Waslijst aan klussen voor PvdA
De PvdA –gisteren precies zeventig jaar geleden opgericht– heeft in haar bestaan een substantiële bijdrage geleverd aan de wederopbouw van Nederland na de Tweede Wereldoorlog en aan de uitbouw en verbouw van de verzorgingsstaat. De partij staat nu voor een nieuwe, grote opgave: zichzélf weer opbouwen.
De PvdA is met negen zetels in de laatste peiling van Maurice de Hond namelijk geen schim meer van de machtsfactor die ze ooit was, met 53 zetels in 1977 en 52 stuks in 1986.
Er is dus werk aan de winkel voor partijvoorzitter Spekman, partijleider Samsom en consorten. De klusjeslijst –of, beter gezegd: klussénlijst– aan achterstallig onderhoud en reparatiewerk is enorm. Wat staat de arbeiderspartij zoal te doen, wil ze zichzelf goed voorbereiden op de komende decennia?
Een keur aan deskundigen heeft alvast met de PvdA meegedacht; uit hun bijdragen aan het boek ”Zeventig jaar Partij van de Arbeid” (uitg. Boom, Amsterdam) dat gistermiddag in Amsterdam werd gepresenteerd, vallen de volgende werkopdrachten te destilleren.
Zorg voor stabiel leiderschap
De snelle leiderschapswisselingen vanaf 2002 (Melkert, Bos, Cohen, Samsom) hebben niet bijgedragen aan een stabiele positie van de PvdA; iedere leider zette zo zijn eigen accenten, waardoor de partij aan herkenbaarheid inboette.
In dat licht is het dus zo gek nog niet dat Spekman er afgelopen zaterdag voor pleitte dat Samsom bij de Kamerverkiezingen in 2017 opnieuw lijsttrekker zal zijn.
Kies een ontvankelijke leider
In de periodes dat de PvdA het goed deed, stond de politieke leiding van de partij open voor wat er maatschappelijk en wetenschappelijk om de sociaaldemocratie en de politiek heen gebeurde. Ook werden er nieuwe geluiden toegelaten tot het hart van de politieke beweging.
Het sterkste voorbeeld daarvan is de manier waarop de partijleiding eind jaren zestig van de vorige eeuw de radicalen van vernieuwingsbeweging Nieuw Links in de partij wist te integreren, en tegelijkertijd wist aan te haken bij de tweede feministische golf. Op de vleugels van die maatschappijkritische bewegingen vond de PvdA electoraal de weg omhoog.
Schrijf een herkenbaar programma
Zonder onderscheidend politiek programma zal herstel uitblijven. „Wil de sociaaldemocratie niet „een platte utiliteitsleer” worden, dan zal zij opnieuw een eigen antwoord moeten formuleren op de kwesties van deze tijd”, stelt onder anderen politicoloog Frans Becker.
De PvdA heeft, voegt zijn collega Philip van Praag daaraan toe, „dringend behoefte aan een visie op de verzorgingsstaat, de europeanisering en globalisering waarin hoogopgeleide kiezers, grote delen van de middengroepen, en laagopgeleide kiezers zich kunnen herkennen.” Alleen als de PvdA daarin slaagt, zal het haar lukken om onder de huidige omstandigheden met veel electorale concurrenten een middelgrote tot grote partij te blijven, stelt hij.
Dit is misschien nog wel de lastigste opgave waar de partij voor staat, waarschuwt politicoloog Steven Wolinetz. „Een dergelijk project lijkt al net zo moeilijk te realiseren als de kwadratuur van een cirkel.”
Laat zien dat politiek ertoe doet
Onder het leiderschap van Drees en Den Uyl kon de PvdA steevast mooie dingen doen voor haar kiezers. Door de winst van de wederopbouw te herverdelen, kon ze arbeiders optimaal laten meeprofiteren van de vooruitgang. Of dat nu ging om materiële geneugten of om zaken zoals meer medezeggenschap en meer democratie of om betere toegang tot het onderwijs.
De PvdA zou opnieuw moeten laten zien dat politiek ertoe doet, stellen Becker en zijn coauteur Gerrit Voerman, „en de kwaliteit van het bestaan kan verbeteren.”
Zoek bondgenoten
De PvdA moet op zoek naar bondgenoten in de politiek en in het maatschappelijke veld om samen mee op te trekken. Dat kunnen linkse partijen zijn, zoals GroenLinks en de SP, maar ook clubs op het gebied van arbeid, duurzaamheid, onderwijs en cultuur.
Vroeger bleek dat namelijk ook succesvol: nauwe banden met vooral de vakbeweging legden de partij bepaald geen windeieren. De bondgenoten voedden de partij –nu verworden tot een bestuurderspartij– met nieuwe ideeën en zorgden voor verworteling in de samenleving.
En in de politiek leidde het gezamenlijke verkiezingsprogramma Keerpunt ’72 van de drie progressieve partijen PvdA, D66 en PPR tot samenwerking in het kabinet-Den Uyl.
Focus niet alleen op meeregeren
Bijna alles op alles zet de PvdA doorgaans om in het kabinet te komen. Alsof alleen op die manier de kiezer kan worden bediend. „De waarde van een nieuwe koers of een nieuw program van de sociaaldemocratie kan niet alleen worden afgemeten aan deelname aan het openbaar bestuur”, schrijven Becker en Voerman, „maar ook aan de betekenis ervan voor het op gang brengen van politieke en maatschappelijke vernieuwingsprocessen.”
Daaraan, zo citeren ze de bekende politicoloog Daudt, zou links misschien wel de hoogste prioriteit moeten geven: „Vanuit de kritiek op de bestaande samenleving ideeën en politieke voorstellen in de openbare discussie brengen die op den duur in niet-linkse kringen doordringen en dan kunnen worden uitgevoerd – een proces waarvan de betekenis en snelheid veelal worden onderschat.”
Veerkracht
Stel nou dat de PvdA deze klusjeslijst helemaal afwerkt, komt het dan weer goed? Behaalde resultaten in het verleden zijn geen garantie voor toekomstig succes, geven Becker en Voerman toe. Maar, schrijven ze, „de sociaaldemocratie heeft eerder voor hete vuren gestaan.”
Al bij haar ontstaan moest ze zich „maatschappelijk en politiek invechten tegen grote weerstand in.” In de jaren dertig werd zij geconfronteerd met een zware economische crisis en de verleiding en bedreiging van totalitaire stelsels. In de jaren zestig ontstond er kortsluiting met haar welvarender arbeidersachterban en de vrijzinnige tijdgeest. In de jaren tachtig leek de verbinding met de macht doorgesneden.
Toch, concluderen beide wetenschappers, „toonden sociaaldemocraten steeds een grote mate van veerkracht en vernieuwingsdrang om het hoofd te bieden aan de dreiging van verlies van politieke relevantie.” Dat biedt Spekman en Samsom in elk geval enige hoop.
Geestelijk leven in PvdA verflauwd
Het geestelijk leven in de PvdA –zoals iemand het debat over haar politieke denkbeelden ooit noemde– is verflauwd, constateert politicoloog Frans Becker in het boek ”Zeventig jaar Partij van de Arbeid”.
Nu moesten veel PvdA’ers toch al nooit veel hebben van ideologie. „Het doen wat de hand vindt om te doen” opent „meer uitzicht op een behoorlijke ontwikkeling van onze samenleving dan welke utopie dan ook”, schreef Den Uyl in 1956. Bovendien was de arbeidersaanhang van de PvdA „niet altijd gediend van de hoogstandjes van haar theoretici”, aldus Becker.
Hoewel er van een hermetisch wereldbeeld „geen sprake” was, werd het concrete politieke handwerk volgens hem wel –zij het soms nogal losjes– verbonden met een maatschappijanalyse en met politieke waarden. Kern van de ideologische missie van de sociaaldemocraten was het moderniseringsproces in de maatschappij in goede banen te leiden en tegenwicht te bieden tegen de ongewenste gevolgen ervan.
Becker onderscheidt vier periodes in de ideologische ontwikkeling van de PvdA. Onder Drees (1946-1959) stond stabiele economische groei centraal, gecombineerd met de opbouw van de verzorgingsstaat.
Onder Den Uyl (1960-1986) ging het –als antwoord op de gestegen welvaart en de roep om meer democratie– om verbreding en verdieping van de verzorgingsstaat.
Onder Kok (1987-2002) stond hervorming van de verzorgingsstaat centraal. Centrale begrippen werden marktwerking en een activerende arbeidsmarktpolitiek.
In de laatste periode, vanaf 2002, volgden de partijleiders elkaar snel op. De hervorming van de verzorgingsstaat gaat door, nu in de richting van een ”participatiesamenleving”. De PvdA voelt zich bij dat begrip „duidelijk ongemakkelijk”, aldus Becker. „Moet zij het omarmen als een nieuw sociaaldemocratisch perspectief, of er juist afstand van houden vanwege de liberale anti-overheidsstrekking ervan?”
PvdA-denker Kalma constateerde in 2004 dat de PvdA zich „inhoudelijk naar de economische liberale beleidsconsensus heeft gevoegd.” De partij heeft geen goed antwoord op het dominante neoliberale denken dat overheden alleen mogen ingrijpen in de economie om marktwerking te bevorderen, en niet meer om de economie te sturen en inkomens te herverdelen of werkgelegenheid te scheppen.
Het oorspronkelijke sociaaldemocratische ideaal (door ingrijpende ordening, sturing en planning van de economie het kapitalisme aan banden leggen en de invloed van de gemeenschap op de economie versterken), lijkt verloren gegaan. Becker: „Van een eigen, duidelijk omschreven politiek project is inmiddels geen sprake meer.”
Gebleven is het maakbaarheidsdenken, de drang om wat te dóén: of het nu gaat om het indammen van de vluchtelingenstroom of het terugdringen van de werkloosheid, de PvdA komt met plannen om dat te fixen. Een overkoepelend, groot verhaal dat aansluit bij gevoelens in de samenleving, ontbreekt echter.
Doorbraak blijkt pyrrusoverwinning
Van meet af aan bond de PvdA de strijd aan met christelijke partijen om de gunst van de kiezer. Religie was in het vooroorlogse verzuilde stelsel voor verreweg de meeste kiezers doorslaggevend geweest voor hun politieke keuze. De sociaaldemocraten streefden na de Tweede Wereldoorlog naar een doorbraak: geloof als politieke scheidslijn moest verdwijnen; progressieve roomsen en protestanten dienden zich met socialisten en vrijzinnig democraten te verenigen in één partij.
De christelijke partijen bezetten in 1946 –het oprichtingsjaar van de PvdA– nog 55 procent van het aantal Kamerzetels; anno 2016 nog slechts 14 procent. „Het is echter niet de PvdA die uiteindelijk van de ineenstorting van het confessionele bolwerk heeft weten te profiteren”, concludeert politicoloog Philip van Praag in het boek ”Zeventig jaar Partij van de Arbeid”.
Zeker, sinds eind jaren zestig van de vorige eeuw groeide de PvdA-aanhang in de roomse provincies Noord-Brabant en Limburg als gevolg van secularisering, ontkerkelijking en ontzuiling enorm (zie infographic).
Heel aantrekkelijk bleek de PvdA eveneens voor de vele islamitische gastarbeiders en hun nakomelingen. Hoewel de PvdA in protestants-christelijke gemeenten als Urk en Bunschoten niet tot nauwelijks voet aan de grond kreeg, leek de doorbraak dus gelukt.
Maar anders dan de christelijke medeoprichters van de PvdA zoals ds. W. Banning en zijn geestverwanten –die op grond van hun geloof uitkwamen bij de sociaaldemocratie– wisten roomsen de PvdA pas te vinden toen ze afscheid hadden genomen van hun geloof. Moslims voelden zich niet om hun religie aangetrokken tot de PvdA, maar omdat die partij opkwam voor hun materiële belangen.
En anders dan de oprichters van de PvdA hadden gehoopt, kwamen veel arbeiders die afscheid namen van religieuze partijen niet bij de sociaaldemocraten uit. Hun rechtse wereldbeeld bleek beter aan te sluiten bij de VVD-ideologie.
Tegelijk met de secularisatie veranderde echter ook de samenstelling van de Nederlandse (beroeps)bevolking. „De omvang van de groep kiezers die zichzelf tot de arbeidersklasse rekent, het kernelectoraat van de PvdA, neemt gestaag af en binnen deze slinkende groep wordt bovendien steeds minder op de PvdA gestemd”, aldus Van Praag. De meerderheid van het PvdA-electoraat bestaat sinds 1994 uit kiezers die zichzelf tot de middenklasse rekenen. „Doordat de partij er echter niet in slaagt om haar positie binnen deze groeiende groep kiezers te versterken, brokkelt haar electorale positie sterk af.”
De doorbraak richting (van oorsprong) religieuze kiezers mag dan uiteindelijk deels geslaagd zijn, meer dan een pyrrusoverwinning is het niet geworden.