In memoriam: Willem Aantjes (1923-2015)
UTRECHT. De bevlogen christendemocratische politicus Willem Aantjes overleed gistermorgen op 92-jarige leeftijd. Hij was vooral bekend omdat hij in 1978 vanwege zijn oorlogsverleden het veld moest ruimen als CDA-fractievoorzitter in de Tweede Kamer.
Tot op het laatst van zijn leven was Aantjes actief en volgde hij de politiek op de voet. Zijn commentaar leverde hij onder meer via Twitter. Zijn laatste tweet was van 2 oktober. Toen vroeg hij zich af waarom de Kamervoorzitter niet jaarlijks in plaats van eens per vier jaar wordt gekozen. De oud-politicus ergerde zich kennelijk aan het feit dat Kamervoorzitter Van Miltenburg PVV-voorman Wilders niet tot de orde had geroepen toen hij de Tweede Kamer „een nepparlement” noemde.
Aantjes groeide op in een Gereformeerde Bondsgezin in Bleskensgraaf dat behoorde tot de rechtervleugel van de ARP. Aantjes voelde zich aanvankelijk thuis in dat milieu. Hij was ooit nog voorzitter van de Gereformeerde Bondsafdeling in Utrecht, de stad waar hij Nederlands recht studeerde.
Aantjes begon zijn loopbaan als postbode en klom op tot voorman van de bouwondernemers. Toen hij in 1959 in de Tweede Kamer kwam, voerde hij het woord over PTT-zaken en volkshuisvesting. In 1971 werd hij fractievoorzitter van de ARP.
In 1978 –Aantjes was toen nog geen jaar CDA-fractievoorzitter– moest hij het veld ruimen. Het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) onder leiding van dr. Loe de Jong, maakte toen onder meer openbaar dat Aantjes tijdens de Tweede Wereldoorlog lid was geweest van de Waffen SS. Aantjes ontkende de beschuldigingen, maar trad wel af.
Op verzoek van het eerste kabinet-Van Agt onderzocht een commissie onder leiding van prof. Enschedé de bevindingen van het RIOD. Hieruit bleek dat de door Aantjes zelf gegeven lezing van zijn oorlogsverleden juist was, maar nooit is de CDA’er volledig gehabiliteerd. Hij schopte het na 1978 niet verder als voorzitter van de Kampeerraad.
In de loop van de jaren schoof Aantjes naar links, zowel politiek als theologisch. Vanwege zijn veranderde oriëntatie stond hij aanvankelijk gereserveerd tegenover de vorming van het CDA omdat hij bang was dat de partij geen progressieve evangelische grondslag zou krijgen.
In zijn hoedanigheid als AR-leider hield Aantjes tijdens het eerste CDA-congres een betoog waarin hij aangaf dat het Evangelie richtsnoer kon zijn voor christendemocratische politiek. Hij legde uit hoe de overheid moest omgaan met vreemdelingen, gevangenen en armen.
Deze speech kreeg de bijnaam ”de bergrede”. Velen waren geroerd door zijn toespraak, maar veel rooms-katholieken binnen het CDA niet. Zij vonden dat opdrachten voor persoonlijke liefdadigheid niet zomaar kunnen worden omgezet in richtlijnen voor overheidsbeleid.
Ook theologisch schoof Aantjes op. Nog geen maand geleden zei hij daarover in het Nederlands Dagblad: „Als jongen uit Bleskensgraaf ben ik groot geworden met de Drie Formulieren van Eenheid. Die speelden in het kerkelijk milieu een grote rol. In toenemende mate is mij dat een ergernis geworden. Ik vind dat die geschriften de toegang tot het evangelie bemoeilijkt hebben. Al die dogma’s staan het vertrouwen in de weg.”
Aantjes, die in 1995 scheidde van zijn eerste vrouw en in 2000 opnieuw in het huwelijk trad, wil zichzelf niet vrijzinnig noemen: „Echt vrijzinnig ben ik niet. Eerder orthodox zonder dogma’s. Op zondag gaan wij nu naar de Remonstrantse Kerk. Het is niet helemaal mijn theologische stroming. Ik ben lid van de PKN en voelde me goed thuis bij wat middenorthodox heette. Maar Ineke (zijn tweede vrouw, GV) is verknocht aan de remonstranten. Ik neem altijd wel iets mee uit de dienst, al is het maar een lied of een mooi gebed.”