Binnenland

Gianna Jessen over de abortus die ze overleefde

Ze had dood moeten zijn. Verbrand, vermoord. Maar ze leeft. Gianna Jessen (38) overleefde een abortus, vergaf haar moeder –die dat niet wilde aanvaarden– en trekt de wereld over met haar boodschap. „Zo kan ik het Evangelie verbreiden.” Zaterdagmiddag sprak ze in Den Haag tijdens de 23e Mars voor het Leven.

L. Vogelaar
14 December 2015 18:29Gewijzigd op 16 November 2020 00:03
Gianna Jessen. beeld Gianna Nederland
Gianna Jessen. beeld Gianna Nederland

TOEN

Mijn ouders waren allebei 17 jaar. Toen mijn moeder zevenenhalve maand in verwachting was, ging ze naar een kliniek in Los Angeles in de Amerikaanse staat Californië. Daar stelden ze haar de salinemethode voor: door een zoutoplossing in het vruchtwater te spuiten zou de baby zowel vanbuiten als vanbinnen verbranden. Binnen 24 uur zou mijn moeder bevallen van een dode baby.

Na 18 uur kwam ik ter wereld. Levend. Het was 6 april 1977, om zes uur in de morgen. Ik kwam op het juiste moment: de abortusarts was er niet, omdat hij nog geen dienst had. Hij had dus niet de gelegenheid om snel mijn leven te beëindigen.

Er lagen in die kamer meer jonge vrouwen die hun zoutinjectie hadden gekregen. Toen ze mij levend zagen, veroorzaakte dat een schok. Ook de verpleegkundige was ontdaan. Tegen de gewoonte in belde ze een ambulance, die me naar het ziekenhuis bracht. Ik woog maar een paar pond, maar ik overleefde.

Ironisch is dat nota bene de abortusarts mijn geboorteakte moest ondertekenen. Dus ik weet wie hij is. Ik heb wat onderzoek naar hem gedaan. Hij zei eens: „Ik heb meer dan een miljoen baby’s geaborteerd. Het is een passie van me.” De kliniek was eigendom van Planned Parenthood. Dat is de grootste aanbieder van abortusbehandelingen ter wereld; ze kwam dit jaar in opspraak door de handel in lichaamsdelen van geaborteerde kinderen.

In mijn medisch dossier staat nu: „Geboren tijdens abortus met zoutoplossing.” Deze keer wonnen de abortusartsen niet. God heeft me gered.

NU

Ik had blind moeten zijn, en verbrand. Dat was ik niet. Ik liep door het zuurstoftekort wel een hersenbeschadiging op. Daardoor loop ik wat moeilijk. Artsen voorspelden dat ik nooit mijn hoofd zou kunnen optillen. Maar ik heb zelfs marathons gelopen.

Na de ziekenhuisopname kwam ik in weeshuizen terecht. Daarna werd ik geadopteerd. Biddend en met veel inspanning wist mijn nieuwe moeder het zover te krijgen dat ik met wat hulpmiddelen kon lopen toen ik drieënhalf was. Later had ik dat looprek en die beugel niet meer nodig.

Ik ben dankbaar voor mijn handicap. Daardoor beleef ik meer dat ik in alles van Jezus afhankelijk ben.

De Heere heeft me vaak op gebeurtenissen voorbereid. Soms vroeg ik mijn moeder waardoor ik een hersenbeschadiging had. Zij antwoordde naar waarheid, zonder álles te vertellen: Je bent te vroeg geboren; het was een moeilijke geboorte. Toen ik een jaar of twaalf was, vroeg ik er steeds weer naar. „Wil je het echt weten?” vroeg mijn moeder. „Ik ben geaborteerd; klopt dat?” zei ik. Moeder was stomverbaasd. De Heere had me echter voorbereid, zodat ik die vreselijke werkelijkheid aankon.

Later zat ik eens in het vliegtuig en moest ik steeds meer denken: Wat zou je doen als je biologische moeder opeens voor je zou staan? Wat zou je zeggen? Hoe zou je reageren als ze de bijeenkomst zou verstoren? Al die gedachten, het ging maar door…

Ook dat was voorbereiding. Twee weken later, tijdens een bijeenkomst waar ik sprak, stond er opeens een vrouw voor me die zei: „Ik ben je moeder.” Ik was geschokt, maar ik zei: „Ik ben christen; ik vergeef u.” Dat weigerde ze. Dat kan twee dingen betekenen: óf iemand wil niet erkennen dat hij kwaad heeft gedaan óf hij of zij heeft zichzelf niet vergeven en kan dat dus ook van een ander niet aanvaarden.

Kort tevoren had ik het kinderboek ”Een kleine prinses” gelezen, over iemand die zich over een wees ontfermde. Ik kende het verhaal niet uit mijn kinderjaren en las het huilend. Ik dacht: Dit gaat gebeuren. En het gebeurde; tijdens het gesprek met mijn moeder zei de Heere in mijn hart: „Gianna, jij bent een kleine prinses.”

STRAKS

Ik geloof dat ik de abortus overleefd heb met een bedoeling. Sinds de jaren 90 zet ik me in voor de prolifezaak. Ik reis de wereld over en heb al op veel plaatsen gesproken. In 2000 sprak ik het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden toe. In 2002 was ik erbij toen president Bush de wet ondertekende die pasgeborenen alle rechten van een staatsburger geeft.

Onlangs verscheen de Nederlandse versie van het boek ”Gianna. Het wonderlijke verhaal van een abortus-overlevende”. Woensdagmiddag ben ik van Malta naar Nederland gekomen. Tijdens de Mars voor het Leven zaterdag sprak ik over wat Jezus voor me heeft gedaan, en over de beschermwaardigheid van het leven vanaf de conceptie totdat iemand een natuurlijke dood sterft. Zaterdagavond vertelde ik mijn verhaal in Hardinxveld-Giessendam –voor de Kom Ook-groep– en zondagmiddag in Amsterdam.

Ik hoop mensen wakker te schudden. Hoe meer mensen toegeven aan het kwaad, hoe kouder hun hart wordt. Al die moorden op ongeboren levens, het is een stille holocaust. Het is een strijd tussen leven en dood, en ik vraag steeds aan mijn gehoor: „Aan welke kant staat u?” Luisteraars verwachten een deprimerende boodschap, maar ik lach veel; ik heb veel om dankbaar voor te zijn.

Ik wil aantonen dat we verharden en dat we onze emoties rondom abortus ontkennen. Willen we dit als christenen echt zomaar aanzien? Hoeveel zijn we bereid te accepteren en te riskeren als het gaat om zo’n belangrijke zaak?

Voorstanders van abortus praten alleen maar over vrouwenrechten. Maar welke rechten had ik dan in de moederschoot? Ik zou geen hersenverlamming hebben gehad als er niet geprobeerd was mijn leven te beëindigen. Zij die deze tere levens wegvagen, zijn degenen die aan het kortste eind trekken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer