Plantaardig voedsel scoort nu hoger
AMSTERDAM. Meer nadruk op plantaardig voedsel. Dat is volgens dr. ir. Gerda Feunekes, directeur van het Voedingscentrum, het belangrijkste onderscheid tussen de nieuwe en de oude schijf van vijf.
Een geheugensteuntje voor wat gezonde voeding is, zo omschrijft het Voedingscentrum de dinsdag gepresenteerde nieuwe schijf van vijf.
Vergeleken met de vorige schijf ligt de nadruk meer op plantaardig voedsel. Bijvoorbeeld minder vaak (vette) vis: niet twee maar één keer per week. En minder vlees: maximaal 500 gram per week.
Ook de norm voor zuivelconsumptie is iets naar beneden bijgesteld. Daar staat de aanbeveling tegenover om meer groente (250 gram per dag), peulvruchten (één keer per week) en ongebrande noten (25 gram per dag) te eten.
De nieuwe schijf houdt volgens dr. ir. Astrid Postma-Smeets van het Voedingscentrum rekening met wat haalbaar is. Daarom is het visadvies naar beneden bijgesteld. De praktijk is dat veel mensen helemaal geen vis eten. „Als ze dat één keer per week gaan doen, levert dat gezondheidswinst op.”
De richtlijn voor het aantal boterhammen per dag is om dezelfde reden wat verlaagd. Postma: „Bij de vorige schijf kregen we daar veel commentaar op. Mensen vonden de aanbevolen hoeveelheid te hoog.” Het advies voor een volwassen vrouw is nu vier tot vijf volkoren of bruine boterhammen per dag.
Vleessoorten
Dat alle bewerkte vleessoorten en vleeswaren nu buiten de schijf vallen, is volgens Postma in lijn met de eind vorig jaar gepubliceerde Richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad.
„We geven hiermee een signaal af. Je mag best elke dag een boterham beleggen met rosbief of ham. Dat valt binnen de drie tot vijf keer dat je dagelijks iets extra’s kunt nemen. Maar het is niet verstandig om al je boterhammen met worst te beleggen.”
Prof. dr. Denise de Ridder, hoogleraar gezondheidspsychologie aan de Universiteit Utrecht, betwijfelt of de doelgroep die het meest gebaat is bij een gezondere eetstijl met de schijf bereikt wordt.
„Mensen die bewust met voeding bezig zijn, pikken de boodschap wel op. Maar de grootste groep consumenten heeft geen tijd of interesse om over het eetpatroon na te denken. Die kijkt niet op zo’n website.”
Om met name de lagere sociale klassen te bereiken is een extra stap nodig, denkt De Ridder. „Je moet concreet maken hoe mensen hun voedingskeuzes kunnen veranderen.” Ze noemt als voorbeeld de kookgroepen die functioneren in de Utrechtse wijk Overvecht. „Met zo’n groep kun je een vertaalslag maken van de schijf naar hun eigen situatie.”
Boodschappenlijstje
Ze noemt andere manieren om het voedingspatroon te veranderen. „Maak een boodschappenlijstje. Als je thuis nadenkt over wat je nodig hebt, is de kans dat je verleid wordt minder gezonde producten te kopen veel kleiner. Met je zelf een als-danafspraak maken, werkt vaak ook goed. Bijvoorbeeld: als ik zin krijg in chocola, pak ik een appel.”