Zonen ontvangen afscheidsbrief vader na 71 jaar
LELYSTAD. „Betty, wees gerust, ik ben in Gods hand”, zei verzetsman Peter Will tegen zijn vrouw toen de Duitsers hem arresteerden. Dat vertrouwen spreekt ook uit zijn afscheidsbrief die de familie na ruim 71 jaar in handen heeft gekregen. „Zo liggen er in Arolsen nog 17,5 miljoen voorwerpen te wachten tot nabestaanden ze komen ophalen”, zegt een van zijn zoons.
Peter Will (1896-1945) was in Nijmegen niet alleen keurmeester van vee en vlees, maar hield zich ook bezig met activiteiten die strikt geheim moesten blijven: spionage, de verspreiding van verzetskrant Trouw, de verzorging van onderduikers en hulp aan de bemanningsleden van neergestorte geallieerde vliegtuigen.
In december 1943 werd hij opgesloten in het Arnhemse huis van bewaring en in mei 1944 in Kamp Amersfoort. Op 17 september schreef hij: „Lieve Vrouw en Kinderen. Hoewel ik niet weet of je dit briefje zult ontvangen, hoop ik toch van harte van wel. Tot mijn spijt moet ik dan ook mededelen dat we waarschijnlijk op transport gaan, als je dit briefje ontvangt zijn we ook op weg, waarschijnlijk naar Duitsland, maar we weten het niet. Ik schrijf nu, we zitten te wachten dat we weer omgekleed zullen worden. Het is wel een tegenvaller, daar we gehoopt hadden spoedig thuis te komen en het verlangen naar huis erg was, maar ik weet ook dat het verlangen bij jullie ook erg was, het is nu de 42e Zondag dat ik van huis ben, maar wat is het toch een geluk dat we weten dat we een Vader in den Hemel hebben die geheel ons leven leidt, want ook nu weten we ons veilig in Zijn handen.”
Dat schreef hij op de dag dat zijn gezinsleden Amerikaanse soldaten door de straat zagen rijden: operatie Market Garden was begonnen, en misschien is dat wel de reden geweest waarom het transport werd uitgesteld. Uiteindelijk duurde het tot 11 oktober voordat Will naar Neuengamme werd gedeporteerd. Bijna een halfjaar doorstond hij de ontberingen van dit concentratiekamp.
Will behoorde tot de zieken die op 8 april 1945 op transport werden gesteld richting Bergen-Belsen. Dagenlang zwierf de trein door Noord-Duitsland, waarbij de gevangenen nauwelijks te eten kregen. Toen het transport op 18 april halt hield, werden er 300 doden uit de trein gehaald. De 48-jarige Peter Will was een van hen. Pas in de jaren 60 werd zijn graf ontdekt, en in 1966 is hij herbegraven op ereveld Loenen.
Bijna driekwarteeuw na de Tweede Wereldoorlog beijvert de International Tracing Service (ITS) zich nog altijd om miljoenen documenten en voorwerpen terug te geven aan nabestaanden van gevangenen. In 2009 begonnen Wills oudste zonen een speurtocht om te achterhalen wat er precies met hun vader is gebeurd. Ze vonden veel informatie, maar het ITS kon hen niet helpen.
De oudste zoon –inmiddels 92– kreeg onlangs echter een e-mail van een kennis die op de ITS-website onder de letter F een brief van „Will Folkerts” was tegengekomen. Het adres en de namen van de kinderen deden haar aan de familie Will denken. De brief bleek onder een verkeerde naam opgeslagen te zijn, met Will als voornaam en Folkerts –de meisjesnaam van zijn vrouw– als achternaam.
Twee van de zes zonen van Peter Will kregen in het Duitse Bad Arolsen de portefeuille van hun vader overhandigd met daarin de afscheidsbrief en enkele foto’s. Het was een emotioneel ogenblik. Tot dat moment was een pasfoto uit 1942 de enige afbeelding van hun vader uit zijn laatste jaren die de familie bezat.
„Zo zijn er nog veel nabestaanden die wellicht iets zouden kunnen terugvinden als ze de website van ITS Arolsen zoeken”, zegt zoon J. M. Will (82) uit Lelystad. „Uit vaders brief sprak vertrouwen: God zou voor moeder zorgen, en als vader niet zou terugkomen, zouden ze elkaar eenmaal weerzien. En bij de notitie dat het vertrek was uitgesteld, schreef hij: Ook in dezen heb ik vertrouwen in Gods leiding.”
>>its-arolsen.org