Opinie

God geeft mens waarde als veredeld stof

Het nieuwe jaar is nog maar enkele dagen oud, 2016 ligt nog ongerept voor ons. We wensen elkaar geluk. Maar we weten ook dat het in werkelijkheid allang niet meer om ons persoontje draait. Het astronomische jaar toont dit aan. Is een mens eigenlijk niets meer dan een uiterst zinloos stofje gestolde ster?

prof. dr. H. A. Bakker
11 January 2016 16:40Gewijzigd op 16 November 2020 00:36
beeld EPA
beeld EPA

JA

Enkele eeuwen geleden meenden we nog dat alles om de wereld en de mens draaide. In letterlijke zin welteverstaan, want ook de zon en de sterren zouden om ons heen draaien. Alles draaide om de geschiedenis van mensen. De aarde stond in het centrum van het heelal en dus ook voor God in het middelpunt.

Nicolaas Copernicus en Galileo Galilei brachten dit beeld vijf eeuwen geleden aan het wankelen. Galilei werd door de kerk onder druk gezet om te herroepen en kreeg tot zijn dood huisarrest in Rome. Toch lukte het hem om een boek over zijn nieuwe inzichten uitgerekend in Nederland te publiceren (Leiden, 1637). Pas in 1992 kreeg Galilei pauselijke rehabilitatie.

Wij weten nu heel goed wat een nieuw jaar inhoudt. Een nieuw jaar betekent dat de aarde helemaal om de zon is gedraaid en aan een nieuwe cirkel begint. Maar het is met de plaats van de mens in het heelal nog relatiever gesteld. Ons zonnestelsel is niet alleen erg klein (hoewel er nog altijd nieuwe planeten en manen worden ontdekt), dit zonnestelseltje bevindt zich ook nog vrijwel aan de rand van het melkwegstelsel. Onze zon is slechts een kleine ster en de volgende ster (Proxima Centauri), die veel groter is dan de zon, staat op 4,22 lichtjaren van de aarde, dat is een afstand van 4,22 x 9,46 biljoen kilometer. De zon staat maar op 8,3 lichtminuten van de aarde (licht legt per seconde bijna 300.000 kilometer af). De afstand van de aarde naar het binnenste van ons melkwegstelsel is duizelingwekkend ver, want daar zijn ontelbaar veel zonnen opeengehoopt die niet alleen zeer groot zijn, maar ook nog eens op grote afstand van elkaar staan.

En daarmee is nog niet alles gezegd over de plaats van de mens. Ons melkwegstelsel is relatief klein en maakt deel uit van een lokale hoop van sterrenstelsels. Deze lokale hoop staat op ondenkbaar grote afstand van een andere hoop van sterrenstelsels, waar ook nog weer andere hopen in de buurt zijn. Samen vormt onze lokale hoop met deze andere hopen een superhoop. En laten er nu ook nog eens heel veel superhopen zijn. Met andere woorden: het heelal is eindeloos groot en uitgebreid en lijkt zelfs uit te dijen. De te calculeren grens van het universum is nauwelijks in cijfers uit te drukken.

Wat is een mens van 1 meter 82 die 82 kilo weegt en hopelijk 82 jaar wordt tegen de achtergrond van deze afmetingen? Wie denkt hij wel dat hij is? Hij is niet alleen 10 keer niets, maar 10 keer met honderd nullen niets. Hij staat niet op de voorgrond, want hij vormt de verre achtergrond bij dit enorme gewelf dat wij heelal noemen. De voorgrond is de grens van het heelal en een mens is nog minder dan een ultramicroscopisch fijnstofdeeltje van een inferieur randsysteem ver weggedoken in het donker van een miserabele uithoek.

NEE

Het verhaal hierboven is nogal reductionistisch, dat wil zeggen: eendimensionaal vanuit de astrofysica geredeneerd. De Bijbel beaamt de kleinheid van de mens en heeft er geen moeite mee om het leven onder de zon ijl en leeg te noemen. Volken zijn als stofjes en een geslacht van miljoenen mensen kan zomaar met een onooglijke worm vergeleken worden. God staat boven het kleine en dunne gewurm van alle stof die mensen doen opwaaien en lacht om de grote broeken die wij aantrekken en de kleinzieligheden die wij serieus nemen. Voor onze ego’s is het heelal nog niet groot genoeg. Ja, met een ”reality check” van menselijke zelfoverschatting is de Schrift het wel eens. We zijn kleiner en minder belangrijk dan we ons kunnen indenken.

Maar deze correctie leidt juist tot nadenken over God en tot een uitgebalanceerd beeld van de mens. Juist omdat ik me bewust ben van kleinheid, is er ruimte voor verwondering, dankbaarheid en waardigheid. De enige die mij kan verheffen is God. Ik ben veredelde stof („Stof zijt gij”), niet omdat een ster mij raakte, maar omdat God mij maakte. Menselijke waardigheid wordt van buitenaf verleend, door God, en zit niet inherent in mensen als stukjes gestolde ster. Menselijke waardigheid kan dus ook niet door mensen ontnomen worden. God kent waarde toe en geen mens kan dit ontkennen of tegenhouden. Die broek is hem al veel te groot.

DUS

Als mensen weten waar zij zich in het heelal bevinden, begrijpen zij beter dat God de menselijke bravoure aan de kaak stelt. Maar daar ligt ook de bron van menselijke waardigheid, bij God Die eigenmachtig waarde toekent.

De auteur is bijzonder hoogleraar geschiedenis, identiteit en theologie van het baptisme aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.

Meer over
Weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer