Geloof in God niet in strijd met wetenschap
Arthur Wilder-Smith, hoogleraar farmacologie, was in de vorige eeuw een bekende tegenstander van de aanhangers van het atheïstische materialisme in de wetenschap. Geregeld viel hij fel uit naar zijn opponenten, maar verloor daarbij de humoristische glimlach niet uit het oog.
Veel wetenschappers geloven dat het heelal niet meer is dan materie; volgens hen bestaat er geen geestelijke wereld. Dit materialisme is volgens de Britse Amerikaan Wilder-Smith echter helemaal niet logisch en zeker niet wetenschappelijk.
In zijn geruchtmakende boek ”The Scientific Alternative to Neo-Darwinian Evolutionary Theory” (Het wetenschappelijk alternatief voor de neodarwiniaanse evolutietheorie), dat in 1987 uitkwam, maakt hij er korte metten mee. De hoogleraar, die honderd jaar geleden ter wereld kwam in het Britse Reading, waarschuwt zijn lezers vooraf dat dit onderwerp niet geschikt is voor mensen zonder ”risus facetus” –humoristische glimlach– in hun erfelijk materiaal.
Sprookje
Zijn aanval op het materialisme begint als een sprookje: „Once upon a time…” (Er was eens…) een land waarin een ras van intelligente tweedimensionale wetenschappers woont met een gemiddeld IQ van 185. Wilder-Smith vervolgt: „Hoewel ze buitengewoon intelligent zijn, hebben ze een ernstige beperking ten opzichte van de driemensionale wetenschappers in onze wereld, hun blik beperkt zich tot twee dimensies, namelijk lengte en breedte.”
Deze ”platlanders” hebben er geen idee van welke vreemde dimensies er nog meer kunnen zijn. Ze hebben nooit gehoord van diepte en hoogte. Dat komt omdat ze zelf uit twee dimensies bestaan.
„Op een mooie dag wordt er ineens een lijn getrokken, dwars door Platland.” Die lijn heeft vreselijke consequenties: een deel van de platlanders is volledig afgesneden van de andere bewoners. Ze kunnen niet over de lijn of eronderdoor. Alle communicatie tussen beide groepen stopt. En de inwoners van beide delen zijn zich er niet meer van bewust dat er nog een stuk platland bestaat met zijn eigen bewoners. De lijn is de nieuwe grens van hun waarnemingshorizon, volledig ondoordringbaar voor wie dan ook; verder dan die grens kunnen ze niet kijken.
In het ene land gebeurt op een zonnige dag iets opmerkelijks. Prof. Wilder-Smith brengt een bezoek aan Platland. De bewoners zien plotseling, zonder enige aanleiding, twee figuren verschijnen die ze geen naam kunnen geven. Mensen uit een driemensionale wereld zouden het voetafdrukken noemen. Maar dat weten de platlanders niet, want die kijken niet omhoog.
Raadsel
„Als goede wetenschappers zijn ze vooral geïnteresseerd in het mechanisme achter de onaangekondigde verschijning van deze vreemde vormen”, vervolgt Wilder-Smith. Hoe kunnen die voetafdrukken –waarvan ze alleen het platte vlak zien– zonder enige aanleiding spontaan verschijnen?
„Juist als de platlanders hun beste wetenschappers met hun geavanceerde apparatuur hebben opgetrommeld om het vreemde verschijnsel te bestuderen, verdwijnt het alsof er niets is geweest. Nu staan de platlanders voor een dubbel raadsel: waarom en hoe konden de vreemde vormen verschijnen, en waarom en hoe verdwenen ze plotseling? Een bevredigende verklaring kunnen ze daarvoor niet vinden.”
De wetenschappers hebben geen zin om zich opnieuw te laten verrassen. Rond de plek waar de vormen verschenen, hebben ze een dubbele cirkel getrokken. Daarin hebben ze de beroemde dr. Platlander en zijn vrouw opgesloten om het verschijnsel, zodra het zich weer voordoet, nauwkeurig te bestuderen.
De discussies zijn nauwelijks verstomd of er verschijnen opnieuw vormen, precies zoals de eerste keer. Het goede nieuws is dat voetafdrukken zorgvuldig zijn gevangen binnen de dubbele cirkel waarin beide wetenschappers zich bevinden.
Na exact een week openen de wetenschappers de dubbele cirkel ceremonieel met een speciaal gereedschap, „een meesterstuk van vindingrijkheid”, naar alle waarschijnlijkheid een gum. De pers en andere belangstellenden verdringen zich om een glimp van het vreemde verschijnsel op te kunnen vangen.
Glibberig
„Ik had de vorm stevig vastgepakt en mijn vrouw maakte er juist foto’s van, toen de vorm uit mijn hand glipte als een glibberige paling”, rapporteert dr. Platlander. „Hoe steviger ik hem vasthield, hoe ongevoeliger de vorm leek voor mijn greep.”
Vervolgens zoeken dr. Platlander en zijn vrouw de hele cirkel af, maar de vorm is definitief verdwenen. Wetenschappelijk gezien is dit verschijnsel totaal onmogelijk. Geen wetenschapper gelooft in zwarte magie. Ze hebben er zes dagen over nagedacht en hun verwarring werd alleen maar groter. Hoe moeten ze nu deze gebeurtenis verklaren, die alle wetenschappelijke wetten tart?
Voor de toegestroomde pers zet dr. Platlander alles nog even op een rij: de vormen verschenen zonder enige aanleiding; ze verdwenen ook weer zonder aanleiding; ze passeerden waarnemingshorizons met het grootste gemak, terwijl de doctor en zijn vrouw daar niet doorheen konden.
Er zit niets anders op dan deze feiten voor te leggen aan de eminente platlander professor Albertus Zweisteinus, die de leerstoel dimensietheorie bekleedt aan de beroemdste universiteit van Platland. Albertus Zweisteinus is een oude, gerimpelde platlander die een enorme reputatie geniet als wiskundige en theoretisch natuurkundige.
Bang
Geconfronteerd met de vraag van dr. Platlander strijkt Zweisteinus bedachtzaam langs zijn kin, loopt een paar keer heen en weer en gaat weer zitten. Hij stelt vervolgens enkele belangwekkende vragen.
De volgende dag komt hij aarzelend met een verklaring. Vooreerst vraagt hij schriftelijke garanties dat niemand hetgeen hij nu gaat zeggen ooit tegen hem zal gebruiken. En dat de universiteit hem niet zal ontslaan. De oude heer lijkt erg bang te zijn en weigert iets te zeggen voordat hij de schriftelijke verklaringen binnen heeft. Een collega verzekert hem dat ze de waarheid zullen respecteren, wat de hoogleraar ook zal zeggen.
Zweisteinus schraapt daarop zijn keel en steekt van wal. „U allen hier bent wetenschappelijke materialisten. U gelooft vast dat de twee dimensies van Platland de hele werkelijkheid uitmaken. Platland is de enige realiteit in uw visie; buiten Platland bestaan er in uw materialistische wetenschap geen andere realiteiten. Theologie en metafysica zijn in uw ogen onmogelijk serieus te nemen. Platland heeft geen begin en geen eind. Een ”psyche” en ”ziel” zijn voor u zonder betekenis. De materie van Platland is eeuwig en heeft geen bovendimensionele Schepper nodig om die te maken. Als platlanders overlijden, zijn ze verdwenen; er bestaat immers geen dimensie voor de doden.”
„U bent dus niet alleen wetenschappelijke materialisten, maar ook ideologische materialisten”, vervolgt Zweisteinus. „U bent religieuze, vrome materialisten. U gelooft fervent in tijd en materie als de enige realiteit in het universum. U valt met het fanatisme van een fundamentalist iedereen aan die in meerdere dimensies gelooft. U bent daarin onverdraagzaam. U accepteert geen hoogleraar die niet hetzelfde denkt als u over het materialisme.”
Religieus
De oude hoogleraar windt zich zichtbaar op. „Waarom is een student gezakt die niet geloofde dat Platland vanzelf is ontstaan in een lange tijdsspanne? Ik bedoel de student die gelooft dat er meer krachten werkzaam zijn dan alleen de materiële? Dat er meer bestaat achter de waarnemingshorizon van Platland?
Een golf van verbazing gaat door het publiek. Is die oude hoogleraar gek geworden? Is hij soms religieus geworden? Zweisteinus ontkent dat met kracht. „Ik ben nu in de positie om te bewijzen dat uw perfecte wetenschappelijke methode totaal fout is, dat deze in werkelijkheid een religieuze achtergrond heeft. Uw visie leidt tot psychoterreur en censuur.” Er ontstaat enige onrust in de zaal.
Na deze ontboezemingen komt de hoogleraar tot zijn verklaring van de plotseling verschenen en verdwenen vormen. „We zijn gekomen op een historisch keerpunt in de geschiedenis van Platland. In feite geloofden we allemaal dat de twee dimensies van Platland de enige waren die er bestaan. Uit de recente waarnemingen volgt dat we moeten accepteren dat er een derde dimensie bestaat.”
Het woord ”derde dimensie” heeft op de aanwezige wetenschappers het effect van een rode lap op een woeste stier. Ze hebben van hun leven niet zulke baarlijke nonsens aangehoord. „De oude baas is wat suffig geworden”, merken sommigen sarcastisch op. Ze beginnen zijn ideeën belachelijk te maken, precies de psychoterreur waarvoor Zweisteinus hen zojuist waarschuwde. Maar de grijze eminentie heeft hierop gerekend en wacht rustig af.
Logica
Als de zaal van zijn eerste emotie is bekomen, geeft hij aan dat zijn idee berust op volmaakte logica. „We zitten met het probleem dat dr. Platlander en zijn vrouw samen met het vreemde verschijnsel hermetisch opgesloten waren binnen de dubbele cirkel. Er kan volgens onze wetenschappelijke standaard niets in of uit. Ben ik te volgen?” De wetenschappers knikken instemmend.
„Plotseling verschenen er onaangekondigd vreemde vormen in de cirkel, die deze ook weer zonder enige verhindering verlieten. We konden ze niet opsluiten. De vreemde vormen bezitten dus een extra dimensie, die ik hoogte noem”, legt Zweisteinus uit. „Die extra dimensie geeft de vrijheid om een tweedimensionale waarnemingshorizon die ons tegenhoudt, zonder moeite te passeren. Het feit dat de platlanders de vorm niet konden insluiten, toont aan dat deze deel uitmaakt van een driedimensionaal systeem.”
Zijn geleerde collega’s kijken peinzend voor zich uit; dikke rimpels vormen zich op hun wijze voorhoofden. Het lijkt erop dat ze er weinig van begrijpen.
De hoogleraar vervolgt zijn relaas. „Hoe konden de vormen uit de dubbele insluiting ontsnappen? Wel, ze stapten er eenvoudig overheen. Wij tweedimensionale platlanders kunnen onze waarnemingshorizon slechts tweedimensionaal afgrendelen. Maar een driedimensionaal wezen heeft die beperking niet. Een extra dimensie geeft de volledige controle over de twee lagere dimensies.”
Dimensies
Zweisteinus pauzeert even voor hij zijn relaas vervolgt. „Wij worden omringd, ja overvleugeld door wezens die we niet kunnen zien of aantonen; die we niet kunnen leren kennen. Dat hebt u zelf aangetoond met uw materialistische wetenschap: het verschijnsel van de voetstappen bewijst dat er meer dimensies bestaan.” De geleerden zijn eindelijk overtuigd. Ze geven de grijze heer na zijn laatste zin een staande ovatie.
Wilder-Smith wil met deze fabel aan de kaak stellen dat het christelijke „multidimensionale geloof in God en een hemel der hemelen” in de wetenschap vaak het doelwit is van sarcasme en spot. Wetenschappelijk materialisten hebben religie irrelevant verklaard; in het bijzonder het idee van een Schepper Die hemel en aarde heeft gemaakt met al wat daarin is. En als een wetenschapper in wonderen (de voetafdruk in Platland) gelooft, bijvoorbeeld dat de Heere Jezus uit de dood is opgestaan, dan heeft zijn kritisch denkvermogen in hun ogen plaatsgemaakt voor emoties die zijn kritische vaardigheden verstikken. „Hij mag als wetenschapper eigenlijk geen christen zijn”, signaleert de Amerikaanse hoogleraar.
Onwetenschappelijk
Het multidimensionale heelal –dat de Amerikaanse astrobioloog Paul Davies in de jaren 70 van de vorige eeuw verdedigde– toont volgens Wilder-Smith de wetenschappelijke realiteit van meer dimensies aan dan die wetenschappers met hun beperkte waarnemingshorizon kunnen waarnemen. „Waarom zou het dan onredelijk of onwetenschappelijk zijn om te geloven in andere dimensies, zoals de hemel der hemelen, wanneer daarvoor goed wetenschappelijk en theologisch bewijs bestaat?” vraagt Wilder-Smith zich af.
„Hoewel de materialisten de idee dat er een God bestaat koste wat het kost willen uitbannen, zijn ze inmiddels door hun eigen materialistische wetenschap ingehaald. En als hun de waarheid wordt verteld, laten ze zien dat ze hun ”risus facetus” –humoristische glimlach– al lang zijn kwijtgeraakt.”
serie Honderd jaar Wilder-Smith
Dit is het slot van een tweeluik over prof. dr. Arthur Wilder-Smith (1915-1995).
Arthur Wilder-Smith (1915-1995)
Op 22 december was het honderd jaar geleden dat prof. dr. Arthur Wilder-Smith werd geboren in het Britse Reading. Wilder-Smith is drie keer gepromoveerd, en was in de jaren 60 tot 90 van de vorige eeuw een toonaangevend farmacoloog. Hij bekleedde leerstoelen aan de universiteiten van Illinois, Genève, Ankara en Bergen. Van 1970 tot 1977 was hij driesterrengeneraal bij de NAVO, met als opdracht een programma te ontwikkelen om Amerikaanse NAVO-soldaten van hun drugsverslaving af te helpen. Hij sprak zeven talen vloeiend en schreef een aantal van zijn publicaties in het Duits. Als wetenschapper was Wilder-Smith betrokken bij zeventig publicaties waarvan hij de auteur of een van de coauteurs was.