Binnenland

Studenten wonen gratis in verzorgingshuis

Eigen opa’s en oma’s heeft student Anneloes Olthof (23) niet meer. „Maar nu ik hier woon, heb ik er wel honderd”, grapt ze. „Gisteren heb ik nog chocolaatjes rondgebracht. Dan maak ik even een praatje. Die kleine dingen, dat vinden mensen geweldig.”

Arien van Ginkel
3 December 2015 20:01Gewijzigd op 15 November 2020 23:49
Student Anneloes serveert haar oudere buren een maaltijd in ruil voor gratis woonruimte. beeld RD, Anton Dommerholt
Student Anneloes serveert haar oudere buren een maaltijd in ruil voor gratis woonruimte. beeld RD, Anton Dommerholt

Dolgelukkig is de student met haar ruim bemeten kamer in woon- en zorgcentrum Humanitas in Deventer. Wanneer ze haar ruime kamer laat zien –mét douche, toilet en keuken– kan ze het niet laten om wat selfies met haar buren tevoorschijn te toveren. „Kijk, deze man kan niet praten, maar hij is zo leuk.” Om dat te onderstrepen volgt een filmpje dat laat zien hoe ze samen de polonaise doen.

De derdejaars sph-student aan het Windesheim in Zwolle hoeft alleen haar boodschappen en internet te betalen. De woonruimte krijgt ze helemaal gratis. Evenals haar vijf collega-studenten. „We vragen daarvoor terug dat de studenten een goede buur zijn. Ook moeten ze iedere maand dertig uur vrijwilligerswerk doen”, vertelt Bas Niessen, manager woon-zorg, op zijn kamer.

Knuffelen

„Het heet dan wel werk, maar zo voel ik het helemaal niet”, zegt een stralende Anneloes. „Dit is gewoon normaal contact met de buren. Ik kook altijd te veel voor mezelf, dus dan breng ik wat eten naar de mensen naast mij. Die zijn er blij mee. En soms neem ik iemand mee naar de supermarkt.” Anneloes krijgt er veel dankbaarheid voor terug van haar oudere medebewoners. „Mensen vinden het geweldig als je een kort praatje maakt. Ze gaan je helemaal knuffelen en bij sommige mensen stromen de tranen over de wangen. Bij mij dan ook bijna.”

Met de praatgrage Anneloes vliegt de tijd voorbij. Verschrikt kijkt ze op haar horloge. „Ik moet nu de tafel gaan dekken voor de bewoners.” Ze vliegt drie trappen af. Op de gang voor de eetzaal zitten een kwartier voor tijd al een vijftal dames te wachten op een bankje. De rollator bij de hand. De komende twee uur zal de woonstudent zich „de benen uit het lijf moeten lopen.” De ouderen bestellen koffie en thee. Zodra de koffie voor haar staat, vraagt een oude buur of Anneloes niet wat suiker voor haar heeft. „Kijk, dat ligt al op uw bordje”, reageert ze ad rem. Nu ziet mevrouw het ook. „Maar heb je misschien nog twee zakjes? Ik vind suiker lekker.”

Dan volgt er een verhaal over hoe ze vroeger in Indonesië op een suikerplantage heeft gewerkt. En dat dat altijd erg gezellig was. Totdat de oorlog kwam. Toen werd ze gevangengezet. „Maar gelukkig heb ik daar wel mijn man leren kennen. Dat was mijn buurman in de gevangenis.” „Kijk, dan is het toch nog een mooi verhaal geworden”, vindt Anneloes.

En weg is ze alweer. Zulke verhalen hoort ze dagelijks. Elke week verzorgt ze één dag de broodmaaltijd. Toen ze drie maanden geleden hier kwam wonen, ging ze bij al haar buren even op de koffie om een praatje te maken. Ze liet een briefje met haar pasfoto achter bij de mensen. „U kunt altijd bij mij terecht!” staat er op het A4’tje te lezen.

Isolement

„Ik snap niet dat niet meer verzorgingshuizen ons concept overnemen”, zegt Niessen over het studentenproject, dat nu drie jaar loopt. „Veel zorginstellingen hebben te maken met leegstand. Dit is een slimme manier om daarmee om te gaan. Het kost niets. De woonstudenten brengen het normale leven in huis. Ze doen geen verzorgende taken, dus er gaan geen banen verloren.”

Dat zijn de dames aan de eettafel helemaal met Niessen eens. „Ik zou op mijn kamer gegeten hebben als de studenten ’s avonds niet voor het eten zouden zorgen”, zegt een van hen „Nu kom je nog even uit je kamer en ontmoet je andere mensen. We zijn altijd met hetzelfde clubje van tien vrouwen.”

De studenten worden ingezet om bewoners uit hun isolement te halen, benadrukt manager Niessen. En de enige voorwaarde is dat je geen overlast mag veroorzaken. De eerst klacht over dit project kwam overigens van een student. Hij vond dat de buurvrouw haar televisie veel te hard had staan.”

Vrienden uitnodigen in het verzorgingscentrum mag ook. Maar die kreeg Anneloes nog niet zo makkelijk naar binnen. „Vrienden geloven je niet als je zegt dat je in een verzorgingshuis woont”, ervaart Anneloes. „Dat kunnen ze zich gewoon niet voorstellen.” Ondertussen heeft ze een aantal vriendinnen toch zo ver gekregen om eens te komen kijken.

Verval

Heeft het dan geen nadelen om als jongere tussen de ouderen te wonen? „Toch wel”, erkent Anneloes. „In het begin was het de verzorgingshuisgeur waar ik aan moest wennen. Die ruik ik gelukkig niet meer. Het lastige is dat je met lichamelijk verval in aanraking komt. Het gaat alleen maar slechter met deze mensen. Gelukkig zijn ze soms ook gewoon even ziek. Dan ben je blij als ze er later weer bovenop komen. Maar vorige week is mijn buurman overleden. Ik had altijd erg goed contact met hem. Als dat gebeurt voel je je wel naar. Ik kan het niet goed omschrijven, maar het is echt vervelend. De nabestaanden kende ik toevallig ook. Ik heb gezegd dat ze altijd bij mij binnen kunnen lopen. Ze zijn nu bezig het appartement leeg te halen.”

De deur van Anneloes staat sowieso altijd open. Evenals de deur van veel buren die bij haar in de gang wonen. „Ik kan altijd bij mensen binnenlopen en mensen kunnen dat ook bij mij.” En als ze dan net bezig is om te leren voor een tentamen? „Meestal is het maar een kort moment, dus dat kan altijd wel.”

Ondertussen schaakt ze op meer borden tegelijkertijd. „Vanmorgen ben ik om zeven uur begonnen en ik ga hier tot acht uur vanavond aan één stuk door.” Ze studeert, loopt stage op een gesloten psychiatrische inrichting en heeft ook nog een bijbaan bij een filiaal van Albert Heijn.

Doordat jongeren met ouderen in contact komen, en andersom, leren ze elkaars leefwereld kennen. „We doen dit op basis van wederkerigheid”, vertelt Niessen. „Als een student gewoon vertelt waar hij of zij mee bezig is, bijvoorbeeld de studie, blijven bewoners betrokken bij de maatschappij.”

Niet iedereen is geschikt om woonstudent te worden. „Ik vraag bij een vacature altijd aan de kandidaat: Wat breng jij mee? Een student moet feeling hebben met de doelgroep. Voordat we definitief beslissen of iemand hier mag wonen, laten we hem of haar een paar uurtjes proefdraaien. Je ziet meteen of iemand op een leuke manier contact maakt.”

Ouderen kun je niet aan hun lot overlaten, vindt Anneloes. „Wij willen nu vaak niets voor hen doen. Maar als we zo meteen zelf oud zijn, willen we toch ook dat er voor ons gezorgd wordt?”


Jonge mensen zijn de ideale buren in een verzorgingshuis

„Dit is een normaal studentenhuis”, vindt de 21-jarige Joël Dijkstra. „Het is hier vaak gezellig en we eten met elkaar. Maar er wordt ook zorg verleend.” Het Leger des Heils huurt in het voormalig provinciehuis van Utrecht negen kamers. In de vleugel wonen drie studenten zonder zorgvraag en zes jongeren die begeleid wonen. Het doel: de begeleiding zo snel mogelijk afbouwen zodat de jongeren op zichzelf kunnen gaan wonen.

Jeroen Harmeijer, projectcoördinator bij het Leger des Heils: „Het intensiefste zorgtraject hebben deze zes studenten achter de rug, maar ze kunnen nog niet helemaal zelfstandig wonen. Ons project ”De Sterren” is daarom een tussenstation voor hen in hun proces naar zelfstandig wonen.”

Joël studeert natuurwetenschappen en innovatiemanagement aan de Universiteit Utrecht. Hij klopte op 16-jarige leeftijd bij de hulpverlening aan. Nu heeft hij de hulp niet meer nodig en begeleidt hij anderen in hun weg naar de zelfstandigheid. Zo’n vijf tot tien uur per week staat hij hen met raad en daad bij. Hij leert hun onder andere koken, wassen en studiefinanciering aanvragen. In ruil daarvoor betaalt hij slechts 150 euro huur per maand.

Hulp

Behalve met huishoudelijke zaken, helpt Joël de zes ook emotioneel. „Als iemand de hele dag zijn kamer niet uitkomt, ga ik met hem in gesprek.” Wanneer het langer duurt, heeft Joël de verantwoordelijkheid om problemen te melden bij de begeleider van de jeugdzorgjongere. „Ik ben er dag en nacht voor de jongeren als ze me nodig hebben.”

Vreet het niet enorm veel energie om iedere dag zo dicht op de huid te leven van jongeren met problemen? Joël: „Het is niet alleen je werk, maar het is ook je thuis. Je kan er niet even uitstappen. We zijn geen hulpverleners. Maar tot nu toe heb ik het ervoor over. Je leert veel over mensen en ook over jezelf.”

Coördinator Harmeijer houdt de gang van zaken op een afstand in de gaten en voert regelmatig groeps- en individuele gesprekken met de drie begeleiders. „Het is belangrijk dat de studenten afstand kunnen houden, want anders houd je het niet vol.” Joël is dat met hem eens. „Je moet uitkijken dat je geen hulpverlener wordt. Als iets niet goed voelt, geef ik dat meteen door.”

Esther van der Molen (18) verruilde twee maanden geleden Utrecht voor Rotterdam, waar ze grafische vormgeving studeert aan het Grafisch Lyceum. En ze woont zelfstandig, na zeven maanden begeleiding bij het project ”De Sterren”. Ze liep weg van huis toen ze dertien jaar was. Haar ouders waren gescheiden en bij haar moeder was Esther „niet altijd even veilig.” Drie jaar verbleef ze in een pleeggezin. Hoewel ze de gezinsleden aardige mensen vond, voelde ze zich toch weleens buitengesloten. Het klikte niet zo goed tussen Esther en haar pleegouders. „Dan kwam ik ’s ochtends beneden en begroette mijn pleegmoeder haar eigen kinderen hartelijk met een goedemorgen. Tegen mij sprak ze niet zo enthousiast.”

Uitkomst

Het project van het Leger des Heils was een uitkomst voor Esther. Ze wilde leren wassen, koken en zelfstandig zijn. Toen ze aankwam in het studentenhuis was ze bang. „Ik had maar negen maanden om alles te leren en ik wist niets over het huishouden. Maar de hulpstudenten –een jaartje of twee ouder– waren heel lief en leerden me gezond en gevarieerd koken. Nu kan ik mijn financiële zaakjes zelf regelen. Dit was een heel fijne tussenstap voor mij voordat ik op mezelf ging wonen. Ik ben blij dat ik de kans heb gekregen om hier te leren en te groeien in mijn persoonlijke ontwikkeling.”

Harmeijer: „Ontwikkelingen in de zorg maken het noodzakelijk dat we steeds meer voor elkaar gaan zorgen. Formele zorg combineren met informele hulpverlening is een vorm die daar goed op aansluit. Het geeft de betrokkenheid die hard nodig is. We zien in de hulpverlening dat de reguliere kamertrainingscentra, waarbij jongeren intensief begeleid worden naar zelfstandig wonen, langzaam vollopen. En er ontstaan wachtlijsten. Dit aanvullende woonproject is een passender antwoord op de hulpvraag die zij hebben en minder intensief en kostbaar. In de zestien maanden dat het project loopt, zijn er zeven mensen zelfstandig gaan wonen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer