Generaal b.d. Peter van Uhm: Mens achter het uniform vaak vergeten
LUNTEREN. Een uniform van een militair is gemaakt om te imponeren. Vaak wordt echter vergeten naar de mens achter het uniform te kijken. „Militairen zijn normale mensen die abnormale dingen doen.”
Generaal b.d. Peter van Uhm is duidelijk. De zorg voor militairen én hun gezin moet beter, de drempel voor het bespreekbaar maken van problemen lager. „Een taak voor alle betrokkenen.”
Een democratische regering mag van militairen eisen gevaarlijke missies uit te voeren, aldus de oud-commandant der strijdkrachten. „Daar moet echter wel iets tegenover staan. Erkenning voor het risicovolle werk, maar ook zorg en nazorg voor militairen, veteranen én hun gezinnen.”
De krijgsmacht heeft „door schade en schande” geleerd zorg te besteden aan uitgezonden militairen. „Bij mijn uitzending naar Libanon gaven we elkaar na afloop alleen een hand en zagen elkaar niet meer.”
Maten en gezinsleden moeten gespitst zijn op signalen van militairen met problemen. „Als iemand ’s ochtends altijd eerst zijn rechterschoen aandoet en ineens met zijn linkerschoen begint, moet er al een lampje gaan branden.” Wees alert op signalen, sta open voor problemen en maak deze bespreekbaar, adviseert de oud-generaal.
Van Uhm kent ingrijpende gebeurtenissen rond missies uit eigen ervaring. „Toen onze zoon sneuvelde, heb ik tegen mezelf gezegd: Als ik bakker was geweest, dan was hij nog in leven geweest. Ik heb het daar heel moeilijk mee gehad, ik praatte mezelf een schuldgevoel aan. We hebben echter allebei bewust gekozen voor de krijgsmacht.”
Militairen hebben een dubbele loyaliteit: thuisfront én krijgsmacht. Een militair is niet voor 90, maar voor 100 procent militair, aldus Van Uhm. Toch heeft hij zijn manschappen er vaak op moeten wijzen dat hun eerste taak thuis ligt. „Defensie lost het wel op als iemand uitvalt, het thuisfront niet zomaar.”
Gemakkelijker gezegd dan gedaan. „Hier staat de grootste zondaar”, bekent Van Uhm na zijn toespraak tijdens de viering van het zeventigjarig jubileum van de Bond van Nederlandse Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers (BNMO) gisteren in Lunteren. „Mijn vrouw heeft me regelmatig moeten terugfluiten. En ze had gelijk.” Hij zegt iedereen zo’n persoonlijk zorgsysteem te gunnen.
De waarde daarvan heeft Van Uhm voor het voetlicht gebracht na het sneuvelen van zijn zoon Dennis. Tijdens een tv-uitzending kreeg hij de vraag: „Is er ook nazorg voor de commandant der strijdkrachten?” „Ik heb gezegd: „Ja, daar ben ik al 32 jaar mee getrouwd.”” Eerlijk laat hij erop volgen: „In de auto heb ik me bezorgd afgevraagd: Was het nu 31, 32 of 33 jaar…?!”
De zorg voor het thuisfront is een verantwoordelijkheid voor legereenheden. „Dit is niet een taak van commandanten, want die komen en gaan.” De band moet al vóór een uitzending worden opgebouwd. „Gezinsleden moeten weten waar ze terechtkunnen met vragen, ook over alledaagse dingen.”
Van Uhm heeft zelf voor de eerste uitzending naar Kabul een bijeenkomst georganiseerd met het thuisfront. „Ik heb gezegd: Als er straks een fietsband lek is, moet u mij bellen.” Eén echtgenote heeft dat gedaan. De oud-generaal wijst erop dat het soms goed is protocollen niet altijd even strikt te nemen. „De band is geplakt.”
Een commandant is vaak eenzaam, geeft Van Uhm aan. In Libanon voerde hij als compagniecommandant het bevel over 150 dienstplichtigen. „Als het gevaarlijk werd, riepen wij vanaf de minaret dat er niemand meer naar buiten mocht.”
Een gijzeling van enkele manschappen betekende een belangrijk leermoment voor de jonge Van Uhm. „Ik heb het gebied afgegrendeld en ben naar de plaats van de gijzeling gelopen. De daders riepen dat ik mijn pistool moest laten vallen. Dat doe je natuurlijk niet. Ze hebben me beschoten, maar ik ben doorgelopen. De gijzeling is opgelost. De ‘slechteriken’ zijn gevangengenomen, mijn mannen bevrijd.”
Van Uhm zegt het „geluk” te hebben dat hij na twee dagen met zijn „kop te hebben geschud” z’n werk weer kan oppakken. Enkele soldaten hebben hierbij echter PTSS opgelopen. „Maar niet alleen zij, het overkwam ook hun gezinnen en families.”