Dirigent Peter Dijkstra: Nederlands Kamerkoor zingt met grote oren
Hij dirigeert topkoren in Duitsland en Zweden. Maar de internationale carrière van Peter Dijkstra brengt hem terug op vaderlandse bodem. De geboren Groninger is aangetreden als chef-dirigent van het Nederlands Kamerkoor. „Ik bewaak zorgvuldig mijn agenda om de binding met m’n gezin niet te verliezen.”
Beheerst én bezield leidt Peter Dijkstra deze vrijdagavond koor, orkest en solisten door de twee uur durende ”Hohe Messe” van Bach. De volle zaal van het Amsterdamse Concertgebouw luistert ademloos. Na de intieme altaria ”Agnus Dei” laat de dirigent zichtbaar bewust een stilte vallen. Het typeert zijn betrokkenheid, niet alleen bij de muziek, ook bij de tekst. „Het uitvoeren van dit stuk is een religieuze ervaring.”
1. Koordirectie is mij met de paplepel ingegoten.
„Absoluut. Thuis draaide alles om muziek. Als kind zong ik mezelf in slaap. Mijn vader was niet alleen dirigent van het Roder Jongenskoor, maar dirigeerde ook een brassband. Daardoor waren er thuis altijd instrumenten aanwezig; trompet, hoorn, naast piano en cello. Op 14-jarige leeftijd kreeg ik m’n eerste koor. Het dirigeren had ik spelenderwijs opgezogen van m’n vader. Toen ik koordirectie ging studeren, heb ik me een poos tegen hem afgezet. Ik kreeg input van andere dirigenten en ging boeken over koordirectie lezen. In hoeverre ik nog steeds als dirigent op m’n vader lijk, vind ik lastig te zeggen.”
2. De menselijke stem is het mooiste instrument.
„Ik voel me er het meest mee verbonden. Natuurlijk zijn er prachtige instrumenten. De cello bijvoorbeeld. Ik houd van zingende instrumenten. Het mooie van de menselijke stem is dat deze de spiegel van de ziel is. De stem geeft direct uitdrukking aan wat je voelt. In oude bronnen over muziek wordt vaak gerefereerd aan de menselijke stem. De violist Leopold Mozart schrijft: Zoals zangers zingen, moeten instrumentalisten spelen. De basis van onze westerse muziekcultuur is het gregoriaans. Zelf zing ik thuis achter de piano bijvoorbeeld liederen van Brahms. Als therapie om weer in balans te komen. Soms zing ik als dirigent op een repetitie iets om te ervaren wat zangers voelen. Niet om dingen voor te doen, althans niet bij een professioneel koor. Dat zou ik hooghartig vinden.”
3. Nederland is een korenland pur sang.
„We hebben een breed netwerk aan koren. Vanuit de kerken, maar ook daarbuiten. Van oratoriumkoren tot popkoren. Veel mensen zingen. Maar de kwaliteit van de amateurkoorzang is niet hoog. In Zweden ligt het niveau hoger. Dat heeft te maken met onze ambities. Zingen moet vooral leuk zijn. Ik heb daar geen kritiek op. Het is fantastisch dat mensen zingen; dat mag op alle niveaus. Maar zelf heb ik meer met ensembles die ambitie tonen. Het is jammer dat er in gezinnen en op scholen weinig meer wordt gezongen. Mensen schamen zich om hun stem te gebruiken. Op school ligt de nadruk op presteren. Kinderen moeten zo snel mogelijk leren lezen en rekenen. Maar een kind moet ook zijn creativiteit kunnen ontwikkelen. Zingen is niet alleen leuk, ook leerzaam. Je leert samenwerken, op een emotionele, non-verbale manier met elkaar communiceren. Net als in de sport.”
4. Ik wil alleen nog maar samenwerken met professionele zangers.
„Absoluut niet. Ik vind amateurkoren leuk vanwege hun vuur om te musiceren. Dat steekt mij aan; dat herinnert mij aan de reden waarom ik van de muziek mijn vak heb gemaakt. Soms ben ik te gast bij een professioneel ensemble en mis ik dat vuur. Amateurs offeren hun vrije tijd ervoor op. Met mijn koor Musa ben ik soms drie, vier avonden achter elkaar bezig. De volgende ochtend moeten de koorleden om 8.00 uur weer op hun werk zijn. Dat is heel intensief. Het geeft aan hoe graag ze willen zingen. En hoe hun batterij erdoor wordt opgeladen.”
5. Het vele reizen is een schaduwkant van mijn leven als musicus.
„Vooral omdat ik daardoor minder binding met mijn gezin heb. Dat doet weleens pijn. Bij mij en bij mijn gezin. Soms denk ik: Ik heb helemaal geen zin om weg te gaan. Maar het hoort erbij. Dit jaar ben ik de eerste vijf maanden elke week weggeweest. In mei, juni en juli daarentegen was ik veel thuis. Het is hollen of stilstaan. Ik bewaak mijn agenda zorgvuldig. Om de binding met mijn gezin niet te verliezen, hanteer ik twee regels: ik wil niet meer dan negentig dagen per jaar van huis zijn, en als ik weggeweest ben, wil ik minimaal vier dagen thuis zijn vóór de volgende reis. Succes in dit werk kan z’n tol eisen. Dan wordt de muziek een verslaving. Ik zie dat om me heen gebeuren. Ik heb m’n gezin nodig als basis, als bescherming.”
6. Het Nederlands Kamerkoor is het beste koor van ons land.
„Natuurlijk! Het is een koor met een enorme traditie en veel expertise. De leden zijn niet alleen goede zangers, ook goede musici. Ze hebben muzikale intelligentie. Ze luisteren naar elkaar; ze zingen met grote oren. Daar worden de zangers op geselecteerd. De veelzijdigheid van het koor uit zich in het repertoire. Er worden regelmatig nieuwe composities voor het koor geschreven. Maar het werkt ook samen met specialisten in de oude muziek. Het is een stabiele organisatie. Vroeger had het koor vaste banen, maar dat is verleden tijd, sinds de grote bezuinigingen in de kunstensector. Nu werken we met kernleden. Zij krijgen als eersten alle projecten aangeboden. Daar kunnen ze op inschrijven. De gaten die er in de bezetting overblijven, worden opgevuld met remplaçanten. Afgelopen maanden hebben alle kernleden en remplaçanten zich gepresenteerd. Het was een ideale gelegenheid om te horen welk kleurenpalet het koor in huis heeft en op welke punten de zangers zich verder kunnen ontwikkelen.”
7. Als oprichter houd ik een speciale band met mannenensemble The Gents.
„Veel zangers ken ik al sinds m’n zesde, zevende van het Roder Jongenskoor. We zijn kameraden. Het zijn amateurs, maar de optredens sloegen zo aan dat iedereen ging denken dat het een professioneel mannenkoor is. In 2007 ben ik gestopt met The Gents. Met pijn in het hart, na tien jaar intensieve samenwerking. Het koor paste niet meer in mijn internationale carrière. Ik zie The Gents echter nog regelmatig omdat ik hun vaste gastdirigent ben.”
8. De ervaring van het zingen op een jongenskoor gun ik elke jongen.
„Net zoals ik ze gun dat ze lekker gaan voetballen, dollen en vies worden. Zingen in een koor is een geweldige ervaring. Samen musiceren, op pad gaan, reizen maken, lol hebben; ik heb een onvergetelijke tijd op het Roder Jongenskoor gehad. Opvallend dat kinderkoren vrijwel uitsluitend uit meisjes bestaan. Jongens zie je er niet. Die vinden zingen truttig zo gauw er meisjes bij komen. Ik erger me aan de talentenjachten op televisie. Iedereen denkt tegenwoordig dat-ie kan zingen. Ik word er een beetje gestoord van. Wat denken die mensen wel! Ze worden totaal niet gehinderd door enige zelfkritiek. Door popmuziek komt het klassieke zingen in het gedrang. Net als het zingen van kinderliedjes. Dat is niet hip. Ik vind dat jammer. Als ouders vroeger zelf niet hebben gezongen, werkt dat door in hun kinderen.”
9. Er gaat voor een koor en dirigent niets boven de ”Hohe Messe” van Bach.
„De ”Hohe Messe” is het ultieme koorwerk. Het vraagt veel van de zangers; zowel technisch als qua inleving van de tekst. In de ”Hohe Messe” grijpt Bach aan het eind van zijn leven terug op bestaand muziekmateriaal van zichzelf. Het stuk is een symbiose van verschillende stijlen: van renaissance tot de stylus anticus, en van opera-achtige tot concertante elementen. Het is een ongelooflijk diepgaand werk, een enorm rijpe compositie, zeer hermetisch geschreven. Alles staat op z’n plek. Het laat Bachs vakmanschap op alle fronten zien. De ”Hohe Messe” is ook een troostrijk stuk. Het gaat over nederigheid, lofprijzing, gebed. Voor mij als dirigent is het een groot voorrecht, een religieuze ervaring om dit werk uit te voeren. Het liefst doe ik dat in een kerk. Ik voel dan: hier hoort deze muziek thuis. Vanwege de akoestiek, de gewijde sfeer.”
10. Moderne muziek heb ik nodig om mijn grenzen te verleggen.
„Vooral het uitvoeren van nieuwe muziek daagt mij uit. Ik treed dan een onbekende klankwereld binnen. Maar ik vind het ook leuk om direct contact te hebben met de componist. Ik zou er een fortuin voor overhebben om tien minuten met Bach te kunnen bellen over zijn muziek. Bij eigentijdse componisten kan dat gewoon. Moderne muziek scherpt mijn oren. Als ik me er intensief mee bezighoud, krijg ik een absoluut gehoor. Dat heb ik normaal niet. Mijn hersenen gaan door deze muziek exacter werken. Een bijzondere ervaring.”
In Staccato reageren muzikanten op tien stellingen. Volgende aflevering: zaterdag 24 oktober.
Levensloop Peter Dijkstra
Peter Dijkstra (Roden, 1978) begint zijn muzikale loopbaan op het koor van zijn vader Bouwe: het Roder Jongenskoor. Hij zingt daar als sopraan, countertenor en bas. Dijkstra studeert koordirectie, orkestdirectie en solozang aan de conservatoria in Den Haag, Keulen en Stockholm. In 2003 wint hij de Eric Ericson Award. Deze prestigieuze Zweedse prijs voor koordirigenten is de start van zijn internationale carrière.
Sinds 2005 is Dijkstra artistiek leider van het Chor des Bayerischen Rundfunks in München. Hij neemt daar volgend jaar afscheid. In 2007 wordt hij chef-dirigent van het Zweeds Radiokoor. Sinds 1 augustus heeft hij die functie ook bij het Nederlands Kamerkoor.
Als gastdirigent leidt Dijkstra internationaal bekende koren en orkesten zoals de BBC Singers, het RIAS Kammerchor Berlijn, Collegium Vocale Gent, het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, het Swedish Radio Orchestra, het Japan Philharmonic Orchestra, en in Nederland het Gelders Orkest en het Residentie Orkest. Hij is oprichter van twee amateurkoren: mannenensemble The Gents en vocaal ensemble Musa.
Dijkstra is getrouwd met een Duitse vrouw. Het echtpaar heeft vier kinderen (8, 6, 4 en 2 jaar) en woont in het Beierse Ingolstadt.
Meer informatie: www.peterdijkstra.nl