Raad Mansur was commandant van een militaire groep van de Fatah Tanzim. Hij diende tevens als officier bij de Palestijnse politie. De broer van Raad Mansur, Majed, richtte de cel op als een eenheid binnen de Fatah Tanzim, een van de militante Palestijnse groepen. De oprichter verloor echter in april 2002 het leven bij gevechten met het Israëlische leger in de Oude Stad van Nablus. Daarna werd Raad de baas.

Raad Mansur gaf volgens Israëlische bronnen tijdens de ondervraging toe dat hij betrokken was bij de rekrutering van nieuwe gewapende activisten. Ook zou hij anderen van financiën en wapens hebben voorzien en hun activiteiten hebben geleid.

Mansur is afkomstig uit het dorpje Kalil in de buurt van Nablus op de Westelijke Jordaanoever en vader van twaalf kinderen bij drie echtgenotes. Tijdens de ondervraging erkende hij dat zijn activiteiten gedirigeerd werden door een aantal hooggeplaatste Palestijnen. Daartoe behoort Abdul al-Fatah Hameil, een financieel adviseur van de Palestijnse leider Yasser Arafat en vroegere minister.

Ongeveer twee jaar geleden woonde Mansur een vergadering bij met Hameil waarin gesproken werd over de oprichting van Tanzim-cellen in het Nablus-gebied. De Palestijnse functionaris zou opdracht gegeven hebben alleen aanslagen op Israëliërs uit te voeren buiten de zogeheten Groene Lijnen, dus niet in Israël binnen de grenzen van voor de oorlog van 1967. Hij zorgde volgens Israëlische bronnen voor de aanvoer van dollars. Alle leden kregen eerst een betaling van 5000 dollar per persoon en daarna 3000 dollar per maand.

Hameil vroeg Mansur ook een lijst met namen op te stellen van leden van de al-Aqsa Martelaren Brigades die op de vlucht waren, zodat de Palestijnse Autoriteit hen van geld zou kunnen voorzien. Ook andere terreurcellen vroegen Mansur om fondsen om aanslagen uit te kunnen voeren.

De cel van Raad Mansur voerde verschillende aanvallen uit met vuurwapens en bommen, al dan niet in het kader van een zelfmoordmissie. Op 2 november 2000 organiseerde de groep een zelfmoordaanslag op het winkelcentrum van Kfar Saba, waarbij twee Israëliërs werden gedood en er ongeveer zeventig gewond raakten. Volgens berichten in de Israëlische media wist ook de Palestijnse leider Yasser Arafat van de geldtoevoer naar de cel van Mansur.

Eerder al ontdekten de Israëliërs een duidelijk bewijs van Arafats betrokkenheid bij aanslagen. Toen soldaten het kantoor van Arafat in Ramallah binnenvielen in maart 2002, vonden ze documenten waarin Fatah-leiders vroegen om geld voor wapens en salaris. Toen een Fatah-leider in april 2001 Arafat om geld vroeg voor de „vechtende broeders” die actief waren bij vele aanslagen op Israël, stemde Arafat in.

De vier groepen die verantwoordelijk zijn voor de meeste terreuraanslagen in Israël zijn de Fatah Tanzim, de al-Aqsa Martelaren Brigades, Hamas en Islamitische Jihad. De eerste twee groepen zijn verbonden aan de Fatah-beweging van de voorzitter van de Palestijnse Autoriteit, Yasser Arafat. De laatste tijd blijkt ook toenemende activiteit van de Libanese Hezbollah. Ook na de arrestatie van de leden van de cel van Mansur en andere gewapende activisten blijft de kans in Israël op nieuwe aanslagen groot. De liquidatie van Hamas-leider sjeik Achmed Yassin vorige week heeft veel kwaad bloed gezet. Palestijnen zeggen dikwijls dat de aanslagen een antwoord zijn op de bezetting.

Volgens een recente opiniepeiling is een meerderheid van 53 procent van de Palestijnen voor aanslagen tegen Israëlische burgers. Ook tijdens het Joodse Pascha, dat volgende week begint, blijven Israëlische veiligheidskringen alert op nieuwe aanslagen.