Het spel aan het Binnenhof: Kennis is macht, maar macht is ook kennis
Kennis is macht. Omdat Jantje handig is met computers, heeft hij macht over zijn zus Marietje. Zij is immers van hem afhankelijk als ze iets wil veranderen aan de programmering van haar laptop?
Zo is het ook in politiek Den Haag. Kennis is macht. Wie méér weet over een bepaald vraagstuk, kan de discussie moeiteloos in de door hem gewenste richting sturen. Ook al heeft hij misschien ongelijk.
Maar macht is ook kennis. Wie veel macht heeft, verzamelt gemakkelijk veel informatie, is als het ware een kennismagneet. Minister Jansen heeft duizenden ambtenaren achter zich staan, die allen weer hun eigen netwerken en contacten hebben, en heeft daardoor per definitie veel meer informatie tot zijn beschikking dan Kamerlid Pietersen met zijn één of twee beleidsmedewerkers.
Waarom dit alles nog weer eens uiteengezet? Omdat het onderstreept dat het foutief voorlichten van de Tweede Kamer aan het Binnenhof terecht geldt als een politieke doodzonde.
Een democratische rechtsstaat functioneert bij de gratie van een effectieve controle van de macht. In normale situaties hééft de Kamer het al moeilijk bij het uitoefenen van die taak. Laat staan als een kabinet ook nog eens onvoldoende of foute informatie verschaft.
In dat geval eindigt het Haagse politieke spel in het boos de lucht in gooien van speelbord en pionnen. Vals spel! En als het bord toch blijft staan, moet minimaal één pion geofferd worden.
Deze week was dat staatssecretaris Mansveld. Zij lichtte het parlement diverse malen verkeerd of onvolledig in over de ontwikkelingen rond de snelle trein Fyra, oordeelde woensdag de commissie-Van Toorenburg. Toen Mansveld de Kamer schreef dat niemand de slechte prestaties van Fyrabouwer AnsaldoBreda had verwacht, was dat pertinent onjuist. Diverse instanties hadden dit wél zien aankomen.
En daarom: opstappen. Want íémand moet verantwoordelijkheid nemen voor gemaakte fouten.
Best eenvoudig, eigenlijk. Althans, in theorie. Want in de praktijk bestaan er twee complicerende factoren. Daarvan is de eerste, namelijk de vraag of een bewindspersoon de Kamer nu bewust heeft voorgelogen of per ongeluk van foute info heeft voorzien, de minst belangrijke.
Zeker, een minister of staatssecretaris die bewijzen kan dat hij per ongeluk in de fout is gegaan, heeft iets meer kans zijn politieke hachje te redden. Maar strikt genomen doet deze nuance er niet toe. Als een bewindspersoon iets belangrijks niet weet, dan hád hij het moeten weten. Het klinkt hard en onverbiddelijk, maar zo werkt het nu eenmaal.
De tweede complicatie is daarom belangrijker: hoe sterk hecht een coalitie aan het aanblijven van een bewindspersoon? In de praktijk bepaalt de politieke context vaak of een bestuurder wel of niet het veld moet ruimen, zelfs al heeft hij de Kamer verkeerd geïnformeerd.
Daardoor komt het niet eens zo vaak voor dat ministers of staatssecretarissen om déze reden moeten opstappen. Zeker, bij minister Opstelten, die er in maart dit jaar de brui aan gaf, speelde het verkeerd informeren van de Kamer over de zogeheten Teevendeal een grote rol. Zoals in 1988 ook bij het aftreden van de bewindslieden Van Eekelen en Van der Linden, die de Kamer verkeerd hadden voorgelicht in de zogeheten paspoortenaffaire.
Maar Balkenende IV dan? Had dat kabinet de Kamer níét verkeerd geïnformeerd over de Amerikaanse inval in Irak? Wel degelijk. Maar de bewindslieden van CDA, PvdA en CU bleven, gesteund door hun partij en fractie, gewoon zitten.
Zoals ook minister Verdonk deed toen zij de Kamer in 2007 verkeerd bleek te hebben geïnformeerd over afgewezen Congelese asielzoekers.
Oneerlijk? Een beetje wel. Maar blijkbaar blijven theorie en praktijk in de politiek altijd schuren. En valt het vraagstuk van ”wel of niet goed informeren” niet met een schaartje te knippen. Dat houdt –laten we maar het positief formuleren– het Binnenhof boeiend.