Historische roman of romantische historie
Titel:
”Het Hooglied, hetwelk van Salomo is”; ISBN 90 808106 1 4, 264 blz.; € 20,95; en ”De koningin van Scheba en het lied van Salomo”; ISBN 90 808106 1 2, 384 blz.; € 22,95; beide door Lody Schneider
Uitgeverij: Stichting Canticum, Ridderkerk, 2003.
Ongeveer gelijktijdig heeft de Ridderkerkse tuinder Lody Schneider een tweetal boeken het licht doen zien: ”Het Hooglied” en een bijbelse roman over de koningin van Scheba. Zeker een opmerkelijke prestatie voor een zakenman.
”Het Hooglied” heeft de bedoeling om woorden en beelden naar voren te halen zoals Salomo deze in zijn tijd kende. In de roman ”De koningin van Scheba en het lied van Salomo” wordt een dwaaltocht gemaakt in de hoofden van de beide vorstelijke personages. De auteur wil een oude, mysterieuze geschiedenis tot nieuw leven brengen. In de geschiedenis zijn vele sleutels gehanteerd om het Hooglied te verklaren. Is het enkel een ’werelds’ huwelijkslied of een wisselzang tussen Christus en de gemeente?
De veronderstelling van Schneider is dat de God van Israël wordt beschreven als Bruidegom en Salomo als bruid. Achter Salomo rijst de gedachte op van Israël. Wie in deze lijn doordenkt, kan begrijpen dat de koning „borsten” heeft. Deze symboliseren ook de zware trossen die aan de wijnstok Israël hangen te wachten op de Bruidegom. Dat de bruid „zwart” van huidskleur is (Hooglied 1: 6), is te verklaren uit het feit dat Salomo als prins verstoten werd door zijn broers. Noodgedwongen moest hij veel op het veld werken als „hoederin der wijngaarden.” Maar ziedaar: juist in de natuur kon hij veel spreken met zijn God, de Bruidegom. Bovendien zal hij de donkere teint geërfd hebben van zijn moeder Bathseba.
Verrassend illustreert de auteur zijn theorieën met telkens een eye-opener naar de gebruiken van de tiende eeuw voor Christus. Salomo zou de inhoud van het Hooglied hebben voorgelezen aan de koningin van Scheba. De faam van de koning was doorgedrongen tot deze vorstin in Jemen. Als dienares van de Egyptische godheid Aton maakte ze een woestijnreis van 3000 kilometer om hem te overtuigen van de wijsheid van haar god. In Jeruzalem volgden onder andere ontmoetingen met de oude zanger Asaf en de wijze koning Salomo. Zo werd ze overtuigd van het gelijk van de God van Israël.
Hoogst merkwaardig is de passage dat de koningin van Scheba zwanger van Salomo naar huis keert. Temeer daar ze op haar dertigste levensjaar bevrucht zou moeten worden door de hogepriester van Aton. Ook ontvangt ze van de koning een prachtige ring waarin de afbeelding van de leeuw van Juda is gezet. En dit werd een symbool van de keizers van Ethiopië. Negen maanden na haar terugkeer brengt de koningin een zoon ter wereld. Hij krijgt de naam Menylek, wordt gezalfd in de tempel van Jeruzalem en door stamhoofden van Ethiopië tot hun koning verheven.
Onderbouwing
Als je een boek schrijft over historische figuren zal gevraagd moeten worden naar de onderbouwing. Schneider geeft een tekst-voor-tekstverklaring van het Hooglied, de liefde tussen Salomo (de bruid) en zijn God (de Bruidegom). De achtergrond van huwelijk en bruiloft, duidelijk aanwezig in het Hooglied, wijkt hiermee naar de zijlijn. Kom je zo niet in strijd met het klankbord van de hele Schrift? In Efeze 5 en de Openbaring resoneert de liefde tussen bruidegom en bruid in de liefde tussen Christus en de kerk. De kerk of Israël (naar Joodse exegese) als bruid kan ik plaatsen, maar Salomo…? Het is een conclusie die stellig bedenkingen en vragen oproept.
In het tweede boek wordt de historische kern opgevuld met romantische verwoordingen. Deze monden uit in het verhaal dat de koningin van Scheba de stamvader baart van de koninklijke dynastie van Ethiopië. Het is een van de vele versies die in de Middeleeuwen zijn ontstaan. In een niet hier vermelde weergave wordt de vorstin de moeder van Nebukadnezar van Babylon. De vraag rijst: Is het verantwoord een romantische vertelling uit latere tijd bijbelse boeken binnen te smokkelen? Waarom? Om een modieus lezerspubliek te bereiken? Een historische roman werkt zeker intrigerend. Maar komen we hier niet uit in een romantische beschrijving van de historie? Met andere woorden: lopen historie en mythe niet door elkaar heen? Wat is dan richtinggevend en normatief?
Wetenschappelijk
Salomo leefde in de tiende eeuw voor Christus. Schneider plaatst in die periode de cultus van de Egyptische zonnegod Aton. De verering van Aton zou in Egypte beëindigd, maar ten tijde van de koningin van Scheba in haar land springlevend zijn. Een merkwaardig standpunt. Immers, in het moederland werd deze godheid in de veertiende eeuw voor Christus vereerd. Is het wetenschappelijk waar te maken dat vier eeuwen later de monotheïstische Aton nog de dienst uitmaakte in Scheba? Blijkt dit uit opgravingen? We weten van een inscriptie waarop de naam van een priester van IL(El) staat. En in een gerenommeerd artikel ”Arabië en de Bijbel” (Ex Oriente Lux, no. 14, blz. 73-84) wordt aangetoond dat de structuur van de godsdienst in Zuid-Arabië zich kenmerkte door een astraal karakter. In een trias van maan, zon en sterren is de maangod als vader de hoofdgod. Deze prioriteit van de maan -en niet de zon- is typerend voor de hele pre-islamitische godenwereld.
Er is een tweede bedenking. De cultus van Aton wordt ingevuld in de boeken in de trant van ”do ut des”, dat wil zeggen ”ik geef, opdat u teruggeeft”. Dit is echter een van vele vormen van verering van heidense goden en zeker niet exclusief. Bovendien zal de schrijver gas moeten terugnemen als hij schrijft dat in Egypte het lam een heilig dier was. En dat het een gruwel was dat de Israëlieten dit slachtten en opaten.
Beide boeken zijn een bewerking van historisch-bijbelse gebeurtenissen. Ze zetten de lezer kritisch aan het denken. Daardoor werpt Schneider verrassend nieuw licht op bepaalde gebeurtenissen. Dat boeit, maar werpt tegelijk vragen op.