Luthers eiland Patmos
Zijn „eiland Patmos” noemde Luther zijn werkvertrek op kasteel de Wartburg, of ook: zijn „woestijn.” Zijn vrienden verzocht hij voor hem te bidden, „want er is meer dan één duivel bij mij, of beter gezegd: tegen mij.”
Ongekend groot is echter de werkkracht geweest die de Wittenberger reformator hier, als „een heremiet, een kluizenaar en in waarheid een monnik”, aan de dag heeft gelegd. Onttrokken aan het oog van paus en keizer publiceerde hij vele geschriften en brieven én vertaalde hij het Nieuwe Testament in het Duits.
Dat laatste deed hij in een „adembenemend tempo”, schrijft kerkhistoricus Heinrich Bornkamm in zijn nog altijd mooie boek ”Martin Luther in der Mitte seines Lebens” (1979). „In de verbazingwekkende tijdsspanne van rond de elf weken maakte Luther de vertaling gereed.”
Daarachter zat een enorme drang: het moest een vertaling worden, „waardig door de christenen gelezen te worden. Ik hoop”, aldus Luther begin 1521, „dat wij ons Duitsland een betere Bijbelvertaling zullen schenken dan de Latijnsen hebben.”
Bornkamm: „Het was de liefde tot zijn volk die hem de ganzenveer voor dit grote werk in de hand zou drukken: „Voor mijn Duitsers ben ik geboren, hen wil ik ook dienen.” Maar meer: zijn werkzaamheden tot op dat moment dreven hem eigenlijk lijnrecht naar het Bijbelvertaalwerk toe. Alleen door de Bijbel was hij geworden wie hij was. Door de Bijbel had hij de scholastieke theologie leren overwinnen en de kern van het Evangelie herontdekt. Hij was de enige vriend in zijn eenzame uren, het enige wapen in zijn strijd tegen een duizendjarig systeem –Rome– geweest.”
En die Bijbel moest ook het volk weer in handen krijgen én kunnen lezen – gewoon in het Duits. „Daarmee ontsloot hij voor zijn volk niet alleen de bron waaruit hij leefde, maar leverde hij ook de meest omvattende rechtvaardiging van zijn handelen tot dan toe.”
Satan
Luthers werkkamer op de Wartburg, hooggelegen boven de stad Eisenach, blijft tot de verbeelding spreken. Hier verbleef hij dus, in 1521/1522, tien maanden lang. Maar wie denkt in de donkere plekken achter de kachel de overblijfselen van Luthers gevecht met de duivel te kunnen ontwaren (waarbij hij zijn inktpot tegen de muur zou hebben gegooid), wordt door een informatiebordje snel uit de droom geholpen. De suppoost bevestigt het nog eens: „Niets ziet er hier meer hetzelfde uit als toen.”
Duizenden, tienduizenden bezoekers namen sinds de zestiende eeuw een kijkje in de ”Lutherstube”. Ze krasten hun namen in de balken, op de muren, en namen delen van het interieur als souvenir mee – helaas.
Eén ding is wel zeker: voor de grote Duitse kerkhervormer vormden satan en zijn trawanten een levende werkelijkheid. In de brieven die hij vanuit de eenzaamheid aan zijn vrienden schreef –drs. P. den Ouden uit Katwijk publiceerde er vorig jaar een aantal bij uitgeverij Den Hertog– heeft hij het er regelmatig over. Al wist hij heel goed dat er Eén nog sterker was: „Beef satan! Hij, Die ons geleidt, zal u de vaan doen strijken!” En in zijn vertrek hoorde Luther ook de vogels in het Thüringer Woud. „Ik zit hier bij de vogels, die op de takken heerlijk zingen en God dag en nacht uit alle macht loven”, berichtte hij Philippus Melanchthon in 1521.
Lieve stad
Oost-Duitsland, de voormalige DDR, ís Luther. En dat laat het, in de aanloop naar 2017, weten ook. Niet alleen in de deelstaat Saksen-Anhalt (Wittenberg, Eisleben, Mansfeld) lopen tal van restauratieprojecten, voor Thüringen geldt hetzelfde. Vorige maand werd bijvoorbeeld het Lutherhuis in Eisenach heropend. Twee jaar lang was het kleine museum in het centrum van Luthers „lieve stad” gesloten. Hij moet hier als scholier hebben gewoond, van 1498 tot 1501.
Overigens, wie toch ook even geconfronteerd wil worden met de donkere kant van Luther, moet in Eisenach de Bornstrasse inlopen. In de statige villa op nummer 11 was tot 1945 het evangelisch-lutherse ”Instituut voor bestudering en verwijdering van de Joodse invloed op het Duitse kerkelijke leven” gevestigd. Dit „Entjudungsinstitut” had zich ten doel gesteld „het werk van Luther” ten aanzien van de Joden „af te maken.” Niets rond het pand lijkt te herinneren aan deze periode. In 2007 schreef de Duitse krant Die Welt echter dat alleen al het noemen van het adres Bornstrasse 11 oudere „burgers van de Bach- en Lutherstad in verlegenheid” brengt.
Ook in de stad Erfurt wordt het nodige gerestaureerd. Het (protestantse) augustijnenklooster, waar Luther van 1505 tot 1511 als monnik verbleef, ligt er weer schitterend bij. Een glazen passage verbindt het oude gebouw –dat in de oorlogsjaren ernstige schade opliep– met het hypermoderne ”Waidhaus”, bedoeld als „oord voor stilte, inkeer en meditatie.”
Een eindje verderop bevindt zich het eveneens gerenoveerde pand dat verbonden was aan de universiteit van Erfurt. „Martin Luther wohnte als Student in diesem Gebaüde”, vermeldt een bordje – Maarten Luther woonde als student in dit gebouw.
Friedensgebete
En zo heeft bijna elke stad of elk dorp in deze regio wel minstens één kerk of woning waar Luther (of Bach) een of meer momenten van zijn leven moet hebben doorgebracht. Zo ook de stad Schmalkalden, waaraan het Schmalkaldisch Verbond en Luthers Schmalkaldische Artikelen hun naam ontlenen. In de protestantse St.-Georgkerk wijst een van de beheersters op een venster hoog in de muur. „Daarachter bevindt zich de Lutherstube, het kamertje waarin Luther zich in 1537 tijdens zondagse ochtenddiensten zou hebben opgewarmd.”
De al op leeftijd gekomen beheerster blijkt een onderhoudende verteller, en niet alleen over Luther. Eind jaren tachtig maakte ze bijvoorbeeld de wekelijkse Friedensgebete in de kerk mee, die mede de opmaat zouden vormen voor de val van het IJzeren Gordijn, in 1989. „Maar ik moet eerlijk zeggen dat ik in die tijd vaak erg bang was. Want na het vredesgebed volgde de demonstratie buiten de kerk. En je wist nooit hoe de autoriteiten daarop zouden reageren. Het had je je leven kunnen kosten.”
Boekgegevens
Luther verveelt niet
Tientallen jaren waren Oost- en West-Duitsland door een „Eiserne Vorhang”, een bijna 1400 kilometer lang IJzeren Gordijn, van elkaar gescheiden. Op 3 oktober 1990, deze maand een kwarteeuw geleden, herenigden de beide Duitslanden zich. In –onder andere– de deelstaten Hessen en Thüringen is er veel wat aan dit tijdvak in de Duitse geschiedenis herinnert. Maar de regio biedt nog meer, sterker: de (kerk)-historie ligt er bijna voor het oprapen. In een serie van zeven artikelen worden enkele interessante locaties voor het voetlicht gehaald.
Vandaag deel 4: drie Lutherplaatsen in Thüringen.
Martin Luther als Seelsorger. Die Freiheit neu entdecken, Rolf Sons; uitg. SCM, Holzgerlingen, 2015; ISBN 978-3-7751- 5621-9; 256 blz.; € 14,95.
Luther verveelt niet, nooit. Het is niet voor niets dat er maar boeken over de Duitse reformator blijven verschijnen, en zijn werken herdrukt blijven worden. Niet iedereen zal bij zichzelf dan ook de „Luther- en Calvijnmoeheid” waarnemen waarvoor prof. dr. F. A. van Lieburg onlangs een beetje zei te vrezen in het kader van Refo500(0). Hoe komt dat?
Begin dit jaar verscheen het Duitstalige boek ”Martin Luther als Seelsorger”. Daarin probeert de protestantse predikant dr. Rolf Sons Luthers inzichten en houding op het gebied van zielszorg, het pastoraat, vruchtbaar te maken voor het heden. Dr. Sons werpt ook de vraag op hoe het toch komt dat Luther nog altijd mensen raakt. Zijn antwoord: Luther blijft mens, ook als theoloog.
Natuurlijk, schrijft de predikant, „een terugkeer naar Luther is niet mogelijk. Luther was uniek. Wij leven in een andere tijd, en de plaats van de kerk in het publieke leven is een andere dan die in zijn tijd. Toch kunnen we van hem leren.” Waarom? „Luther was tot spreken gemachtigd, omdat hij in Gods Woord gegrond was. Luther bezat autoriteit, omdat hij met Christus verbonden was. Luther kon staan, omdat hij wist dat God niet valt.”
Het dichtstbij komt de reformator vaak als hij schrijft over zijn aanvechtingen. Dr. Sons legt er de vinger bij dat het Duitse woord ”Anfechtung” helemaal tot de „spraak- en geloofswereld” van Luther behoort. „In het hedendaagse taalgebruik komt het amper nog voor.” Zonder geloof in God én duivel weet je ook niet (meer) wat aanvechtingen (kunnen) zijn. „Zelfs zware levenscrises zijn niet per se aanvechtingen.”
Dr. Sons neemt ze vrijwel altijd waar bij mensen die sterven gaan, schrijft hij, „als levensfundamenten plotseling gaan wankelen. Dan lijkt de vraag wel of niet tot Christus te behoren voor iemand misschien een leven lang helder te hebben gelegen; in het aangezicht van de dood wordt deze zekerheid „infrage” gesteld.”