„Reiziger stond en staat nog altijd in kou”
DEN HAAG (ANP). De treinreiziger stond en staat nog altijd in de kou. Dat zei voorzitter Madeleine van Toorenburg van de parlementaire enquêtecommissie, die onderzoek deed naar het debacle met de flitstrein Fyra woensdag bij de presentatie van het eindrapport.
Van Toorenburg constateerde dat de grote ambities voor de snelle trein naar Brussel uit 1996 niet zijn waargemaakt. Maar naast de presentatie van de harde conclusies die haar commissie trekt, deed ze ook een oproep. „Het rapport mag geen eindstation zijn”, zei Van Toorenburg. Het kabinet en de Tweede Kamer moeten er wat de commissie betreft alsnog voor zorgen dat er een snelle, betaalbare en flexibele treinverbinding komt tussen Amsterdam en Brussel. Dan zou alsnog aan de beloften van eind vorige eeuw zijn voldaan.
In een toelichting ging Van Toorenburg uitgebreid in op de conclusies van het rapport. Dat achtereenvolgende bewindslieden de Kamer onvolledig, onjuist en ontijdig hebben geïnformeerd noemde ze „ernstig”. Het gaat volgens haar om een „proces”. De Kamer moet kijken wat ze met deze conclusie doet, zei ze.
Van Toorenburg merkte op dat zij en de andere commissieleden tijdens hun onderzoek van de ene in de andere verbazing waren gevallen. Dat begon al bij het begin, toen het eerste kabinet-Kok koos voor een openbare aanbesteding voor de flitstrein naar Brussel.
Die keuze paste in het tijdsgewricht, maar had grote gevolgen. NS bood veel te hoog en het kabinet accepteerde dat. Zowel de NS als het kabinet handelde in de aanbestedingsprocedure „onverstandig en onverantwoord”. Daar kwam bij dat de relaties tussen NS en Staat beroerd waren. Beide partijen „verloren zich in een destructief onderhandelingsspel”, zei Van Toorenburg.
Zij noemde de procedure over de toelating van de treinen op het spoor „ontluisterend”. De treinen moesten veilig zijn, maar de verantwoordelijke Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) opereerde veel te terughoudend. De ILT moet een „waakhond” gaan worden. „Zorg dat ze haar bevoegdheden ook gebruikt.”
De commissie is een aantal keren „teleurgesteld” in de medewerking van de NS, zei de voorzitter. De ministeries gaven voldoende informatie, maar er is naar haar mening bij documenten wel te vaak teruggegrepen op „het belang van de Staat” of „vertrouwelijkheid”.