Agrosector motor van economie Italië
ROME. De landbouw is de positieve uitschieter als het gaat over de voortdurend kwakkelende Italiaanse economie. Dankzij stijgende exporten in de agrosector neemt de werkgelegenheid toe. Boerenbedrijven staan echter onder druk.
De cijfers van de Italiaanse landbouw –boerenbedrijf en landbouwindustrie samen genomen– zijn op het eerste gezicht indrukwekkend. De werkgelegenheid in de agrosector nam vorig jaar toe met 2,2 procent. De regering heeft vorige maand een investeringsfonds van 160 miljoen euro gestart dat jonge ondernemers in de landbouw moet ondersteunen. Toch is maar 3,6 procent van de arbeidsbevolking in Italië werkzaam in de primaire sector. Volgens het Europese statistiekbureau Eurostat groeit het gemiddelde inkomen echter gestaag, sneller dan in de rest van de Europese Unie. In totaal zijn er 1,6 miljoen zelfstandigen werkzaam in de landbouw.
Vooral de Italiaanse landbouwindustrie, waarin primaire gewassen verwerkt worden tot producten, doet het goed. De agrosector als geheel mag dan 15 procent van het nationaal inkomen voor zijn rekening nemen, de veeteelt en de akkerbouw zijn er slechts voor 3,3 procent verantwoordelijk voor. Een indicatie dat de agrosector in de lift zit, is dat de toegevoegde waarde per hectare in Italië het dubbele is van het gemiddelde in de Europese Unie. Italië maakt de hoogste omzetten met vooral groenten, aardappels en fruit (17 miljard euro), vlees (10 miljard), melk (ruim 5 miljard), granen (5 miljard) en wijn (4,5 miljard).
De groei is terug te voeren op de export, die vorig jaar goed was voor 36,8 miljard euro. Dat is veel, maar altijd nog minder dan die van Nederland, dat voor de waarde van ruim 45 miljard euro de grens overstuurde. De belangrijkste afzetmarkten zijn Europa (met name Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk en Zwitserland) en de Verenigde Staten. De schaalvergroting neemt ook in Italië bescheiden toe. De gemiddelde areaalgrootte bedraagt 8,4 hectare, tegen 7,9 drie jaar geleden.
De zaken in de agrosector in het algemeen lopen goed, maar de teelt van primaire producten staat onder druk, zoals dat in de gehele Europese Unie het geval. „Er staat een enorme druk op de prijs van primaire producten”, zegt Lorenzo Bazzana, econoom bij Coldiretti, de belangrijkste vereniging van landbouwers in Italië. Sommige gewassen brengen bijna niets meer op. Vorig jaar gingen de (groothandels)prijzen van tomaten met 60 procent naar beneden, die van durumtarwe (gebruikt voor pasta) daalden met 30 procent, en de prijzen van sinaasappels namen met 21 procent af.
Ook de veeteelt zit in de hoek waar de klappen vallen. Een kilo varkensvlees levert iets minder dan 1,20 euro op. Ook de prijs van melk staat onder druk, hoewel de consumentenprijs voor een liter melk tamelijk hoog is (ten minste 1,50 euro). Over het feit dat Italiaanse boeren stelselmatig de melkquota (in het verleden) zouden overschrijden, kan Bazzana kort zijn. „Wij produceren maar net meer dan 50 procent van onze behoefte. De rest van de melk wordt geïmporteerd.” Intussen neemt het aantal melkkoeien de laatste jaren toe. In Italië grazen ruim 1,8 miljoen koeien, zo blijkt uit de laatste cijfers (2013) van het data-analysebureau voor Italiaanse melk- en kaasproducenten.
Handelsbalans
Nederland voert bijna 2,5 keer meer landbouwproducten uit naar Italië dan dat het uit dat land importeert. Dat blijkt uit de analyse van Coldiretti van de 23 belangrijkste landbouwsectoren. Nederland is sterk in vlees (645 miljoen euro), bloemen en planten (384 miljoen euro), vis (295 miljoen) en melkproducten (222 miljoen). De totale export bedraagt 3,1 miljard. Dat was trouwens twee jaar geleden nog 3,6 miljard. Italië, dat vorig jaar 1,3 miljard euro aan landbouwproducten naar Nederland verscheepte, exporteert vooral wijn en gedistilleerd (182 miljoen), groenten, fruit, noten of andere plantendelen (147 miljoen euro) en melkproducten (118 miljoen).