Baggerdillemma’s op de Waddenzee
Kotters en veerboten hebben last van dichtslibbende geulen en zeegaten op de Waddenzee. Moet Nederland steeds meer miljoenen uitgeven aan baggeren, of kan de mens zich wat meer aanpassen aan de natuur?
Het maakt niet zo veel uit hoe laat je naar de boot gaat. Hij vaart toch niet volgens het schema. Deze mededeling van een echtpaar uit Holwerd doet de onwetende bezoeker van Ameland zijn wenkbrauwen optrekken. Eenmaal in de wachtruimte van het havenkantoor blijkt inderdaad dat de veerboot die om 11.30 uur zou vertrekken, nog niet eens is gearriveerd in de haven van Holwerd.
In de wachtruimte liggen folders van rederij Wagenborg met uitleg waarom de veerboten zo veel vertraging oplopen. Als belangrijkste oorzaak wordt de verzanding genoemd: „Door de natuurlijke dynamiek in het Waddengebied en de essentiële zandsuppleties aan de noordzijde van het eiland heeft de Waddenzee te kampen met stevige verzanding. De vaargeul slibt dus dicht.”
Langere vaargeul
Ondertussen is veerboot Sier gearriveerd. De Amelandgangers kunnen aan boord. Bij wijze van uitzondering mag de journalist een kijkje nemen op de brug. De kapitein van dienst laat op een computerscherm een tweede oorzaak van de vertragingen zien: de vaargeul naar Ameland is in de loop der jaren langer geworden. „Door de stroming slijten de buitenbochten uit en slibt de vaargeul bij de binnenbochten dicht. Daardoor worden de bochten steeds wijder en wordt de vaargeul steeds langer.”
Wagenborg noemt in de folder twee oplossingen: meer baggeren en bochten afsnijden door middel van een nieuwe vaargeul. Rijkswaterstaat is de instantie die dit zou moeten doen, maar is in de folder de boeman. „Volgens de gemeente Ameland en Wagenborg wordt er onvoldoende gebaggerd. De vaargeul is niet op de gewenste breedte en diepte.”
Op Ameland vinden eilandbewoners dat de rederij en de gemeente de bal wel heel snel bij Rijkswaterstaat leggen. „Ze varen gewoon met veel te grote boten”, zegt een van hen. „De veerboten naar Schiermonnikoog zijn veel kleiner en die hebben nergens last van.”
Speciaal ontwikkeld
Directeur P. Melles van collega-rederij Doeksen vindt echter dat Wagenborg kosten noch moeite heeft bespaard om een betrouwbare veerverbinding in stand te houden. „De dure aandrijfjets van de veerboten van Wagenborg zijn destijds speciaal ontwikkeld als voortstuwingssysteem voor schepen op ondiepe vaarroutes.”
Het Rijk is verplicht de vaargeulen te onderhouden, maar doet dat de laatste jaren minder, zo stelt Melles. „Je zou mogen verwachten dat een dienst van economisch en maatschappelijk belang voorrang krijgt op het beleid van Rijkswaterstaat om niet meer, of terughoudend in te grijpen in de natuurlijke dynamiek van de geulen in de Waddenzee.”
Inmiddels zitten de gemeente Ameland, Wagenborg, Rijkswaterstaat en het ministerie van Infrastructuur en Milieu in een zogeheten openplanproces om tot een oplossing te komen.
Wil opleggen
Een belangrijke vraag bij de verzandingsproblematiek is: hoelang kan de mens doorgaan met de natuur zijn wil op te leggen? Sinds 2005 is het baggeren van de vaargeul naar Ameland toegenomen van enkele keren per maand naar 365 dagen per jaar. Dit kost nu al jaarlijks vele miljoenen euro’s. Bij nog meer baggeren rijzen de kosten de pan uit.
De maatschappelijke trend is steeds meer dat de mens zich moet aanpassen aan de natuur in plaats van andersom. De Waddeneilanden van Rottum zijn daar een voorbeeld van (zie ”Losgelaten Rottum verdwijnt niet”).
In het geval van Ameland zou aanpassing aan de natuur bijvoorbeeld kunnen betekenen dat er kleinere veerboten komen, met minder diepgang. Die kunnen minder passagiers en voertuigen vervoeren, dus een logische vervolgstap zou zijn om Ameland, net als Schiermonnikoog, autovrij te maken. Maar dat zou wellicht het toerisme op Ameland doen krimpen. Net als bij het uitbaggeren van het Westgat (zie ”Touwtrekken rond het Westgat”) strijdt het economisch belang hier met het belang van de natuur.
Waddenzeebeleid
Voor Rijkswaterstaat geldt in ieder geval dat „menselijke activiteiten zijn toegestaan voor zover zij verenigbaar zijn met de hoofddoelstellingen van het Waddenzeebeleid”, aldus woordvoerder Janneke Dobbinga in een schriftelijke reactie. Die hoofddoelstelling is het beschermen van de natuur. „De Waddenzee is wereldwijd uniek. Om die reden is de Waddenzee in 2009 ook aangewezen als Unesco-werelderfgoed. Voorwaarde om voor die aanwijzing in aanmerking te komen, is dat het gebied unieke natuurwaarden moet bezitten, intact moet zijn én er sprake is van een adequate bescherming.”
Grootscheepse activiteiten zoals baggeren kunnen alleen maar als er „geen significante negatieve gevolgen uit voortvloeien voor de Waddenzee.” Een onafhankelijke beoordeling moet uitwijzen of dat het geval is. Zo ja, dan moet er eerst gekeken worden naar eventuele alternatieven. Ontbreken die, dan moet er sprake zijn „van dwingende redenen van groot openbaar belang om de activiteit te realiseren.”
In de structuurvisie Waddenzee is bovendien opgenomen dat het vaargeulonderhoud „beperkt van omvang dient te zijn, de natuurlijke morfologische ontwikkelingen moet volgen en uitsluitend mag als de bereikbaarheid van de Waddeneilanden of de verkeersveiligheid in het geding zijn.”
Kortom, met het uitbaggeren van een vaargeul of zeegat is Rijkswaterstaat uiterst voorzichtig. Als het dat niet zou doen, is er geen sprake meer van adequate bescherming en verliest de Waddenzee zijn status als werelderfgoed.
Dat betekent volgens Dobbinga niet dat er geen economische activiteiten mogelijk zijn. „Er wordt gerecreëerd, gevist op onder andere mosselen en garnalen, en er vindt scheepvaart plaats. De bijdrage van het Waddengebied aan de economie in het noorden via de toeristenindustrie is aanzienlijk.”
Veiligheid en natuur
Nederland kan het zich wel veroorloven om steeds meer rekening te houden met de natuur. „Omdat we onze waterzaken over het algemeen goed geregeld hebben, krijgt de natuur meer aandacht dan voorheen”, zegt prof. Zheng Bing Wang van het onafhankelijke kennisinstituut Deltares. „Maar als er een ramp gebeurt zoals in 1953 is de natuur weer van ondergeschikt belang.”
Wang constateert dat de laatste jaren natuurontwikkeling en bouwen aan veiligheid steeds meer samen optrekken. Hij noemt als voorbeeld het project Ruimte voor de Rivier. „Doordat er in 1995 bijna overstromingen zijn geweest, is er veel minder protest tegen dit project. De natuur vaart er wel bij.”
Zandmotor
Een ander voorbeeld is de Zandmotor bij Ter Heijde. „Daar is in één keer gigantisch veel zand langs de kust gedeponeerd, dat zich nu langzaam langs de kust verspreidt. Daarbij wordt de natuur veel minder verstoord dan dat je om de zoveel tijd het complete bodemleven verstikt met een hoop zand. De officiële resultaten van deze proef moeten nog verschijnen, maar veel mensen zijn er enthousiast over.”
Uiteindelijk is de mens zelf de oorzaak van de problemen op de Waddenzee. Door menselijke ingrepen zoals de afsluiting van de Middelzee in de 13e eeuw, de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 en de afsluiting van de Lauwerszee in 1969 is complete structuur van de Waddenzee op zijn kop gegaan.
„De Waddenzee is door die ingrepen eigenlijk minder groot geworden, waardoor er bij eb en vloed minder water heen en weer stroomt”, legt hoogleraar Wang uit. „Als er minder water wordt vervoerd, zijn er minder diepe geulen nodig. Zo ontstaat zand- of sedimenthonger: de zee vraagt als het ware om zand en slib om de geulen op te vullen.”
Die sedimenthonger is enorm. Alleen al voor het herstel van het westelijk deel van de Waddenzee is anno 2016 nog ongeveer 1 miljard kuub zand of slib nodig. „Als we uitgaan van 5 miljoen kuub per jaar, moeten we nog 200 jaar wachten voordat de honger is gestild”, aldus Wang. „Dan hebben we de zeespiegelstijging nog niet meegerekend.”
Dat Waddenzee haalt al dat zand en slib uit de Noordzee. „Het gevolg is erosie van de Nederlandse kust en buitendelta.” Om de kust op sterkte te houden, laat Rijkswaterstaat zandsuppleties uitvoeren, onder andere aan de noordzijde van Ameland.
Volgens Wang verplaatsen stromingen een deel van dat zand naar de Waddenzee. „Dat is belangrijk, anders zouden de zandplaten in de Waddenzee door de zeespiegelstijging onder water verdwijnen. Je kunt zeggen: dat is de natuur, maar dan kunnen miljoenen vogels hun kostje niet meer bij elkaar zoeken op de wadden. Dat zijn ook natuurwaarden waar we rekening mee moeten houden.”
De mens heeft zich volgens Wangs collega Edwin Elias verkeken op de gevolgen van eigen ingrepen zoals de afsluiting van de Lauwerszee. „Kortetermijngevolgen zoals een andere loop van de geulen waren snel zichtbaar, maar de langetermijngevolgen komen nu langzamerhand openbaar en zullen nog honderden jaren merkbaar zijn.”
Dat zegt ook Janneke Dobbinga van Rijkswaterstaat: „De Waddenzee zoekt nog steeds naar zijn nieuwe morfologische evenwicht. De aanleg van de Afsluitdijk en de afsluiting van de Lauwerszee is gebeurd met de kennis en inzichten en de wetten en regels van toen. Nadien heeft de bescherming van de natuur, waaronder de Waddenzee, zowel in Europees verband als in Nederland een grote vlucht genomen.”
„Wat is natuur?” Over die vraag discussieert boswachter Bert Corté graag. „In Nederland is alles maakbaar. Ook de gebieden die echte natuur worden genoemd zijn door de mens gemaakt. Er wordt geplant, gemaaid, gehakt. Echte natuur is er in Nederland niet meer.”
Als er dan nog iets in Nederland is wat nog een beetje op natuur lijkt, is dat volgens Corté het gebied dat hij beheert: het meest oostelijke gedeelte van de Waddenzee met daarin de eilanden Rottumerplaat, Rottumeroog, Zuiderduintjes en Simonszand. „Dit is de enige plek in Nederland waar zee, stroming, wind en neerslag helemaal hun gang kunnen gaan. De mens heeft dit gebied losgelaten.”
Omdat Rottum in principe verboden gebied is, kunnen de gewone zeehonden er tot rust komen. Vogels worden hier niet gevangen of geringd. Het enige onderhoud dat Staatsbosbeheer nog doet, is het opruimen van aangespoelde rommel: ruim tien kuub per eiland per jaar.
Het is voor de mens –ook voor Corté zelf– wel af en toe slikken als hij de gevolgen van dit „loslaten” ziet. Zo moest Staatsbosbeheer begin 2014 de laatste onderkomens op Rottumeroog verwijderen. Een vogelwachtershuis dreigde na een hevige storm door afkalving in zee te verdwijnen. Net zoals de rest van het eiland. Corté: „Dat is niet leuk, dan sta ik echt wel even beteuterd te kijken. Maar zo gaat het nu eenmaal, ik moet het accepteren.”
Toch gaat de gevreesde verdwijning van Rottumeroog niet door. „Als de zee aan de noordkant een stuk van het eiland wegslaat, groeit het aan de zuidkant weer aan. Dus het eiland ziet er elk jaar weer compleet anders uit, maar verdwijnen doet het voorlopig niet.”
Decennia lang heeft Rijkswaterstaat geprobeerd de afkalving van het de eilanden Rottumerplaat en Rottumeroog te stoppen door dammen te bouwen, onder andere met puin vanuit het Groningse Zuidkamp. In 1992 besloot Rijkswaterstaat om hier mee te stoppen. Het onderhoud kostte veel geld en de eilanden bleken toch hun eigen gang te gaan.
Dit besluit riep protest op, onder andere van Hendrik Toxopeus, de zoon van de laatste strandvoogd van Rottumeroog. Toxopeus en zijn vrouw bezette als vorm van protest twee weken lang het eiland. Bij wijze van compromis werd besloten het onderhoud van Rottumeroog op een natuurlijke manier voort te zetten. Na twee jaar bleek dit echter oog geen zoden aan de dijk te zetten en werd er helemaal mee gestopt. Corté gaat er nuchter mee om. „Zo gaat het nu eenmaal.”
Zo’n 25 keer per jaar organiseert Staatsbosbeheer excursies naar Rottum om mensen de schoonheid van het gebied te laten zien. „Veel bezoekers noemen het achteraf „de ultieme natuurbeleving.” En dat is het ook. Rondlopen in een gebied zonder enige vorm van maakbaarheid is de hoogst haalbare natuurbeleving in Nederland.”