Kerkinterieurkenner Kroesen vertrekt naar Noorse Bergen
Justin Kroesen is een groot kenner van middeleeuwse kerkinterieurs. Met passie spreekt hij over het onderwerp. Hij voelt zich in de eerste plaats wetenschapper, maar is er de laatste jaren in geslaagd zijn kennis ook te vertalen naar een breed publiek. Kroesen vertelt graag over monumentale kerkinterieurs als tijdmachines en 3D-geschiedenisboeken. Per 1 januari gaat hij zijn verhaal in Noorwegen verder vertellen.
Zeker 4000 Europese kerken heeft Kroesen vanbinnen gezien. Als onderzoeker doorkruiste hij de afgelopen jaren heel West-Europa. Onvermoeibaar. Hij houdt van kathedralen, zoals die van het Duitse Halberstadt. „Die heeft misschien wel het best bewaard gebleven middeleeuwse interieur van Europa. Alles staat er nog op zijn plek.” De Grote of Sint-Bavokerk van Haarlem vindt hij de interessantste grote kerk van Nederland: „Prachtig zoals de kerk op de markt staat. Binnen vind je er middeleeuwse elementen als het koorhek, een lezenaar en koorbanken, maar ook een rijk protestants interieur met tekstborden, preekstoel en orgel.”
Een nog grotere liefde heeft hij voor de vele fraaie middeleeuwse dorpskerken in West-Europa. Daarom staan ook veel Groningse kerken hoog op zijn lijstje. „Neem Midwolde. In de kerk daar is al 300 jaar niets wezenlijks veranderd. Als je binnenloopt zie je hetzelfde als de mensen drie eeuwen geleden.”
En nu gaat u naar Noorwegen. Hoe kunt u Nederland met zijn prachtige religieus erfgoed toch achter u laten?
„Aan de universiteit van Bergen krijg ik een echte onderzoeksbaan. Daar zie ik naar uit. Ik heb voor mijzelf afgewogen waar ik over tien jaar wil staan. Een van mijn doelen is dat ik dan twee boeken heb geschreven over middeleeuwse kerkinterieurs. Hier in Groningen kom ik daar nauwelijks aan toe door alles wat je als universitair docent naast het onderzoek moet doen.
Bovendien is het een positieve stap in mijn carrière: hier ben ik universitair docent en daar word ik universitair hoofddocent.”
U gaat niet weg met een zuur gevoel?
„Integendeel. Ik heb veel te danken aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ik heb hier veel kunnen doen. Het thema religieus erfgoed staat op de kaart en ik heb een groot netwerk kunnen opbouwen.
In Noorwegen krijg ik vooral meer ruimte voor mijn onderzoek. In Nederland wordt er op veel vlakken erg veel gevraagd van wetenschappers. Om te scoren moet je bijvoorbeeld publiceren in wetenschappelijke toptijdschriften die uitsluitend door vakspecialisten worden gelezen. Daarnaast wordt onderzoek steeds meer in projecten ondergebracht die gefinancierd moeten worden uit externe middelen.
Tegelijk moeten wetenschappers naar buiten treden en een soort ondernemers in kennis zijn. Maar het kan natuurlijk niet zo zijn dat wetenschappers vooral aanvragen schrijven en moeten proberen zo veel mogelijk in de media op te treden. De belangrijkste taken van de universiteit zijn uiteindelijk toch het verder brengen van de kennis op bepaalde vakgebieden en het opleiden van een nieuwe generatie academici.”
Hoe moet het verder met het Instituut voor Christelijk Cultureel Erfgoed (ICCE) nu u weggaat en uw collega, hymnoloog dr. Jan Luth, volgend jaar november met pensioen gaat?
„Het instituut blijft bestaan, zij het in een andere vorm. Het bestuur van de faculteit godgeleerdheid en godsdienstwetenschappen heeft aangegeven dat belangrijk te vinden. De faculteit gaat daarom op zoek naar een opvolger voor mij. Ik verwacht wel dat het accent wat verschuift van historisch onderzoek naar actuele vraagstukken rondom erfgoed. De faculteit kan zich daarmee profileren.”
Wat waren voor u hoogtepunten in de achterliggende twaalf jaar in Groningen?
„In 2004 hebben mijn voorganger Regnerus Steensma en ik een overzichtswerk gepubliceerd over het middeleeuwse dorpskerkinterieur. Daarvoor hebben we heel Europa doorkruist. Zo’n project zou met het huidige takenpakket bijna onbegonnen werk zijn. Het boek is internationaal erkend en belangrijk geweest voor mijn loopbaan.
Verder noem ik de samenwerking met de Stichting Oude Groninger Kerken (SOGK). Die was goed en zinvol. De SOGK heeft de bijzondere Groninger kerken op de kaart gezet en is ook geïnteresseerd in onderzoek. Er is een sterke binding ontstaan tussen de stichting en de faculteit. Dat is een goed voorbeeld van de verbinding die kan worden gelegd tussen universiteit en maatschappij.”
Wat maakt het Noorse Bergen voor u zo aantrekkelijk?
„De universiteit van Bergen bezit een zeldzame collectie religieus erfgoed. Die behoort tot de absolute top van Europa. Voordat in de negentiende eeuw veel kerkinterieurs werden vernieuwd, is het museum van Bergen al begonnen interieurstukken uit kerken te verzamelen. Daardoor bezit het museum dat aan de universiteit is gelieerd een groot aantal altaarfrontalen uit de dertiende en de veertiende eeuw, zeer zeldzame beschilderde altaarbaldakijnen en heiligenbeelden in houten schrijnen. Dit materiaal is vrij onbekend. Het is mijn taak de collectie in het Bergens Museum in Europa onder de aandacht te brengen.
Een van mijn onderzoeksvragen zal zijn wat het interieur van lutherse kerken ons kan vertellen over de middeleeuwen. De lutherse kerken zijn zo interessant omdat daar veelal geen beeldenstorm plaatsvond, zoals in Nederland. Wil je weten hoe middeleeuwse kerken in Europa eruit hebben gezien, dan moet je naar oude lutherse kerken gaan. In rooms-katholieke kerken in Spanje en Zuid-Duitsland is –vooral in de barok– veel vernieuwd.”
Kan Nederland leren van de Noorse aanpak van het religieus erfgoed?
„In Scandinavië valt mij altijd op dat de kerken er spic en span bijstaan. Dat komt ook omdat de Lutherse Kerk in die landen –tot voor kort– een staatskerk was. Via de kerkbelasting betaalde iedereen mee aan het onderhoud. Daardoor is er geen geldtekort, zoals bij ons.
Als ik hoor dat de Bovenkerk in Kampen mogelijk aan de eredienst wordt onttrokken, dan schrik ik. Dat is een kerkinterieur uit de top tien van Nederland. Ik vind het schrijnend dat de overheid in Nederland niet bereid is meer geld beschikbaar te stellen voor dit soort monumenten. Er is overal geld voor, maar niet voor een van de bijzonderste onderdelen van ons erfgoed.
In de politiek wordt de scheiding tussen kerk en staat daarbij nogal eens als oneigenlijk argument gebruikt. Het gaat hier echter over cultuurschatten. Dat zouden ook partijen als D66 en GroenLinks –partijen met veel cultuurliefhebbers– moeten erkennen. Een monumentale kerk moet op dezelfde manier worden behandeld als een raadhuis of molen.
Tegelijk zou er meer erkenning moeten zijn voor de kansen die deze culturele parels bieden. Kerken zijn –nog steeds– symbolen van gemeenschappen. Kijk maar eens hoe betrokken mensen vaak zijn op de dorpskerk.
Kerkgebouwen zijn onderdeel van onze cultuur. Ik hoop dat de politiek dat meer gaat inzien en ook structureel ondersteuning gaat geven aan het onderhoud.”
Laat u Nederland helemaal achter u of blijven er contacten?
„Bergen ligt slechts 800 kilometer van Groningen en is al eeuwen verbonden met Nederland. Er was in de middeleeuwen een levendige handel tussen de zeevaarders uit de Nederlandse Hanzesteden en Bergen. Verder ligt Bergen aan dezelfde zee als Nederland. Ik wil onderzoek gaan doen naar kerkbouw vanuit het Noordzeeperspectief: tot de Reformatie vormde de kerk rond de Noordzee een eenheid; hoe heeft zich dat vertaald in de kerkinterieurs?”
U heeft veel gedaan om het mooie van oude kerken bij jongeren onder de aandacht te brengen. Geslaagd?
„Het is heerlijk om de onbevangenheid en interesse bij veel jongeren te zien. De generatie van de jaren zestig en zeventig is vaak erg anti kerk. Jongeren zijn nieuwsgierig. Ik heb met veel schoolklassen in kerken rondgelopen. Als je hun het verhaal van zo’n kerk vertelt, pakt dat hen. Als ik uitleg dat het gebouw 600 jaar oud is, vinden ze dat indrukwekkend. Soms zijn ze al 300 keer langs een kerk gereden, maar er nooit binnen geweest. Dan is zo’n bezoek een eye-opener.”
Welk advies geeft u uw –academische– collega’s mee nu u Nederland verlaat?
„Er is verrassend weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het religieus erfgoed. In de Nederlandse kunsthistorie is veel aandacht voor de Gouden Eeuw, en in het bijzonder voor de grote schilders. Dat begrijp ik. Maar bijvoorbeeld voor kerkgebouwen en kerkinterieurs uit dezelfde periode en de periode ervoor is weinig aandacht. Die worden ondergewaardeerd.
Ook in de theologie is er altijd weinig aandacht voor kerkinterieurs in verhouding tot de verkondiging. De theologie is altijd erg op teksten gericht geweest.”
Is de kerk voor u meer dan de stenen vorm van een gebedshuis?
„Zeker. Een kerk zit vol verhalen. Door die verhalen kom je dichter bij mensen van vroeger. De kerk is bovendien een plaats waar existentiële zaken aan bod komen. Het gaat er over geloven, over troost, leven na de dood. Het gaat er over devotie, preek, avondmaal. Mensen gaan er heen uit een diepe behoefte aan antwoorden.
In een oude kerk kun je opeens even onder de indruk komen van de ruimte. Na uren fotograferen zaten Regnerus Steensma en ik soms nog even in de kerkbank rond te kijken. Dan vroegen we ons weleens af wat het nu precies is dat de ruimte die existentiële ervaring geeft. Waarom vinden mensen hier troost? Zelf vind ik het ’t mooist als de klokken –soms eeuwenoud– beieren. Dat raakt me dan.”
Dr. J. E. A. Kroesen
Justin E. A. Kroesen (1975) studeerde van 1994 tot 1999 theologie aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Tijdens het derde jaar van zijn studie kwam hij in contact met kerkinterieurkenner dr. Regnerus Steensma. Kroesen ging verder op diens onderzoeksveld en promoveerde in 2003 op een onderzoek naar middeleeuwse kathedralen in Spanje. In 2004 werd hij universitair docent kunstgeschiedenis van het christendom. Hij is coördinator van het Instituut voor Christelijk Cultureel Erfgoed. Sinds het overlijden van Regnerus Steensma in 2012 beheert Kroesen diens wetenschappelijke erfenis. In 2012 werd hij door een jury van de RUG uitgeroepen tot docent van het jaar. Hij deed veel onderzoek voor de Stichting Oude Groninger Kerken (SOGK). Hij is belijdend lid van de Protestantse Kerk in Nederland.