In memoriam Nikolaus Harnoncourt (1929-2016)
WENEN. De Oostenrijkse dirigent Nikolaus Harnoncourt, die zaterdag op 86-jarige leeftijd overleed, ontwikkelde zich gedurende zijn decennialange carrière van pionier van de oudemuziekbeweging tot gevierde gast bij ’s werelds grootste orkesten.
December vorig jaar nam Harnoncourt al afscheid van zijn Weense publiek. Aan de vooravond van zijn verjaardag –6 december– meldde hij in een handgeschreven brief: „Mijn fysieke krachten gebieden mij af te zien van mijn plannen voor de toekomst.” Dat ging hem niet gemakkelijk af. „Tussen ons op het podium en u in de zaal heeft zich een ongewoon diepe relatie opgebouwd. We zijn een enthousiaste gemeenschap geworden”, zo concludeerde de maestro in zijn brief.
Hij was tot zijn dood artistiek leider van Concentus Musicus Wien, een ensemble dat hij zelf in 1953 oprichtte. Met het muziekgezelschap verrichtte Harnoncourt baanbrekend werk, met name als het ging om een nieuwe visie op het uitvoeren van barokmuziek. „De muziek van een periode kan met de klankmiddelen uit zijn tijd het levendigst worden vertolkt”, was zijn devies.
In dat streven vond Harnoncourt een medestander in de Nederlandse musicus Gustav Leonhardt, die ook in Wenen studeerde en met wie hij bevriend raakte. Begin jaren 50 speelden Harnoncourt en zijn vrouw Alice Hoffelner –de eerste als cellist, de tweede als violist– in het Leonhardt Baroque Ensemble. Doel van het gezelschap: de cantates van Bach uitvoeren op historisch verantwoorde manier.
De samenwerking tussen Leonhardt en Harnoncourt leidde in de jaren 70 en 80 tot een gezamenlijk project van beider ensembles: alle geestelijke cantates van Bach op de plaat te zetten. Het werd een beroemde serie, die pas in 1990 helemaal was afgerond, maar al in 1980 met de Erasmusprijs werd bekroond.
Waar Leonhardt zijn hele leven bezig bleef met muziek van vóór 1800, ontwikkelde Harnoncourt zich verder. Al in 1971 debuteerde hij in het Weense theater met een opera van Monteverdi. Een hele cyclus volgde, waarna hij een reeks Mozartopera’s leidde. Sindsdien dirigeerde de maestro zowel orkestwerken als opera’s. Weber, Schubert, Schumann, Haydn, Brahms, Bruckner, Dvořák, Bartók, Johann Strauss, Verdi, Wagner, Gershwin: Harnoncourt gaf ze alle zijn frisse, eigenzinnige behandeling.
Heftige discussie
Vanaf 1970 kwam de Oostenrijkse dirigent in Nederland. Aanvankelijk voor de uitvoering van werken van Bach. Revolutionair en omstreden was in 1975 zijn uitvoering van de Johannes Passion met het Concertgebouworkest. De Weense dirigent brak met een lange traditie toen hij het stuk uitvoerde met een sterk verkleinde koor- en orkestbezetting en met hogere tempi dan gebruikelijk. Een heftige discussie was het gevolg. Tegenwoordig delen velen de uitgangspunten van Harnoncourt.
Bijna jaarlijks keerde Harnoncourt terug naar Amsterdam. Niet alleen voor Bach, maar ook voor bijvoorbeeld de symfonieën van Mozart en –zijn laatste Nederlandse optreden, in 2013– de Vijfde van Bruckner. In 2000 kreeg de dirigent de titel ”honorair gastdirigent” bij het Koninklijk Concertgebouworkest.
Ook bij andere grote orkesten was Harnoncourt een graag geziene gast. Zo deed hij optredens met de Berliner Philharmoniker, de Wiener Philharmoniker en het Chamber Orchestra of Europe. In 2001 en 2003 dirigeerde hij het bekende Nieuwjaarsconcert in Wenen.
Bij Harnoncourts overlijden klinken sterke uitdrukkingen. Hij was „een revolutionair die de klassieke muziek ingrijpend veranderde” (de Volkskrant). Hij was „een van de grootste en meest compromisloze pioniers van de oudemuziekbeweging” (Trouw). De Franse dirigent Marc Minkowski, die sterk door Harnoncourt werd beïnvloed, stelde: „We hebben een vader verloren.”