Het gaat nog niet goed met de BES-eilanden
DEN HAAG (ANP). Hoewel er positieve ontwikkelingen zijn, bijvoorbeeld in het onderwijs en de zorg, gaat nog lang niet alles naar ieders zin op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. De BES-eilanden, oftewel Carïbisch Nederland, werden op 10 oktober 2010 bijzondere gemeenten van Nederland met de status van openbaar lichaam.
Maandag verscheen het eerste rapport van een speciale commissie die zich boog over de uitwerking van de nieuwe staatkundige structuur. „Veel laat nog te wensen over”, concludeert de commissie. „De balans is nog niet positief”, aldus commissievoorzitter Liesbeth Spies.
Er is onvrede op de eilanden, onder meer omdat bewoners vinden dat ze te weinig werden betrokken bij de veranderingen. Er kwam voor hun gevoel veel wetgeving, waarvan de effecten erg merkbaar waren. Tegelijk voelen ze zich in Den Haag niet sterk vertegenwoordigd en denken ze dat er nogal wat willekeur is. Bewoners hebben het idee dat hun eilanden niet echt worden gekend. Ondertussen is de armoede gegroeid, is de veiligheid er niet op vooruit gegaan en zijn er achterstanden in de infrastructuur. En hun verwachtingen waren vijf jaar geleden nog wel zo hoog. Dat versterkt nu de teleurstelling.
Oorzaak is onder meer dat afspraken niet altijd helder waren en verschillend worden uitgelegd, vooral over de afspraak om tot „een binnen Nederland aanvaardbaar voorzieningenniveau” te komen. Ook heeft het lokale bestuur nog onvoldoende kwaliteit. De aanpak van de Rijksoverheid is versnipperd en de kennis van de eilanden nogal eens onvoldoende, aldus de commissie. Maar niet alle problemen zijn natuurlijk te wijten aan de overgang naar de nieuwe bestuursvorm.
Commissielid Frans Weekers zei bij de presentatie wel dat het heeft ontbroken aan een plan om de eilanden economisch vooruit te helpen. De commissie doet geen concrete aanbevelingen voor verbetering, maar zegt dat partijen bestuurlijke wil nodig hebben om over de eigen schaduw heen te stappen en eigen verantwoordelijkheid te nemen. „Het vraagt per eiland ook een reëel antwoord op de vraag wat men zelf kan, waar men het zelf beter moet doen en waar ondersteuning en hulp noodzakelijk zijn.”