Politicus moet naar kiezer luisteren, maar met mate
Weet een politicus wat de burger bezighoudt? Je mag aannemen van wel, want er is informatie te over. Neem het onderzoek dat NRC Handelsblad vorige week publiceerde. Nederlanders hebben geen vertrouwen in de toekomst, luidde de korte samenvatting. Uit honderden diepte-interviews die de verslaggevers van die krant afnamen in dertig Nederlandse buurten, bleek dat met name de grote instroom van asielzoekers en de versobering van de zorg mensen hoog zitten. Zitten er onder asielzoekers geen terroristen? Hoe moet het straks met de studiekosten van mijn kinderen? En hoeveel ondersteuning krijg ik nog als ik in de toekomst hulpbehoevend word?
De vraag is wat de politiek met dergelijke informatie doet, doen kan en doen wil. Sommige politieke partijen zijn er niet alleen tuk op te weten wat de kiezer wil, maar passen er ook schaamteloos hun standpunten op aan. Zo legde ex-PVV-Kamerlid Van Klaveren anderhalf jaar geleden aan de Volkskrant uit waarom de PVV de achterliggende jaren op het terrein van de sociale zekerheid en zorg voor zo’n linkse opstelling heeft gekozen. Puur uit electorale motieven, wist Van Klaveren. Wilders beseft goed dat „een louter rechtse partij nooit meer dan tien of twaalf zetels zal halen.”
Je hoeft er niet voor te hebben doorgeleerd om te kunnen vaststellen dat Wilders, als het om de groei van zijn partij gaat, gelijk heeft. De 24 Kamerzetels die hij in 2010 scoorde, zijn voor een belangrijk deel te danken aan zijn hybrideprogramma: hard op migratie, veiligheid en Europa, zacht op zorg en sociale zekerheid. Dat zo’n programma veel innerlijke tegenstrijdigheden bevat en per saldo onbetaalbaar is, neemt de PVV op de koop toe. Het is, zie het onderzoek van NRC, wat de kiezer wil.
Net als de PVV is ook de SP goed in het luisteren naar de gewone man. Zij keek dat jaren geleden af van de Chinese leider Mao. „Ga naar de massa, neem haar ideeën, denk erover na en zet ze om in actie zodat die ideeën aan de praktijk getoetst worden”, schreef de grote communistische roerganger in zijn Rode Boekje. Marijnissen en de zijnen brachten deze theorie van de „massalijn” ijverig in praktijk, met als gevolg dat zij al in de jaren tachtig –toen de grote politieke partijen nog met oogkleppen opliepen– signaleerden dat de massale aanwezigheid van allochtonen in de grote steden tot immense sociale problemen leidde, en dat die problemen om een politiek antwoord vroegen.
Toch is luisteren naar het volk nog niet zó gemakkelijk als het op het eerste gezicht lijkt. Dat oud-minister en ex-VVD-Kamerlid Verdonk met haar beweging Trots op Nederland haar oren zozeer liet hangen naar de kiezer dat deze laatste eigenlijk haar programma mocht schrijven, pakte na verloop van tijd destrastreus uit. Verdonk, die in 2008 in de peilingen nog 23 zetels scoorde, verdween twee jaar later roemloos uit het parlement.
Blijkbaar is luisteren naar de kiezer niet het een en het al. Openstaan voor de mening van de man in de straat én daar electorale vruchten van plukken, is alleen die politici gegeven die er blijk van geven ook zélf een mening te hebben. Kiezers willen aan het Binnenhof geen marionetten, geen partijen die hun continu naar de mond praten –daar prikken zij uiteindelijk genadeloos doorheen–, maar politici die met een open oor voor de noden van de samenleving toch hun eigen koers varen.
Ook dat valt uit het genoemde NRC-onderzoek af te leiden. Want tegenover de bezorgdheid van de geïnterviewden over ontwikkelingen in de samenleving staat een zekere mildheid van oordeel over het kabinet-Rutte II. Dat wordt door hen beoordeeld met rapportcijfers tussen de 5 en de 8. En wie wordt het vaakst genoemd als de ideale volgende premier? Nee, niet Wilders of Roemer, heren die zo stipt de voorkeuren van de kiezer proberen te volgen, maar Rutte, de man die jarenlang pijnlijke –maar in de ogen van burgers blijkbaar ook noodzakelijke– miljardenbezuinigingen doorvoerde.