierop kwam er een einde aan de smarten en begon mijn genezing, hoewel satan nog erg in de weer was en mij, evenals de vrouw van Job, voorstelde om God te vloeken en te sterven. Maar door genade ben ik meer dan overwinnaar en mag ik God te eer geven.”