Economie

Eenverdiener tekent hoger beroep aan tegen staat

DEN BOSCH. Het eenverdienersgezin dat een rechtszaak is gestart tegen de staat vanwege de afbouw van de algemene heffingskorting voor niet-werkende partners gaat in hoger beroep. Dat stelt hoogleraar staats- en bestuursrecht Jos Teunissen, die het echtpaar juridisch bijstaat, tegenover het Reformatorisch Dagblad.

Redactie economie
25 November 2015 11:16Gewijzigd op 15 November 2020 23:36
beeld ANP
beeld ANP

De rechter wees vorige maand de eis in eerste aanleg nog af. Volgens Teunissen miskent de rechter daarmee dat de afbouw van de heffingskorting een aantasting is „van de menselijke (gelijk)waardigheid” omdat op die manier aan eenverdieners geld wordt onttrokken dat nodig is om in de primaire levensbehoeften te kunnen voorzien. Een staat die alleen voor eenverdieners een heffingskorting schrapt, die juist altijd heeft gediend ter vrijstelling van dit bestaansminimum, loopt volgens de hoogleraar het risico te verworden tot een (met de woorden van Augustinus) „zichzelf legitimerende roversbende.”

„Aantasting van de menselijke waardigheid is nooit te rechtvaardigen, óók niet door de wens om de arbeidsparticipatie te verhogen”, stelt Teunissen. De „welbewuste ontneming van eigendom” is volgens de hoogleraar bovendien in strijd met de Europese mensenrechten.

In Duitsland stelde eerder al de constitutionele rechter, het Bundesverfassungsgericht, dat over inkomen dat nodig is voor de primaire levensbehoeften van zowel de belastingplichtige als degenen jegens wie hij onderhoudsplichtig is, geen belasting mag worden geheven, omdat anders het gebod van gelijke behandeling, de keuzevrijheid binnen gezinnen en de menselijke waardigheid geschonden wordt.

Volgens Teunissen is het „niet aan de staat” om de tussen de partners in een gezin gemaakte keuzen over onderlinge taakverdeling „als ‘nuttig’ of ‘minder nuttig’ te beoordelen en om aan dat oordeel vervolgens financiële consequenties te verbinden.”

Omdat zowel volgens de Grondwet als het Europese mensenrechtenverdrag (EVRM) de staat geen arbeidsplicht mag opleggen, mag de staat volgens de hoogleraar niet-verdienende partners ook niet „door belastingverhoging danwel verlaging en afschaffing van de ter bescherming van het bestaansminimum dienende heffingskorting zodanig financieel afknijpen, dat ze genoodzaakt worden betaalde arbeid te verrichten.”

Dat weinig of niet-verdienende partners die door eigen chronische ziekte of handicap of doordat ze de zorg voor langdurig zieke of gehandicapte gezinsleden op zich hebben genomen, wél de financiële nadelen ondervinden van dit beleid, maar ze tegelijk niet in staat zijn om (meer) betaalde arbeid te verrichten, noemt Teunissen „vernederend.”

De hoogleraar wijst erop dat de afschaffing van de algemene heffingskorting voor niet-verdienende partners onderdeel uitmaakt van een reeks van maatregelen waarmee „beoogd is de belastingdruk op alleenverdienerhuishoudens te vergroten en die op tweeverdienerhuishoudens te verlagen.” Onlangs bleek uit berekeningen in deze krant dat het belastingplan dat het kabinet komende maand door de Eerste Kamer hoopt te loodsen, de verschillen in belastingdruk tussen eenverdieners en tweeverdieners fors verder doet toenemen.

Eenverdieners gaan door de maatregelen tot wel vijf keer meer belasting betalen dan tweeverdieners met hetzelfde gezinsinkomen: ruim een verdubbeling van de huidige situatie. Als de plannen doorgaan, betaalt een tweeverdienersgezin waarin beide partners 20.000 euro verdienen, straks nog slechts 1998 euro belasting. Terwijl een eenverdiener met hetzelfde gezinsinkomen 10.172 euro kwijt is

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer