Verlangen belangrijk thema in apologetiek
ZOETERMEER. Verlangen is een belangrijk motief in de apologetiek, maar is dat wel te gebruiken voor christelijke doeleinden? Het blad Kerk en theologie wijdt er deze week een themanummer aan.
Secularisatie wordt vaak gedefinieerd als afnemend godsgeloof of teruglopend kerkbezoek. Prof. dr. H. Paul, bijzonder hoogleraar secularisatiestudies aan de Rijksuniversiteit Groningen, wil secularisatie vooral duiden in termen van verlangen. Secularisatie ontstaat wanneer mensen meer waarde hechten aan verlangens die gericht zijn op het hier en nu dan aan verlangen naar God. Er is sprake van secularisatie als zulke verlangens de overhand krijgen en het verlangen naar God naar de marge verdringen.
In zijn bijdrage probeert Paul een antwoord te geven op de vraag in hoeverre het menselijk verlangen naar het kwade zich ten goede kan keren. Hij gaat daarvoor te rade bij twee hedendaagse christelijke denkers, de Amerikaanse filosoof James K. A. Smith en de lutherse theoloog Bernd Wannenwetsch. Beide auteurs geven volgens Paul aanzetten tot een „pedagogiek van verlangen” waarin niet het denken of het handelen van mensen centraal staat, maar hun zintuiglijke ontvankelijkheid.
Zowel Smith als Wannenwetsch beklemtoont dat de christelijke liturgie de primaire context is waarbinnen verlangens naar God worden gewekt. „Mensen leren naar God te verlangen als een psalm, hoe vals ook gezongen, hun hart sneller laat kloppen of als ze, het Onze Vader meemompelend met de gemeente, een rilling over hun rug voelen lopen.” Voor Paul is deze zintuigelijke gewaarwording niet strijdig met de overtuiging dat God Zelf het verlangen in de mens opwekt en daarvoor mensen gebruikt.
Keller en Piper
Prof. dr. H. van den Belt, namens de Gereformeerde Bond bijzonder hoogleraar in Groningen, gaat in op de apologetiek bij Tim Keller en John Piper. Bij deze Amerikaanse theologen, maar ook bij veel andere evangelicals (met name in de kring van de new calvinists), bestaat de verlossing vooral uit de vervulling van ons diepste verlangen naar God.
Daarbij speelt het gedachtegoed van C. S. Lewis en Alister McGrath een rol. „De zonde is een verkeerd gericht en verkeerd vervuld verlangen”, zo vat dr. Van den Belt samen. „De mens vervangt God als voorwerp van verlangen en aanbidding door het surrogaat van de afgoden. De verlossing van de zonde valt samen met de vervulling van het oorspronkelijke doel van de mens.”
Deze gedachtegang veronderstelt volgens dr. Van den Belt dat het menselijk verlangen als een ongeschonden paradijsbloem door de crisis van de zonde is gekomen. Er wordt uitgegaan van een tweedeling van natuur en bovennatuur. De vraag dient zich echter aan of de mens vooral een zondaar is die als goddeloze gerechtvaardigd wordt, of een zoeker wiens leegte door God gevuld wordt.
Het ene hoeft het andere volgens dr. Van den Belt niet uit te sluiten. Maar wie de zonde versmalt tot het verkeerd rich- ten van op zichzelf goede verlangens, loopt het risico om de diepte van de zonde en dus ook de verzoening niet echt te peilen.
De gereformeerde theologie moet volgens dr. Van den Belt vooral blijven benadrukken dat het heil ontspringt uit de vrije genade van een verkiezende God. Voor de mens begint het heil bij de roeping door Wet en Evangelie. Dat laatste veronderstelt niet dat de mens smachtend naar God verlangt. Het is God Die scheppend spreekt en het verlangen dat er niet is, wekt en versterkt door Zijn Woord. „De heilsleer mag niet blijven cirkelen rond het menselijk verlangen naar God, maar mag in het Woord van Gods belofte de ultieme grond vinden.”