Bosniërs kwamen, zagen en bleven
Het uiteenvallen van Joegoslavië en de daaropvolgende burgeroorlogen op de Balkan joegen begin jaren negentig massa’s Bosniërs, Kroaten en Serviërs uit hun huizen. Tienduizenden Bosniërs, de meesten moslim, zochten een veilig heenkomen in Nederland en gingen nooit meer weg. Hoe verliep hun integratie?
De enorme toestroom van vluchtelingen in de eerste helft van de jaren negentig staat Marten Visser, oprichter en oud-directeur van Stichting Gave, nog helder voor de geest. Vrijwel dagelijks domineerden verhalen over vluchtelingen de nieuwsbulletins. „Ik vroeg mij toen af welke rol hierin voor de kerk was weggelegd”, zegt de inwoner van Wezep. „Uit dit denkproces is Stichting Gave ontstaan.”
In het huidige vluchtelingendebat lijkt de harde toon de overhand te hebben gekregen. Ruim twintig jaar geleden was de sfeer heel anders, aldus Visser. Volgens hem speelde toen mee dat de oorlog in het uiteengevallen Joegoslavië een Europees conflict was waarbij Nederland een rol had en zich daarom verantwoordelijk voelde voor vluchtelingen uit de Balkan. Verder identificeerden Nederlanders zich gemakkelijk met Bosniërs omdat ze blank waren. Ook was er nauwelijks angst voor de islam. Visser: „Van moslimterrorisme hadden we nog nauwelijks weet.”
In vergelijking met andere vluchtelingen vielen Bosniërs op doordat er bij hen veel minder wanhoop was, zegt Visser, die heel wat asielzoekerscentra heeft bezocht. „Velen van hen kregen spoedig een ontheemdenstatus. Terwijl anderen soms eindeloos procedeerden, konden zij relatief snel doorstromen naar een woning.”
De voormalige Gavedirecteur kan zich niet herinneren dat veel mensen bezorgd waren over hoe de integratie van Bosniërs in de Nederlandse maatschappij zou verlopen. „Vluchtelingen werden opgevangen in de overtuiging dat het tijdelijk zou zijn. Integratie was dus niet aan de orde. Pas later zou blijken dat velen voorgoed zouden blijven.”
Gunstig beeld
Over ex-Joegoslaven zijn geen recente onderzoeken verschenen. In 2005 publiceerde het CBS het rapport ”Voormalig Joegoslaven in Nederland”. Deze uitgave schetst een gunstig beeld van deze categorie immigranten. In vergelijking met andere groepen hebben alleen Iraniërs een hoger opleidingsniveau. Veel kinderen volgen een hogere opleiding dan hun ouders. De meesten hebben een baan. Opvallend is dat de arbeidsparticipatie van vrouwen uit voormalig Joegoslavië relatief hoog ligt.
Verder gaan veel Bosniërs in hun vrije tijd om met Nederlanders, hebben ze moderne opvattingen en rekenen de meesten zich niet tot een bepaalde religie. „Van alle nieuwe groepen staan voormalig Joegoslaven in sociaal en cultureel opzicht het dichtst bij de autochtonen en zijn ze in dat opzicht het best geïntegreerd”, aldus de opsteller van het rapport.
De publicatie bevat slechts een enkele kritische kanttekening over ex-Joegoslaven: ze genieten een twijfelachtige reputatie als gewelddadige criminelen.
De ”Joegomaffia” is geen nieuw fenomeen, stelt Joegoslaviëkenner Alfred van Cleef. „Die bestond al voordat het land uit elkaar viel en kan niet worden gelinkt aan de vluchtelingenproblematiek. Bekend is verder dat er sinds de Balkanoorlog veel zware wapens in omloop zijn.”
Atheïst
De meeste Bosniërs houden zich met heel andere zaken bezig, weet Van Cleef, die vorig jaar het boek ”Verloren wereld. Een Bosnische familiegeschiedenis” schreef. Het werk is een heruitgave van het in 1994 gepubliceerde ”De verloren wereld van de familie Berberovic”. Nieuw eraan is dat Van Cleef vijf hoofdstukken toevoegde met daarin een schets van de wederwaardigheden van de familie van de afgelopen twee decennia.
Dat ex-Joegoslaven niet hoog staan op twijfelachtige lijstjes komt volgens Van Cleef mede doordat het Europeanen zijn. „Hun manier van leven in eigen land leek op de onze in West-Europa. Velen noemen zich weliswaar moslim, maar hun religiositeit blijft doorgaans beperkt tot het vieren van islamitische feestdagen. De meesten zeggen tegelijkertijd atheïst te zijn en hebben progressieve opvattingen. In Nederland moet ik de eerste Bosnische vrouw met een hoofddoek nog tegengekomen.”
De meeste Bosniërs remigreerden niet meer, weet Van Cleef. „Velen kwamen op relatief jonge leeftijd, kregen hier kinderen en bleven hier voorgoed.” Een belangrijke barrière voor terugkeer is het gebrek aan economisch perspectief in eigen land. „Mensen die wél teruggingen, waren vaak een dagje ouder. Het lukte hun vaak niet goed Nederlands te leren, waardoor zij zich buiten de maatschappij voelden staan. Verder speelde mee dat velen het huis waaruit ze ooit werden verjaagd, weer terugkregen. Dat maakte terugkeer gemakkelijker.”
Lessen
De huidige vluchtelingenstroom lijkt op die van de jaren negentig. Liggen er in de opvang van Bosniërs lessen voor nu? Visser: „Net als CDA-leider Buma pleit ik voor een ontheemdenstatus voor Syriërs. Dan maak je van meet af aan duidelijk dat hun verblijf hier tijdelijk is. Tevens creëer je hiermee draagvlak onder de autochtone bevolking. Daardoor blijven mensen bereid iets voor vluchtelingen te betekenen.”
Van Cleef ziet een terugkeer van de ontheemdenstatus níét zitten. „Net als Bosniërs zullen de meeste Syriërs, de grootste vluchtelingengroep, hier uiteindelijk blijven. Hoe eerder hierover duidelijkheid komt, des te sneller zij kunnen integreren. Een ontheemdenstatus houdt alleen maar op en laat mensen onnodig langer in onzekerheid.”
De schrijver ziet de integratie van Syriërs niet somber in. „In veel opzichten lijken zij op Bosniërs. Een derde is hoogopgeleid, velen spreken Engels en als ze al moslim zijn, zijn ze doorgaans gematigd. Met een duwtje in de rug zullen ook zij hun weg vinden in de Nederlandse maatschappij. Daar ben ik van overtuigd.”
„Slapeloze nachten van vluchtelingenbeelden”
Als in haar land Bosnië-Herzegovina in 1992 oorlog uitbreekt, studeert Amna Zulum (1971) politieke wetenschappen in hoofdstad Sarajevo. Als de eerste bommen vallen, peinst ze er niet over haar stad te verlaten.
In plaats daarvan gaat ze de barricaden op, doet mee aan protestacties en loopt voorop in demonstraties. Nadat ze ontsnapt aan kogels van sluipschutters en in shock thuiskomt, vindt haar moeder het welletjes. „Als je zo doorgaat, overleef je het niet”, zegt ze bezorgd. Ze dringt er bij haar dochter sterk op aan te vertrekken naar een tante in Kroatië.
Zulum luistert en verlaat met het laatste konvooi haar woonplaats. „Het was surrealistisch. Ik liep daar tussen gillende kleine kinderen en doodsbange vrouwen. Het deed me denken aan wat ik over de Tweede Wereldoorlog, Auschwitz en de Holocaust had geleerd. Alleen zat ik er nu zelf middenin.”
Als Kroatië na een tijdje om politieke redenen de vluchtelingenstatus van Bosniërs intrekt, zit er voor Zulum weinig anders op dan ook dát land te verlaten. Een van haar vriendinnen woont in Nederland. Met een garantstelling van haar arriveert zij op 18 december 1992 in Rotterdam. Veel meer dan een klein tasje met daarin een sociologieboek heeft ze niet bij zich. „Dat is veelzeggend over hoe ik toen mijn toekomst zag. Ik dacht dat na een maand de oorlog weer voorbij zou zijn en ik weer terug kon. Mijn studieboek had ik meegenomen om mijn tentamen te kunnen voorbereiden”
Inburgering
In Nederland verhuist Zulum in één jaar tijd minstens tien keer. „Toen namen burgers nog vluchtelingen in huis. Ik hoefde niet naar een asielzoekerscentrum, maar verbleef op verschillende adressen.” De asielprocedure verloopt vrij vlot. In 1994 krijgt ze zowel een verblijfsstatus als een woning.
De jaren daarna zoekt ze zich een weg in het moeras van de Nederlandse regelgeving. Nadat ze haar NT2-examen Nederlands haalt, schrijft ze zich via de Stichting voor Vluchteling Studenten UAF in voor de hbo-opleiding sociaalpedagogische hulpverlening (SPH). „Eindelijk kreeg ik toen pas écht aansluiting bij de Nederlandse maatschappij.”
Een passende baan vinden is niet eenvoudig als je buitenlandse roots hebt, ervaart Zulum. Ze verstuurt minstens honderd sollicitatiebrieven voordat ze in 1999 haar eerste betaalde baan krijgt: ze wordt mentor van alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama’s). Nu werkt ze bij de gemeente Rotterdam. Daarnaast runt zij met een vriend sinds begin dit jaar een adviesbureau voor mensen uit Balkanlanden.
Dodenherdenking
Zulum, die is getrouwd met een Bosnische man en een dochtertje heeft, voelt zich inmiddels door en door Nederlandse en in het bijzonder inwoner van Rotterdam. „Sarajevo en Rotterdam zijn steden met een vergelijkbare geschiedenis. Beide plaatsen hebben hevig geleden onder zware bombardementen, waarbij veel burgerslachtoffers zijn gevallen. Elk jaar woon ik met dodenherdenking een kranslegging bij in de stad.”
Iedere zomer gaat ze drie weken met vakantie naar Sarajevo. Het is dan als het ware één grote reünie: familieleden en vrienden die de oorlog hebben overleefd, komen uit heel Europa een paar weken naar Bosnië om elkaar te ontmoeten. De ledematen die sommigen zijn kwijtgeraakt, zijn een zichtbare herinnering aan wat zich ruim twintig jaar geleden heeft afgespeeld.
Meerdere malen overweegt Zulum voorgoed terug te gaan naar haar geboortegrond. „Mijn man gaat vanaf volgende maand werken in Sarajevo. Het lukt hem na negen jaar hier te hebben gewoond niet zich te settelen. Voorlopig pendelt hij heen en weer. We zien wel of hij uiteindelijk daar permanent gaat wonen. Zelf blijf ik het liefste hier.”
Psycholoog
In de bijna 23 jaar dat ze in Nederland woont, heeft Zulum regelmatig „traumatriggers” gehad, maar door de huidige vluchtelingencrisis is het heftiger dan ooit. „Verdrongen ervaringen van vroeger komen weer naar boven, iets waar ook mijn Bosnische vrienden last van hebben. Als ik kijk naar de beelden van al die vluchtelingen, ben ik als het ware zelf weer op de vlucht. Ik heb er regelmatig slapeloze nachten van. Sinds een jaar ben ik hiervoor in behandeling bij een psycholoog.”
Bosnische kunstenaar: Liever in mijn land gebleven
De Bosniër Drago Pečenica (1962) vlucht in 1992 naar Nederland. In zijn nieuwe land wordt hij een succesvol kunstenaar. Niettemin zegt hij: „Met de kennis van nu was ik veel liever in Bosnië gebleven.”
Met zijn dochtertje Teodora van 5 maanden arriveren Pečenica en zijn vrouw in Nederland. Een bevriend Nederlands echtpaar dat al jaren in Bosnië vakantie viert, haalt hen op met de auto. De bedoeling is dat het gezin enkele maanden blijft tot de oorlog voorbij is. „Ik wilde niet in een ander land wonen”, zegt Pečenica. „Mijn vader en broer werkten jarenlang in Frankrijk. Van hen had ik gehoord dat het niet zo gemakkelijk is om je in een vreemd land te redden. Het leek me geen prettig vooruitzicht.”
Pečenica ervaart Nederland als een „totaal andere wereld” dan Bosnië. Als na enkele jaren blijkt dat de vrede in eigen land voorlopig nog ver weg is, zien Pečenica en zijn vrouw zich genoodzaakt in Nederland te blijven. Nederlands leren gaat de Bosniër weliswaar voorspoedig af, maar wegwijs worden in de samenleving valt niet mee. „Ik ontmoette veel onbegrip. Het best werd ik nog begrepen door oudere mensen die de Tweede Wereldoorlog hadden meegemaakt en wisten wat het betekende om ontheemd te zijn.”
Evangelisatiewerk
Begrip vindt hij ook bij Stichting Gave, waarvoor hij evangelisatiewerk gaat doen. „In Sarajevo kocht ik een Bijbel. In Nederland ben ik voor het eerst echt gaan bidden en tot geloof gekomen. Voor Gave bezocht ik bijna alle azc’s om Joegoslaven het Evangelie te vertellen. Daarna deed ik hetzelfde in Keulen. In die plaats is zelfs een gemeente ontstaan van ex-Joegoslaven die christen zijn geworden.”
Pečenica’s eerste baan is algemeen medewerker bij een bibliotheek in zijn woonplaats Nijkerk. Omdat hij geschoold is als kunstenaar en in eigen land tekenleraar was, wordt hij er allerminst gelukkig van. Pečenica ervaart het als een wonder als hij uiteindelijk in contact komt met een Nederlandse kunstenaar die hem verder helpt. Nu heeft hij zijn eigen atelier en behoort hij in zijn vak tot de top. „Wie een ambacht heeft geleerd, verdient de kost waar hij ook verkeert”, lacht de Bosniër.
Juist als het erop lijkt dat Pečenica z’n leven helemaal op de rit heeft, gaat het mis. „Ineens kón ik niet meer. Ik had in al die jaren in Nederland te veel veranderingen meegemaakt en die nooit goed verwerkt. Juist nu alles goed ging, kwam alles naar boven. Ik ben ervoor in therapie geweest. Uiteindelijk heb ik alles een plekje kunnen geven.”
Moedertaal
De voertaal in huize Pečenica is Nederlands. „Dat hebben we op advies van een juf van Teodora ingevoerd.” Achteraf heeft hij er spijt van dat hun kinderen niet vloeiend Servo-Kroatisch kunnen. „Soms wil ik iets zeggen, maar houd ik op het laatste moment mijn mond omdat ik de juiste woorden alleen in mijn moedertaal kan vinden. Dat doet soms pijn.”
Nu Pečenica’s dochter ouder wordt, krijgt ze steeds meer interesse in het land van haar ouders. Zijn zoon voelt zich op en top Nederlander. Lachend: „Als we willen weten hoe een Nederlander ergens over denkt, vragen we het aan David.”
Verlangen
In de jaren negentig „kotste” Pečenica op zijn eigen land. Nu, twee decennia nadat de oorlog voorbij is, kruipt het bloed waar het niet gaan kan. Tijdens vakanties wordt hij vaak bij mensen thuis uitgenodigd. Zij doen graag hun verhaal bij hem, omdat hij goed kan luisteren en hij hen vaak weet op te beuren. „Zij zien mij als een soort heler.”
Zijn land kan hem goed gebruiken, denkt de Bosniër weleens. „Misschien dat ik ooit terugga. Ik droom weleens van een simpel leven in een dorpje daar. Als het Gods wil is, zal het ook gebeuren.”
Oorlog in Joegoslavië: hoe zat het ook alweer?
Joegoslavië, dat sinds 2003 anders heet, bestond ooit uit de republieken Slovenië, Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Servië, Montenegro en Macedonië. Na de dood van president Josip Broz Tito in 1980 beginnen nationalistische krachten zich te roeren. Nadat in 1989 Slobodan Milosevic aan de macht komt, ontstaat er bij veel republieken een unheimisch gevoel. Ze krijgen het idee dat Serviërs hen willen overheersen. In 1991 roepen Slovenië en Kroatië de autonomie uit. Andere landen volgen, en dat stuit vooral in Bosnië-Herzegovina –waar veel etnische Serviërs wonen– op hevig verzet. Zowel in dat land als in Kroatië leidt een burgeroorlog tot massamoorden en etnische zuiveringen. Vele honderdduizenden mensen slaan op de vlucht. Het bloedvergieten stopt pas in 1995 als Kroatië, Servië en Bosnië-Herzegovina het verdrag van Dayton tekenen. De oorlog heeft zo’n 100.000 levens geëist. Ongeveer 1 miljoen Bosniërs wonen sindsdien in het buitenland. De meesten (157.000) in Duitsland en Zweden (100.000). In Nederland zijn tussen 1992 en 2001 ruim 30.000 asielverzoeken van (voormalig) Joegoslaven ingewilligd, zie infographic.