Dr. Mark S. Kinzer, rabbijn die Yeshua belijdt
Als een Jood tot het geloof in Yeshua, Jezus, komt, wat heeft dat dan voor gevolgen? Verliest hij dan zijn Joodse identiteit? Hoeft hij vanaf dat moment geen koosjer voedsel meer te eten, de Thora niet meer te bestuderen, de Joodse feesten niet meer te houden? Dr. Mark Kinzer: „God heeft het Joodse volk afgezonderd, geroepen. Ik denk dat dat plichten met zich meebrengt, ook als een Jood Yeshua gaat belijden. Vergeet niet: Jezus Zelf is –niet was– een Jood.”
Een baanbrekend denker, noemde de Amerikaanse theoloog-met-Nederlandse-wortels prof. dr. Richard Mouw hem eens, „die het Messiaanse Jodendom op een nieuw niveau van theologische doordenking heeft gebracht.” De 63-jarige dr. Kinzer knikt. „Ik ben altijd een pionier geweest.” Lachend: „Niet dat ik nu enorme aantallen discipelen heb…”
Maar veel mensen kennen u.
„Veel mensen kennen me, ja. Dat komt doordat de theologie lange tijd een zeer onontgonnen terrein binnen de Messiaans-Joodse beweging is geweest. Mijn eerste boek, ”Postmissionary Messianic Judaism”, werd in 2005 gepubliceerd. Daarvoor was er eigenlijk geen serieus theologisch werk geschreven door een Messiaans-Joodse leider. Er was wel wat op populair gebied, maar niet iets echt serieus. Mijn boek vormde dus het begin, en kreeg veel aandacht. Belangrijke Messiaanse bladen wijdden er een compleet nummer aan. Veel mensen kennen mijn publicaties dus, al is lang niet iedereen het met me eens.”
Dr. Kinzer was eerder deze maand in Nederland, waar hij verschillende lezingen verzorgde. Na afloop van een studiedag in de Veenendaalse Poortkerk, georganiseerd door de Jules Isaac Stichting, is er gelegenheid hem te spreken.
Al eens eerder in Nederland geweest?
„Zeker. Anderhalf jaar terug was ik hier voor een conferentie van de Helsinki Consultation, waar ik mede leiding aan geef. Die was in Ede, zomer 2014. Daarvoor was ik hier drie of vier keer, zij het nooit lang. De langste tijd was in de periode dat ik tot het geloof in Jezus kwam, toen ik 19 was. Als student aan de universiteit van Michigan maakte ik toen een zeven weken durende rondreis door Europa, en bracht ik ook een paar dagen in Amsterdam door.”
Kinzer groeide op in Detroit, waar zijn vader „zeer betrokken was op de synagoge. Dagelijks ging hij erheen, dus zeker niet alleen op sjabbat.”
Zelf had hij er weinig mee. „Het interesseerde me niet. Ik had mijn bar mitswa gedaan, maar wilde eigenlijk niets meer met het Jodendom doen. Het waren de jaren zestig. Ik was geen hippie, maar toch wel bijna. Tegelijk dacht ik veel na over de vraag of God bestond, over leven en dood, over wat er na de dood zou gebeuren. Echt gelukkig was ik niet. Ik las veel, vooral Russische literatuur: Tolstoj en Dostojevski, Solzjenitsyn. Dat soort boeken confronteerde me met de ultieme vragen van het bestaan.
Een keerpunt vormden de weken dat ik als student door Europa trok. Aan het einde daarvan kwam ik bij een christelijk gezin in Engeland terecht, waar mijn broer eerder was geweest in het kader van een uitwisselingsproject voor studenten. We praatten veel over godsdienstige vraagstukken, en ik kreeg een boek. Ik had niet zo veel zin om het te lezen, het was me een beetje te populair – en ik was tenslotte een intellectueel. Het ging over een pinkstervoorganger in New York (in Nederland verschenen onder de titel ”Het kruis in de asfaltjungle”; red.).
Maar toen ik op het vliegveld zat, om terug naar huis te gaan, pakte ik het toch uit mijn tas en begon erin te lezen. Ergens boven de Atlantische Oceaan had ik het uit, het boeide me. Het boek gaf me het sterke gevoel dat God er werkelijk was, dat Hij machtig was en werkte in de levens van mensen.
Toen ik thuiskwam, hoorde ik dat mijn drie beste vrienden –Joden, maar agnostisch zoals ik– tot het geloof in Jezus waren gekomen. Ik ervoer dat als een teken, een bewijs dat wat ik in dat boek had gelezen waar was: God is niet zomaar een idee, Hij is Iemand. En Hij werkt nog steeds. Via een van mijn vrienden ben ik toen in contact gekomen met een Joodse man die Jezus beleed, maar ervan overtuigd was dat Joden ook dan als Joden moeten blijven leven. Hij werd mijn mentor, en bracht mij in aanraking met het Nieuwe Testament. Jezus is mij toen ook lief geworden. Dat was in 1971, nog voordat er sprake was van een Messiaans-Joodse beweging.”
Leidde dat niet tot haat binnen uw familie?
„Mijn vader reageerde heel ongebruikelijk. De meeste Joodse ouders, zeker als zij zó bij de Joodse gemeenschap betrokken zijn als mijn vader was, zouden bijzonder vijandig en negatief hebben gereageerd. Maar mijn vader had een diep geloof in God. Hij vond het heel erg dat ik dat tot dan toe niet had. Dus toen ik tot het geloof in Yeshua, in God, kwam, was zijn reactie: „Ik begrijp niet precies wat je aan het doen bent, maar je bent zo beter af dan je hiervoor was.”
Mijn moeder reageerde emotioneler, negatief. Maar zij was op dat moment erg ziek, ging door een crisis heen. Die zomer kreeg ze een droom, een visioen waarin Jezus aan haar verscheen. Zij is toen zelf tot het geloof in Yeshua gekomen. Dat was voor mijn vader veel moeilijker.
Later kon hij daar toch goed mee omgaan. Hij besloot toen zelfs mee te gaan naar onze Messiaans-Joodse synagoge – voor mijn moeder. En toen zij overleed, in 2000, vroeg ik hem of hij nu niet liever naar de conservatieve synagoge in de stad zou gaan. Maar hij zei: „Ik houd meer van jouw diensten.” In 2010 is ook hij overleden.”
U spreekt over synagoge in plaats van kerk of gemeente en duidt uzelf aan als rabbijn in plaats van als voorganger of predikant. Bewust?
„Ja. Wij gebruiken de traditionele Joodse termen. Dus we noemen onze gemeente een synagoge, geen kerk, en we noemen onze leider een rabbijn.
Ik heb nooit een tegenstelling ervaren tussen Jezus en het Jodendom, de synagoge. Wel was het voor mij steeds de vraag hoe de opgestane Heere een plaats in de synagoge kon krijgen. Van daaruit heb ik, denk ik, langzamerhand een theologie ontwikkeld. Waarbij ik al in een vroeg stadium tot de conclusie kwam dat ook Joden die in Jezus geloven geacht worden te leven volgens de Thora. Moeten christenen uit de heidenen dat dan ook? Nee – al bevat de Thora ook voor hen rijke lessen.
Dat bracht me vervolgens bij de vraag: Hoe moeten we dan de kerk zien? De kerk is tenslotte één, het Lichaam van Christus, en dat Lichaam is niet gedeeld. Maar er is wel onderscheid, net zoals er in het huwelijk onderscheid blijft tussen man en vrouw. Ik gebruik hier de term ”bilaterale ecclesiologie”.
Mensen werpen me wel tegen: „Maar in Christus is toch noch Jood, noch Griek?” Klopt, zeg ik dan, en noch man, noch vrouw. Maar betekent dat dan dat God het homohuwelijk steunt, omdat er noch man, noch vrouw is? Nee, het blijft: man en vrouw. Alleen, de een heerst niet over de ander, is niet dichter bij God dan de ander. En zo geldt dat voor Joden en christenen uit de heidenen ook.”
Hoe kijkt u aan tegen de geschiedenis van Petrus en Cornelius in het boek Handelingen?
„Zei God daar tegen Petrus: „Ga, en eet niet-koosjer voedsel?” Nee. Met het visioen wilde de Heilige Geest tegen hem zeggen dat hij de mensen die hem vroegen of hij meeging naar Cornelius niet langer onrein mocht noemen, of profaan. God liet hem zien dat ook niet-Joden tot Zijn volk gingen behoren. En die niet-Joden hoefden vervolgens geen Joden te worden.”
Dus ook Messiaanse Joden blijven koosjer voedsel eten?
„Ik geloof dat wel, ja.”
Maar mógen zij geen niet-koosjer voedsel eten?
„Het is maar wat je onder mogen verstaat. Ik gebruik hier niet het woord zonde.
Ik geloof wel dat het hier om een soort verplichting gaat, vanuit de verbondsrelatie die er is tussen God en het Joodse volk.”
Het gaat hier dus om het bewaren van de Joodse identiteit, niet om, zeg maar, het verdienen van de zaligheid.
„Nee. Daar heeft het niets mee te maken. Ik denk dat het Joodse volk, inclusief Messiaanse Joden dus, geroepen is tot een soort priesterlijk leven en erediensten die laten zien dat het een afgezonderd volk is. God toont Zijn trouw in het feit dat er altijd Joden op de wereld blijven. Maar dan moeten zij wel als zodanig zichtbaar zijn. Ik geloof ook dat er schatten in de Joodse traditie liggen die bedoeld zijn als geschenken voor alle mensen, en de kerk in het bijzonder.”
De laatste jaren is de trend waarneembaar dat christenen uit de heidenen ‘Joodse dingen’ gaan doen, het Loofhuttenfeest vieren bijvoorbeeld. Hoe kijkt u daar tegen aan?
„Ik heb daar mijn zorgen over. Wat je ziet, is dat christenen dan tegen hun vrienden gaan zeggen: „De zondag is iets heidens, jullie moeten de sjabbat gaan houden.” En het krijgt soms bijna iets van een nieuwe vervangingstheologie: de christenen worden dan de echte Joden die de Thora écht houden. Terwijl diezelfde mensen vaak alleen maar gefascineerd zijn door Joodse dingen en niet geïnteresseerd zijn in Joden van vlees en bloed.
Wat ik ook zie, is dat mensen Jezus als een soort startpunt gaan beschouwen: als je echt de diepte in wilt gaan, moet je ook de Joodse wetten houden. Ik vrees dat dat is waar Paulus in Galaten voor waarschuwt: het verzoenend werk van Jezus komt dan in het geding.
Anderzijds, zoals gezegd: ook christenen kunnen veel leren van de Thora. Waarbij er zaken zijn die exclusief voor Joden bedoeld zijn. De besnijdenis op de achtste dag onder andere.”
Een belangrijke notie in uw publicaties is dat Jezus Zelf een Jood was.
„Exact. Voor mij is dat zó belangwekkend. Niet dat iemand in de christelijke wereld dit zal ontkennen, maar er wordt gewoon niet over geschreven, niet over nagedacht.”
Waarom is dat zo belangrijk?
„Omdat als Jezus, de opgestane Jezus, een Jood is –niet was, maar is–, dit betekent dat elke christen uit de heidenen in relatie staat tot een Jood. En daarmee tot het Joodse volk als geheel.”
De meeste christenen zullen de Heere Jezus in de eerste plaats zien als God.
„Precies. Maar de gedachte dat Hij een Jood is, dwingt ons ertoe om Hem ook te zien als mens. Hij is beide. Hij is de eeuwige Zoon van God, maar Hij is ook een van ons geworden. En het feit dat Hij een Jood is, maakt dat nog concreter. Wat mij betreft verdient dat ook meer aandacht.”
U vindt het belangrijk als Jood herkenbaar te zijn, u hebt bijvoorbeeld een keppeltje op. Maar hoe kunnen mensen zien dat u de Messias, Jezus, belijdt?
„Wie onze diensten bezoekt, zal dat ervaren in onze liturgie. Dat is een traditioneel Joodse liturgie, met als belangrijkste taal het Hebreeuws. Máár: er zijn vele, vele plaatsen in die liturgie waarin wordt verwezen naar Jezus. En we lezen uit het Nieuwe Testament. Het is dus volstrekt duidelijk.”
Rabbijn Mark S. Kinzer
Dr. Mark S. Kinzer (1952) werd geboren in een „zeer traditioneel” Joods gezin in de Amerikaanse stad Detroit. Op 19-jarige leeftijd kwam hij tot het geloof in „Messiah Yeshua.” Al vele jaren houdt hij zich intensief bezig met het doordenken van de verhouding tussen de Messiaans-Joodse beweging en het christendom, synagoge en kerk. In 2005 verscheen zijn boek ”Postmissionary Messianic Judaism: Redefining Christian Engagement with the Jewish People”, dat sterk de aandacht trok. Dr. Kinzer is voorganger (rabbijn) van de kleine Messiaans-Joodse gemeente (synagoge) Zera Avraham in de universiteitsstad Ann Arbor, Michigan.
Lees ook:
Reformatorisch Dagblad, 10-11-2015, „Jezus leeft in het hart van Israël”
Reformatorisch Dagblad, 29-09-2015, Aandacht voor Israël
Reformatorisch Dagblad, 24-06-2014, „Messiaanse jood: jood én christen”
De Waarheidsvriend, 13-06-2014, Me ssiasbelijdende joden
De Waarheidsvriend, 01-08-2013, Trouw aan de Thora
De Waarheidsvriend, 07-10-2010, Messiaanse Jood genegeerd