Kerk & religie

Ds. A. Brons in Israël: Mijn werk bestaat vooral uit stenen rapen

„Wil je zaaien in Israël, dan moet je eerst stenen rapen”, hoorde ds. A. Brons (58) een verre voorganger van hem eens zeggen. Nu hij zelf in Israël werkt, kan hij die uitspraak beamen. Als Israëlconsulent raapt hij stenen. Van onkunde, van onwetendheid, maar ook van pijn en wantrouwen bij Joden tegenover christenen. Dat betekent luisteren, zwijgen, dienen en –voorzichtig– getuigen.

Janita van Hoeven-ten Voorde

24 March 2016 15:14Gewijzigd op 16 November 2020 02:24
Ds. A. Brons werkt als Israelconsulent voor het Centrum voor Israëlstudies in Jeruzalem. beeld RD, Anton Dommerholt
Ds. A. Brons werkt als Israelconsulent voor het Centrum voor Israëlstudies in Jeruzalem. beeld RD, Anton Dommerholt

Dinsdag 13 oktober 2015. Vergeten doen ds. Brons en zijn vrouw Tineke die dag niet snel. Tineke Brons is thuis in hun appartement in Jeruzalem als ze het geluid van sirenes hoort. Meer dan zeventig, telt ze. Het blijkt om een terreuraanslag te gaan bij hen om de hoek.

Twee Arabieren van begin de twintig overvielen stadsbus lijn 78. De een schoot op passagiers, de ander stak op hen in. Drie mensen kwamen om. „Lijn 78 nemen wij ook regelmatig. Ik had me nooit echt onveilig gevoeld in Israël, maar nu kwam het geweld heel dichtbij.”

Haar man was die dag met een groep Nederlandse studenten in Noord-Jeruzalem. Daar vond ook een aanslag plaats. Een terrorist reed opzettelijk in op een groep wachtenden bij een bushalte. „In het Yad Vashemmuseum over de Holocaust hoorde ik van beide aanslagen. Het geweld en de haat tegen Israël gaan maar door. Daar kan ik intens verdrietig van worden.”

Het echtpaar verblijft momenteel drie weken in het rustige Voorthuizen. Op een bungalowpark met knusse witte chalets en aangeharkte tuintjes. Tineke Brons: „Zo netjes als alles hier is. Daar moet ik echt weer even aan wennen.”

De agenda zit vol met afspraken, lezingen en familiebezoek. Ds. Brons gaat diverse kerken langs om te vertellen over zijn werk als consulent voor het Centrum voor Israëlstudies (CIS). Tijdens deze tournee staat het thema ”Hoe kijken Joden tegen christenen aan?” centraal.

Hebt u veel contact met Joden?

„Ik bezoek veel bijeenkomsten van diverse organisaties die zich inzetten voor de dialoog tussen Joden en christenen. De Regenbooggroep, die bestaat uit veertig leden, is daarvan voor mij de grootste en belangrijkste. Er is maandelijks een vergadering rond een thema. Als protestant ben ik op deze bijeenkomsten in de minderheid. Niettemin probeer ik mijn bijdrage te leveren aan de gesprekken.

Verder heb ik contacten met het Schlechterinstituut in Jeruzalem, een rabbijnenopleiding voor conservatief-liberale Joden. Ik volg er regelmatig een cursus, om meer te leren over hoe Joden met de Bijbel omgaan.

Momenteel krijg ik les over de psalmen. Een tijdje geleden ging het over Abraham. Eén college was gewijd aan hoe hij in het Nieuwe Testament voorkwam. Dat was heel bijzonder.

En natuurlijk heb ik ook diverse persoonlijke contacten als ik de synagoge bezoek op vrijdagavond, zaterdagochtend of tijdens de feesten.”

Hoe ervaart u deze contacten?

„Op de bijeenkomsten van dialoog­organisaties ervaar ik respect. De contacten zijn hartelijk. Deze mensen hebben de wil om in alle openheid met christenen het gesprek aan te gaan. Die bereidheid bestaat er ook bij het Schlechterinstituut. Theologen die deelnamen aan een studiereis van het CIS hadden daar met rabbi’s en studenten gesprekken over de vraag hoe wij God kunnen ontmoeten nu de tempel er niet meer is. Een verslag van die ontmoetingen heeft het CIS gepubliceerd in een boek.”

Hoe kijken Joden tegen christenen aan?

„Het beeld dat de doorsnee-Jood van christenen heeft, is negatief. Bij christenen denken ze aan kruistochten, pogroms, gedwongen bekeringen en de Holocaust. Velen weten niet dat Jezus een Jood was.

Een Jood die ik ontmoette op een bijeenkomst noemde christenen afgodendienaars, omdat zij geloven dat Jezus God is. In een Joods blad dat ik kreeg uitgedeeld in een orthodoxe synogoge, werd gesteld dat Joden geen kerk binnen mochten gaan.

Het gebeurt soms dat Joden op de grond spugen voor christelijke geestelijken. In Jeruzalem worden regelmatig kerken beklad. Vorig jaar is er zelfs brand gesticht door extremistische Joden in de Broodvermenigvuldigingskerk in Tabgha, in het noorden van Israël. Bedenk wel: het gaat hier om een heel kleine groep Joden die deze misdrijven begaat. Verreweg de meesten keuren dergelijke incidenten sterk af.”

Wat merkt u persoonlijk van deze vijandigheid?

„Weinig. De Joden die deelnemen aan bijeenkomsten van dialoogorganisaties zijn degenen die zich open opstellen jegens christenen. Zij hebben veelal geen bezwaar tegen het bezoeken van een kerk en voelen zich op een bepaalde manier verwant met ons. Helaas gaat het maar om een kleine groep en zijn het vaak dezelfden die ik tegenkom.”

Hebt u ook contact met ultra-orthodoxe Joden?

„Niet veel. Zij maken 10 procent van de bevolking uit en zijn een gesloten groep. Het is moeilijk om contact met hen te leggen, omdat de meesten christenen als een gevaar zien.

Ik heb een paar kennissen onder hen, onder wie iemand die op de bewuste 13 oktober voor onze groep studenten een inleiding hield over de manier waarop orthodoxe Joden de Tenach lezen. Dat was uitzonderlijk.”

Hoe stelt u zichzelf op in de dialoog met Joden?

„Als Nederlandse Holocaustslachtoffers over hun ervaringen vertellen, gaat bij mij de hand op de mond. Ik zwijg en luister naar hun verhalen van pijn en wantrouwen. Pijn over de houding van veel Nederlanders in de Tweede Wereldoorlog. Die zagen wat er met de Joden gebeurde, maar niets deden. Pijn omdat vanuit Nederland het hoogste percentage Joden is weggevoerd.

Ook bespeur ik soms angst bij Joden. Angst dat christenen hen willen bekeren. Het is hun niet gelukt om ons weg te vagen, nu zullen ze op een andere manier hun doel willen bereiken, redeneren ze dan. Openlijk evangeliseren ligt daarom heel gevoelig in Israël. Niet dat ik geen preek over Jezus zou mogen houden op een zeepkistje in Jeruzalem, maar zodra het over Jezus gaat is er argwaan. Ik zou het tegendeel bereiken.”

In hoeverre deelt u met hen het Evangelie?

„Het gesprek met Israël is tweerichtingsverkeer. Dat is er als we bijvoorbeeld met een klein groepje Joden en christenen het Evangelie naar Mattheüs bestuderen. In die context kunnen wij als christenen vertellen hoe wij het Evangelie lezen en wat dit voor ons betekent. We leren ook van Joodse gezichtspunten en vragen. Verrassend was bijvoorbeeld ons gesprek over het geslachtsregister van de Heere Jezus. Als christenen wijzen we al gauw op hoeveel er mis was bij Thamar, Rachab, Ruth en Bathséba. Joden zien deze vrouwen juist als geloofshelden.

Het vrijwilligerswerk dat christenen uit alle delen van de wereld in Israël doen, is een belangrijk getuigenis. Het raakt Joden dat er mensen zijn die liefde voor hen en voor het land Israël koesteren.”

Welke vrucht ziet u op uw werk?

„„Wil je zaaien in Israël, dan moet je eerst stenen rapen”, zei een verre voorganger van mij ooit. En dat is waar. Sommige stenen laten zich moeilijk weghalen, zoals een stuk christelijke schuld uit het verleden. Ik probeer te laten zien dat er ook christenen waren die anders deden. Dat niet iedereen wegkeek in de Tweede Wereld­oorlog.

Onwetendheid en vooroordelen zijn andere struikelblokken die ik uit de weg moet ruimen. Toen ik een auto had gekocht, had de verkoper een verkoopovereenkomst in het Hebreeuws opgesteld. Hij was verbaasd dat ik die kon lezen. Ik vertelde hem dat ik tijdens mijn studie theologie Hebreeuws had geleerd, omdat de Bijbel in die taal is geschreven. „Lezen jullie dezelfde Bijbel als wij?” was zijn reactie. „En kennen jullie dan ook Abraham, Jakob en David?” De verbazing was van zijn gezicht af te lezen. Hij vertelde het gelijk aan zijn collega. Die zei: „Dat wist ik wel. Mijn ouders hebben in België ondergedoken gezeten bij christenen.” Mooi is dat om zo iemand wijzer te kunnen maken.”

Hoe kijkt u aan tegen het Joods-Palestijnse conflict?

„Ik heb contact met diverse Palestijnse christenen. We delen hetzelfde geloof, ik luister naar hun verhaal, ook al ben ik het niet in alles met hen eens. Ik geloof dat Israël nog steeds Gods verbondsvolk is en een bijzondere positie inneemt.

Dat betekent niet dat ik alles goedkeur wat Israël doet. In een recent onderzoek gaf driekwart van de Joden aan dat zij een voorkeurs­behandeling zouden moeten krijgen boven Arabieren. Daar schrok ik van. Juist in een land dat de wetten van God kent, zou recht en gerechtigheid moeten heersen. Daar zou geen onderdrukking moeten voorkomen.”

Bij uw aanstelling constateerde u een zekere „Israëlmoeheid” binnen de kerken. Is die er nog steeds?

„In de kerk is meer aandacht gekomen voor de positie van de Palestijnen. Dit heeft dat ertoe geleid dat veel kerkgangers niet goed meer raad weten met de kwestie-Israël. Ze voelen zich noch pro-Israël, noch pro-Palestina, maar zitten er een beetje tussen in. Ze horen alles gelaten aan en voelen niet de behoefte om iets met het onderwerp te doen. Die houding baart me zorgen.”

Hoelang bent u nog van plan in Israël te blijven?

„In september 2017 loopt ons contract af. Het ziet ernaar uit dat we dan vertrekken. Dat besluit hangt echter af van veel factoren, zoals hoe het persoonlijk met ons gaat, de situatie in Israël en van het CIS. In de afgelopen vier jaar hebben we veel meegemaakt. Oorlog, luchtaanvallen, terroristische aanslagen. En dat doet je wat. Wonen in Israël is boeiend, maar soms ook vermoeiend.”

>>rd.nl/kerkbreed


Ds. A. Brons

Aart Brons (1957) werd als 18-jarige aangenomen door het curatorium van wat nu heet de Theologische Universiteit Apeldoorn. Na zijn studie theologie werd hij predikant in de gemeenten Vlissingen (1983), Zuidlaren in combinatie met Wildervank (1991) en Kampen (1997). In 2011 werd hij benoemd tot Israëlconsulent voor het Centrum voor Israëlstudies (CIS). Het CIS is een samenwerkings­verband tussen de Christelijke Hogeschool Ede (CHE), de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) en de Gereformeerde Zendingsbond (GZB). Hij heeft als taak het bevorderen van de ontmoeting tussen kerk en Israël. Ds. Brons was vele jaren lid van het deputaatschap Kerk en Israël en eindredacteur van het blad Vrede over Israël.
Hij en zijn vrouw hebben drie dochters en twee kleinkinderen.


„Kloof met Israël dieper dan overeenkomst”: Ds. A. Brons (CGK) namens CIS in Jeruzalem – interview (Reformatorisch Dagblad, 04-10-2012)

Ds. A. Brons uitgezonden naar Israël (De Wekker, 08-06-2012)

“In kerk is Israëlmoeheid zichtbaar” : Ds. Brons bemant per september luisterpost in Jeruzalem van Centrum voor Israëlstudies - interview (Reformatorisch Dagblad, 03-06-2011)

Centrum voor Israëlstudies benoemt ds. A. Brons (De Waarheidsvriend, 03-06-2011)

Meer over
Serie: Kerkbreed

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer