Kost het gebaar naar eenverdieners nu banen of niet?
DEN HAAG. Leidt het voorstel van SGP, ChristenUnie en CDA om volgend jaar iets extra’s te doen voor de kostwinner nu wél of niet tot een groot structureel verlies aan banen. Staatsecretaris Wiebes van Financiën en SGP-Kamerlid Dijkgraaf namen daarover deze week een, op het oog, diametrale positie in.
„Eigenlijk ongelofelijk hoezeer het debat over belastingverlaging zich laat beperken door CPB-berekeningen met grote beperkingen”, stelde hoogleraar economie Lex Hoogduin vrijdagnmorgen op Twitter.
Hij doelde daarmee op de politieke impasse die is ontstaan, onder meer omtrent een SGP-voorstel om iets extra’s te doen voor eenverdieners. Omdat die in 2016 tot wel vijf keer zwaarder belast dreigen te worden dan tweeverdieners, stellen SGP, CU en CDA in een gezamenlijk amendement voor om, in ruil voor steun aan het belastingplan, de algemene heffingskorting voor de niet-werkende partner in 2016 eenmalig met 520 euro te verhogen. Na die eenmalige ophoging wordt de heffingskorting vervolgens tot 2028 afgebouwd, op dezelfde wijze als de korting nu al tot 2024 in stapjes tot nul daalt.
In zijn –door het kabinet gevraagde– doorrekening van dit amendement, stelt het Centraal Planbureau dat deze geste richting de kostwinner op langere termijn (richting 2040) „circa 35.000 voltijdbanen” kost. Dat is, geheel toevallig, exáct de structurele banenwinst die het kabinet met het belastingplan überhaupt in petto had. Per saldo blijft er dan dus geen extra baan over. En omdat meer banen zijn belangrijkste doel zijn, heeft Wiebes daarom weinig zin het voorstel van de drie christelijke partijen over te nemen.
De oorzaak dat de aanpassing van de algemene heffingskorting in de toekomst tot minder banen leidt, ligt er volgens het CPB in dat de hogere heffingskorting voord e niet-werkende partner het „minder aantrekkelijk maakt voor de minst verdienende partners” om te gaan (of te blijven) werken. En omdat volgens het Planbureau op langere termijn het aantal banen in een economie wordt bepaald door de hoeveelheid burgers die zich aanbieden op de arbeidsmarkt, resulteert dit volgens het CPB in een structureel banenverlies.
Waar Wiebes en Dijkgraaf de afgelopen week sterk over van mening verschillen, is de vraag of aan de CBP-doorrekening in dit specifieke geval wel zoveel waarde moet worden toegekend. Dat komt omdat het Planbureau zijn conclusie (35.000 minder banen) baseert op de modelmatige aanname dat de heffingskorting in de jaren na 2016 helemaal niet wordt afgebouwd, zoals de SGP voorstelt, maar tot 2040 op het hoge niveau uit 2016 zal blijven.
Volgens SGP-Kamerlid Dijkgraaf is dit daarmee „geen letterlijke doorrekening” van zijn amendement. „Het CPB dicht ons ongekende macht toe, omdat het aanneemt dat wij ons amendement tot en met 2040 ieder jaar zullen indienen en dat het al die jaren ook zou worden aangenomen.”, stelde hij deze week. „Het CPB veronderstelt dat die overdraagbare heffingskorting van 2016 tot en met 2040 op het hoge niveau blijft, terwijl die volgens de wettekst al in 2028 nul is en daarna tot 2040 nul blijft.”
Met andere woorden. De aanname is volgens Dijkgraaf niet erg realistisch. „Dat mag het CPB doen. Dat is zijn volste recht. Ik kom daar ook niet aan, maar de grote vraag is wel wat wij daar politiek mee doen”, aldus de econoom Dijkgraaf, die stelt wanneer het CPB zijn amendement letterlijk doorgerekend had er daarom een verlies van „nul banen” uit de bus zou zijn gekomen.
Politiek blijkt het becijferde ‘banenverlies’ in het CPB-model, realistisch of niet, nu wél de grootste angel te zijn in een mogelijke deal tussen het kabinet en de drie christelijke partijen.
Econoom Bas Jacobs, hoogleraar economie en openbare financiën aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, benadrukt dat het CPB in deze discussie eigenlijk weinig te verwijten valt. „Het is misschien wel rigide, maar het is in ieder geval net zo rigide als het CPB het altijd doet.”
De CPB-regel, waar de SGP met haar voorstel tegenaan loopt, is volgens hem bedoeld „om ons te beschermen tegen politici die op korte termijn cadeautjes uitdelen, en plechtig beloven op lange termijn alles financieel op orde te houden.”
De CPB-cijfers worden nu volgens Jacobs „strategisch gebruikt in het schaakspel” van onderhandelingen tussen het kabinet en de oppositie. „Een waardenconflict, namelijk: wil je meer rechtvaardigheid tussen een- en tweeverdieners realiseren óf een hogere structurele arbeidsparticipatie, verwordt zo tot een op het oog technocratische discussie.”
Wat het CPB volgens Jacobs wél aan te rekenen valt, is dat ze in haar doorrekeningen geen onderscheid maakt tussen effecten van lastenverlagingen op de korte en op de langere termijn. Dat D66-leider Pechtold gisteren stelde dat, als het belastingplan vanwege het SGP-voorstel geen banen oplevert, het beter is de 5 miljard euro in de aflossing van de staatsschuld te stoppen, in plaats van er de lasten mee te verlagen, is volgens Jacobs op zijn minst onvolledig.
Want op korte termijn komen er door een belastingverlaging van 5 miljard euro sowieso extra banen bij, zegt hij. „Dat komt door het bestedingseffect. Mensen gaan door die lagere lasten meer geld uitgeven, wat zorgt voor meer vraag en dus ook voor meer werkgelegenheid.”
Zélfs wanneer Wiebes de volledige 5 miljard euro aan de eenverdieners zou geven, zou dat daarom op korte termijn wel degelijk leiden tot banengroei en een lagere werkloosheid. De banenwinst zou in dat geval zelfs wel eens gróter kunnen zijn, dan wanneer je het geld volledig aan tweeverdieners geeft.
CBS-econoom Van Mulligen kan zich daar wel iets bij voorstellen. „Precieze cijfers heb ik er niet van, maar helder is wel dat lagere inkomens een groter deel van hun inkomen consumeren dan hogere inkomens. En eenverdieners hebben, gemiddeld genomen, duidelijk een lager inkomen dan tweeverdieners. Dan zullen ze dus hoogstwaarschijnlijk ook een groter deel van hun inkomen consumeren dan tweeverdieners; simpelweg omdat er bij hen minder overblijft om te sparen.”