Strafhof begint zaak voor vernieling cultureel erfgoed
DEN HAAG. Voor het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag staat voor het eerst een lid van een islamistische terreurgroep terecht voor oorlogsmisdaden. Ahmad al-Mahdi wordt vervolgd voor de vernieling van cultureel erfgoed in Mali.
Dinsdag verscheen hij voor de rechters, die moeten bepalen of er voldoende bewijs is om een proces te beginnen.
Mahdi was volgens de aanklagers lid van Ansar Dine, een West-Afrikaanse militie die banden heeft met al-Qaida in de Islamitische Maghreb (AQIM). Nadat islamisten vier jaar geleden de stad Timboektoe in het noorden van Mali waren binnengevallen, zou Mahdi verantwoordelijk zijn geweest voor de vernieling van tien mausoleums en een moskee. Negen van de tien gebouwen stonden op de Werelderfgoedlijst van Unesco-.
Mahdi heeft volgens de aanklagers werktuigen geregeld en bepaald welke middelen het best konden worden gebruikt om de gebouwen af te breken. Hij zou erbij zijn geweest en af en toe mee hebben geholpen. Binnen twaalf dagen waren tien van de werelderfgoedplekken verdwenen.
Volgens het internationaal recht is de vernieling van culturele of religieuze gebouwen een oorlogsmisdaad. Maar tot vervolging is het nog niet eerder gekomen.
„Het gaat niet alleen om stenen”, zei hoofdaanklager Fatou Bensouda dinsdag. Oorlogsmisdaden kunnen op verschillende manieren worden gepleegd. „Ze hebben met elkaar gemeen dat ze mensen groot psychisch of fysiek leed toebrengen.”
De vernieling van cultureel erfgoed kan voor een samenleving pijnlijk zijn, zegt ook Caroline Ehlert, een juriste die onderzoek deed naar culturele misdrijven in het internationaal strafrecht. „Er is vaak een grote identificatie van inwoners met plekken die belangrijk voor hen zijn.”
In Timboektoe organiseerden inwoners regelmatig schoonmaakdagen voor ‘hun’ mausoleums en moskeeën. De gebouwen maakten deel uit van de identiteit van de stad, stellen de aanklagers. De vernieling was daarom een aanval op het „hart van de samenleving.”