Economisme kan soms uitstekend werken
GroenLinks-Kamerlid Klaver heeft de aanval geopend op wat hij ”het economisme” noemt. Wat hij daarmee bedoelt is, in zijn eigen woorden, „alle politieke en maatschappelijke problemen terugbrengen tot een rekensom” of „alleen maar kijken naar wat dingen kosten, niet wat ze waard zijn.”
Klaver wil zo het idealisme terugbrengen in de politiek. Daarbij kan ik me alles voorstellen. Het moet niet alleen gaan over groei, werkgelegenheid of het terugbrengen van het overheidstekort als doelen op zichzelf. Het moet gaan over de oplossing voor maatschappelijke problemen. En daar kunnen rekensommen juist een grote toegevoegde waarde hebben. Op een aantal manieren kan het economisch naar een probleem kijken, bijdragen aan de oplossing. Ten eerste om niet-financiële effecten te corrigeren of in beeld te brengen, ten tweede om markt- en/of overheidsfalen op te lossen en als laatste om te helpen onzekerheid af te dekken.
In de eerste categorie hoort wat mij betreft het zogenaamde geïntegreerd rapporteren van bedrijven. Hieronder verstaan we dat bedrijven in hun jaarverslag niet alleen over hun financiële resultaten rekenschap afleggen, maar ook hun bijdragen aan bijvoorbeeld het milieu of sociale aspecten. Het voordeel hiervan is dat de maatschappelijke bijdragen van ondernemingen op een meerdimensionale manier bekeken worden. Het voordeel is ook dat een duurzaamheidsrapport niet meer de hobby is van een afdeling duurzaamheid, maar een integraal onderdeel vormt van de verslaglegging.
In de tweede categorie valt bijvoorbeeld een financiële innovatie zoals de social impact bonds (SIB). Dit zijn financiële contracten tussen een private partij, een financier en de overheid, waarbij prestatieafspraken zijn gemaakt met betrekking tot maatschappelijke uitkomsten. De mate waarin deze worden behaald, bepaalt het rendement op deze obligatie. In Nederland zijn tot nu toe twee van dit soort contracten afgesproken. Zo is er geïnvesteerd in het cateringbedrijf The Colour Kitchen, waar jongeren werken met een afstand tot de arbeidsmarkt en ze een opleiding krijgen om door te stromen naar een reguliere baan. Het rendement op de investering is afhankelijk van hoeveel medewerkers daadwerkelijk een diploma behalen of uitstromen. Dit wordt betaald door de gemeente uit de besparing op de uitkeringslasten. Op deze manier staan maatschappelijke uitdagingen centraal en is financiële innovatie dus een deel van de oplossing.
Je kunt ook nog verder gaan met ”economistische” manieren om maatschappelijke uitdagingen op te lossen. Opties kunnen daarvoor bijvoorbeeld worden gebruikt. Dit klinkt vaag, maar voorbeelden kunnen helpen.
Stel: u wil graag naar een voorstelling met uw partner, maar u weet niet zeker of u een oppas voor de kinderen kan regelen. Uw vaste oppas is namelijk regelmatig ziek. De voorstelling is duur, dus het is wel vervelend als u niet zou kunnen gaan. Nu kunt u besluiten om geen kaartje te kopen. Dat is erg jammer. Maar wellicht kunt u zich ook indekken tegen deze onzekerheid: u geeft bijvoorbeeld uw buurmeisje een kleine vergoeding om zich beschikbaar te houden voor die avond, mocht de vaste oppas niet kunnen. U neemt als het ware een optie op uw buurmeisje en kunt veilig uw kaartje kopen. Een vorm van financiële innovatie die ook leidt tot een maatschappelijk meer optimale uitkomst. Dit soort constructies kan ook gebruikt worden om baanonzekerheid te verminderen als mensen starten met een opleiding, of in de mantelzorg, vrijwilligerswerk en noem maar op. Het afdekken van maatschappelijke onzekerheid kan de welvaart verhogen. Door financiële instrumenten.
Ik denk zelf dat Klaver nog eens duidelijk moet maken wat hij bedoelt. Het tot rekensommen maken van maatschappelijke problemen kán namelijk uitstekend werken. Veel GroenLinksers zijn bijvoorbeeld heel enthousiast over ”social impact bonds”. Omdat ze maatschappelijke problemen oplossen. Niet groei is het doel, maar welvaart. Niet winst, maar waardecreatie. En daar kan financiële innovatie een goede bijdrage aan leveren.
De auteur is econoom bij Rabobank.