Onbegrensde mogelijkheden hebben óók hun grenzen
In de wereld van mijn zoon van vier zijn de mogelijkheden onbegrensd. Niet gehinderd door abstracties als tijd en ruimte heeft hij ongekende ambities. Om later haai te worden. Of Nijntje. En om bij het ontbijt vijf boterhammen te eten.
Iets soortgelijks zie je bij mensen die bezig zijn met nieuwe technologieën. Onbegrensd, exponentieel en disruptief. En dat zou dan ook voor de economie gelden. Maar daar zit nu net een grens.
Mensen geloven in de ”vierde industriële revolutie”. ‘Alles’ wordt daarin anders. En hoewel de komende jaren veranderingen fors kunnen doorzetten, is er in mijn ogen op dit moment geen sprake van een nieuwe industriële revolutie. Het is vooral voortbouwen op de ‘oude’ doorbraaktechnologie van de ict-revolutie.
De gedachte dat álles anders wordt, heeft vooral diep postgevat bij mensen die zich bezighouden met technologie. Ze benadrukken keer op keer dat de rekenkracht van computers ongeveer elke anderhalf à twee jaar verdubbelt, de zogenaamde wet van Moore.
Deze exponentiële groei zal een steeds groter effect hebben op de economie, is hun verwachting, ook als de rekenkracht in een minder hoog tempo groeit. Want het gaat niet alleen om de doorbraaktechnologie zelf, een groot deel van de productiviteitswinst wordt geboekt door het toepassen van technologie in de vorm van nieuwe processen en producten. Dat heeft tijd nodig om tot zichtbare resultaten te leiden.
Daarbij wordt veel verwacht van doorbraken in de ontwikkeling van zogenoemde smartmachines en robots. In het onderzoek naar kunstmatige intelligentie ligt de nadruk steeds meer op het leren herkennen van patronen in bergen gegevens. Dit wordt mogelijk gemaakt door de enorme stijging van de rekenkracht en de snelheid van computers, en opent de deur voor toepassingen waarbij machines ‘intelligente’ taken kunnen uitvoeren die nu alleen door mensen worden uitgevoerd. ”Singulariteit” in het jargon van de vierde industriële revolutie. Als we zover zijn, hoeven we niet meer te ploeteren voor één extra procentje economische groei, maar leven we in overvloed.
Wat dat dan betekent voor concepten als productiviteit en economische groei wordt er niet bij verteld. Wellicht is dat in de ogen van deze mensen niet meer interessant. Overvloed, weet je.
Maar zou dat zo zijn? Gaan we een nieuw productiviteitsmirakel tegemoet? En hoe verhoudt zich dat met de huidige lage groei en ontwikkeling van de productiviteit? De Amerikaanse econoom William Nordhaus heeft deze schijnbare tegenstelling getest. Wat als we singulariteit bereiken? Wat zou dat voor de economie betekenen? Zijn vrij ontnuchterende conclusie: we zijn nog lang niet in de buurt van singulariteit.
Een economie werkt niet op bits en bytes. Dit geldt zowel aan de aanbodkant als aan de vraagkant van de economie. Aan de vraag- of gebruikerskant: we moeten eten en drinken, we gebruiken allerhande spullen. Alleen als informatie (de bits en bytes) dit zou kunnen vervangen, en we dus van alleen ict zouden kunnen leven, dan kan de economie oneindig groeien. Als ict-diensten en normale spullen elkaar niet kunnen vervangen, kan een snelle stijging van de kunstmatige intelligentie zelfs irrelevant zijn voor de economie.
Want als we nu namelijk niet veel meer gaan consumeren aan informatie, dan zal de snelle productiviteitsstijging ertoe kunnen leiden dat de bijdrage in de totale groei van de economie juist kleiner wordt, in plaats van groter.
Aan de aanbodkant van de economie geldt iets soortgelijks. We produceren altijd met een combinatie van natuurlijke hulpbronnen, arbeid en kapitaal(goederen). In dit laatste komt ict tot uiting. Als het steeds aantrekkelijker wordt om ict-diensten te gebruiken, hebben we in ieder geval minder mensen nodig. Maar wat de verwisselingsmogelijkheden ook zijn, we zullen altijd een bepaalde verhouding van productiefactoren nodig hebben.
Kortom, ook onbegrensde mogelijkheden hebben hun grenzen. In ieder geval voor zover het de invloed op de economie betreft.
Mijn zoontje maakt zich daar niet zo druk om. Nijntje heeft inmiddels wel afgedaan. Robot worden lijkt hem nu wel wat.
De auteur is econoom bij Rabobank.