Kerk & religie

Dr. Loonstra: Psychotherapie is nooit waardevrij

Een depressieve, kerkelijk meelevende vrouw zoekt hulp in de ggz. Benadert een seculiere psychotherapeut haar anders dan zijn christelijke collega? Grote kans van wel, antwoordt dr. B. Loonstra. Hij ontwikkelde een model waarmee hulpverleners het christelijk geloof kunnen integreren in hun therapie.

Michiel Bakker

17 March 2016 10:35Gewijzigd op 28 February 2023 16:13
Dr. B. Loonstra: „Psychotherapie gaat er sterk van uit dat een mens zichzelf moet leren aanvaarden en ontwikkelen. Dat is inderdaad belangrijk, maar ik voeg er enkele dimensies aan toe.” beeld RD, Anton Dommerholt
Dr. B. Loonstra: „Psychotherapie gaat er sterk van uit dat een mens zichzelf moet leren aanvaarden en ontwikkelen. Dat is inderdaad belangrijk, maar ik voeg er enkele dimensies aan toe.” beeld RD, Anton Dommerholt

Psychologie heeft al jaren de interesse van dr. Loonstra, christelijk gereformeerd predikant in Gouda. In 2005 slaagde hij voor de opleiding psychologie aan de Open Universiteit. Drie jaar later werkte hij, naast zijn predikantschap, een halfjaar als cognitief gedragstherapeut voor de gereformeerde ggz-instelling Eleos.

„Ik deed dat met genoegen en leerde er veel van”, blikt ds. Loonstra in de pastorie in Gouda terug. Toch besloot hij dit werk als invaller niet voort te zetten. „Ik voel me meer pastor dan hulpverlener.” De relatie tussen levensbeschouwing en psychotherapie liet hem echter niet los. Morgen promoveert hij aan de Vrije Universiteit in Amsterdam op zijn dissertatie over dit thema.

Loonstra analyseert in zijn studie het debat over de verhouding tussen christelijk geloof en psychotherapie dat sinds begin jaren zeventig wordt gevoerd in twee vakbladen in de Verenigde Staten. „Die discussie speelt in ons land ook wel, bijvoorbeeld in het tijdschrift Psyche en Geloof, maar minder sterk dan in de VS. Godsdienst is verweven met de Amerikaanse identiteit en veel meer geïntegreerd in de samenleving dan bij ons. Amerikanen spreken vrijmoedig over hun geloof, terwijl wij meer de neiging hebben dat als een privézaak te beschouwen.”

Lange tijd was er in Amerika een hoofdstroom van christentherapeuten die zeiden niet genoeg te hebben aan de gangbare psychologie. „Zij wilden datgene wat de Bijbel over de mens zegt, daarin integreren. Ik ga daar niet in mee. De Bijbel biedt geen kant-en-klare informatie op het gebied van psychologie. Het gaat in de Bijbel om ontmoeting: God spreekt, Hij geeft beloften en vraagt om ons antwoord.”

Dr. Loonstra voelt zich meer thuis bij de visie die benadrukt dat de Bijbel mensen vormt. „Elke hulpverlener heeft een levensbeschouwing die doorwerkt in de manier waarop hij tegen psychotherapie aan kijkt, bijvoorbeeld als het gaat om de autonomie van de mens. Het is belangrijk dat je dit expliciet maakt, of je nu christen bent of seculier. Psychotherapie is nooit waardevrij.”

Als het gaat om het toepassen van „spirituele technieken”, zoals Bijbellezen en gebed, in een behandeling, is dr. Loonstra terughoudend. „Ik ben er niet op tegen dat je in een therapeutisch gesprek bidt, maar je moet oppassen dat een cliënt niet te veel afhankelijk wordt van de hulpverlener. Mijn vraag zou eerst zijn waarom de cliënt wil bidden, en waarvoor. Ik zou dan ook voorstellen dat ik de ene keer bid en dat hij het de volgende keer zelf doet.”

Ervoer u indertijd in uw werk als hulpverlener een spanning tussen de psychologische benadering en uw geloofsovertuiging?

„In mijn beleving botsten die twee niet. Het was voor mij meer een zoektocht om de goede houding als hulpverlener te vinden. Vaak dacht ik: Als ik nu als pastor tegenover de ander zat, zou ik het gesprek toespitsen op de vraag hoe hij zijn problemen beleeft in relatie tot God en de zaken uiteindelijk in gebed voor Hem neerleggen. In therapie kunnen geloofsvragen ook aan de orde komen, maar als hulpverlener moet je daarin voorzichtiger zijn. Je moet hulpverlening en pastoraat niet vermengen.”

Waarin verschilt de therapeutische aanpak van een christenhulpverlener concreet van die van zijn seculiere vakgenoot?

„In mijn dissertatie geef ik onder meer het voorbeeld van een 30-jarige christelijke vrouw die enig kind is. Haar vader is overleden, haar –veeleisende– moeder lijdt aan parkinson. De vrouw heeft een sterk verantwoordelijkheidsgevoel, maar ervaart een spanning tussen het helpen van haar moeder en haar verlangen om los te komen van thuis. Ze zou graag een eigen leven opbouwen, een man vinden en kinderen krijgen, maar komt daar niet aan toe.

Een seculiere therapeut focust doorgaans op haar individuele autonomie, waarbij ze zelf mag bepalen hoe ze haar leven inricht. Een christentherapeut weet dat ook andere waarden en normen een rol spelen, zonder meteen te zeggen: Eer uw vader en uw moeder. Dat is te kort door de bocht. Je leeft echter niet alleen voor jezelf, maar maakt deel uit van grote verbanden.

Een christelijke hulpverlener zal vragen welke waarden deze vrouw hoog wil houden, naast haar legitieme verlangen een eigen leven op te bouwen. Ze wil graag kinderen krijgen, maar heeft nog geen relatie. Door haar leeftijd ervaart ze een zekere druk. Wat betekent het voor haar dat ze, ondanks alle initiatieven die ze kan nemen, het resultaat niet in eigen hand heeft? En hoe beleeft ze dat in relatie tot God?”

Wat is uw advies aan een seculiere hulpverlener die een christelijke patiënt in therapie krijgt?

„Psychotherapie gaat er sterk van uit dat een mens zichzelf moet leren aanvaarden en ontwikkelen. Dat is inderdaad belangrijk, maar ik voeg er enkele dimensies aan toe. Er is een werkelijkheid buiten ons, en hoe verhouden we ons daartoe? Voor een christen gaat het dan om zijn verhouding tot God. Ook vraag ik bijvoorbeeld aandacht voor de gemeenschap waarvan mensen deel uitmaken, zoals gezin en kerk. Daarbij spelen gedeelde waarden en overtuigingen een rol. Het zijn algemene punten die je specifiek christelijk kunt invullen. Zo kunnen patiënten worden geholpen om hun geloof te integreren in hun streven geestelijk gezond te functioneren. Mijn model helpt seculiere therapeuten om daar structureel aandacht voor te vragen.”

U stelt dat hulpverleners de traditionele islam, in tegenstelling tot het westerse christendom, niet kunnen integreren in psychotherapie. Waarom niet?

„Het accent dat psychotherapie legt op de individuele autonomie komt voort uit de modernisering in het Westen, waarbij de gemeenschap minder bepalend werd voor onze identiteit. Daar hebben we ook als christenen iets van meegekregen. Bij de traditionele islam, maar bijvoorbeeld ook bij het ultraorthodoxe jodendom, staat het individu met zijn eigen keuzes minder centraal. Een traditionele moslim ontleent zijn identiteit aan de gemeenschap waarbij hij hoort. Individuele problemen worden altijd gezien in relatie tot de ander. Als een meisje een probleem heeft en daardoor minder interessant is als huwelijkskandidaat, is dat niet alleen haar probleem, maar dat van de familie.”

Leverde uw studie inzichten op waardoor u zich achteraf gezien als hulpverlener anders zou hebben opgesteld?

„Door mijn onderzoek is mijn kennis verbreed. Ik heb daardoor duidelijker zicht gekregen op de rol die geloof in de hulpverlening kan spelen. Het gaat hierbij echter niet alleen om inzicht, maar vooral om oefening in de praktijk. Daarvoor was het halfjaar dat ik als hulpverlener heb gewerkt, te kort.”

In hoeverre kunt u als pastor uw winst doen met deze studie?

„Mijn onderzoek heeft me bevestigd in het bestaande onderscheid tussen pastoraat en hulpverlening. Soms vervul ik als pastor ook enigszins de rol van hulpverlener, maar dan probeer ik het gesprek toch altijd weer om te buigen naar de pastorale kant. Als iemand professionele hulpverlening nodig heeft, moet je als predikant doorverwijzen. Het is daarom van belang in ieder geval iets af te weten van psychische stoornissen.”

Hoe ziet u de samenwerking tussen pastoraat en hulpverlening?

„Ik zou willen dat die intenser kon zijn dan ze is. In de praktijk is dat lastig omdat een therapeut alleen met instemming van een patiënt contact mag leggen met een predikant. Dat gebeurt zelden. Binnen een instelling mag een hulpverlener informatie uit gesprekken vertrouwelijk delen met zijn collega’s, maar als predikant val je daar buiten. Dat betreur ik. Het zou mooi zijn als er een weg gevonden wordt waarbij een predikant af en toe eens mee kan doen aan een teamoverleg in een instelling of dat hij wordt uitgenodigd samen met de patiënt en zijn hulpverlener om de tafel te zitten, om zo elkaar te versterken.”


Dr. Bert Loonstra

Dr. Bert Loonstra (Naarden, 1956) is sinds 1982 predikant in de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK). Hij diende de gemeenten van Oud-Beijerland, Hoogeveen en Emmeloord. Sinds 2012 is hij verbonden aan de cgk te Gouda.

Ds. Loonstra promoveerde in 1990 in Utrecht bij dr. C. Graafland op de studie ”Verkiezing-verzoening-verbond. Beschrijving en beoordeling van de leer van het pactum salutis in de gereformeerde theologie”. In de jaren daarna deed hij verschillende andere publicaties het licht zien, zoals ”De geloofwaardigheid van de Bijbel” (1994) en ”God schrijft geschiedenis. Disputaties over de Eeuwige” (2003). Zijn boeken deden meer dan eens veel stof opwaaien in kerkelijke kring.

In 2005 rondde dr. Loonstra aan de Open Universiteit de studie gezondheidspsychologie af. Sinds 2008 hield hij enkele jaren een weblog bij. De predikant is columnist van het Nederlands Dagblad en redacteur van Psyche en Geloof, het wetenschappelijk tijdschrift van de Christelijke Vereniging voor Psychiaters, Psychologen en Psychotherapeuten (CVPPP).

Morgen promoveert dr. Loonstra voor de tweede keer, ditmaal bij psychiater en filosoof prof. dr. G. Glas. Hij verdedigt dan aan de Vrije Universiteit in Amsterdam zijn dissertatie over de relatie tussen levensbeschouwing en psychotherapie.

Meer over
Bert Loonstra

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer