Ook op Grote Verzoendag mogen de scooters van Hatzolah rijden
Vierhonderd orthodox-Joodse mannen in Jeruzalem hebben enkele weken geleden een eerstehulpeenheid gevormd. In ambulances, op scooters en eigen auto’s met een rood zwaailicht op het dak rijden ze naar de plaats waar levensreddende hulp nodig is. Onlangs kwamen ze voor het eerst in actie toen een stadsbus werd opgeblazen.
De schoolklas van Reuven Pool was die bewuste zondag nog niet begonnen, toen de aanslag op lijn 14 werd gepleegd. Hij racede met een speciale ambulance met medische uitrusting in de richting van Liberty Bell Park. „Ik rende naar de bus”, zegt hij. „Ik hoorde de mensen in de bus schreeuwen. In de bus zagen we wat we altijd zien: dode lichamen die op elkaar liggen. Een gewonde met een afgerukt been lag onder een stoel. We verbonden hem en droegen hem naar buiten.”
Dag en nacht is Pool paraat. Tussen 09.00 en 13.00 uur geeft hij les aan een groep van 24 kinderen. Als het kleine ongelukken betreft die niet in zijn onmiddellijke omgeving plaatsvinden, gaan andere vrijwilligers erop af. Maar als zich een grote calamiteit heeft voorgedaan, zoals een aanslag op een bus, laat Pool zijn klas in de steek. Deze wordt dan overgenomen door de directrice van de school. Met zijn abrupte vertrek geeft hij de kinderen een les mee: in het Jodendom is niets zo belangrijk als het redden van leven.
Pool is hoofd van de scootereenheid. Hij vertelt dat momenteel 26 scooters in Jeruzalem opereren. De eenheid is onderdeel van de organisatie Hatzolah (Redding). Deze organisatie is verbonden aan de Magen David Adom (MDA), het Israëlische equivalent van het Rode Kruis. Als mensen alarmnummer 101 bellen, geeft de MDA de oproep via piepers aan de leden van Hatzolah door. Ze zijn vaak op de plek des onheils voordat de ambulances van de MDA arriveren. Hun taak is eerste, levensreddende hulp te geven.
Een stem kraakt uit een van Pools apparaatjes. Op de pieper leest hij dat bij Shoresh vier auto’s op elkaar zijn geklapt. Hij schenkt er verder geen aandacht aan, want anderen gaan erheen. De scooters bieden een groot voordeel. „Het verkeer is vaak heel druk”, zegt Pool. „Een scooter heeft daar geen problemen mee. We rijden desnoods gewoon over het trottoir.”
Achter op het voertuig bevindt zich een kist met alle materialen die een hulpverlener nodig heeft om levens te redden, zoals verband en middelen om zuurstof toe te dienen. De snelheid van de scooter kan voor het slachtoffer het verschil betekenen tussen leven en dood.
Binnen vijftien tot twintig minuten na een aanslag zijn alle gewonden afgevoerd. Er lopen alleen nog maar wat lichtgewonden rond. Als een hulpverlener als een van de eersten bij de slachtoffers van een bomaanslag komt, houdt deze zich vooral bezig met het stoppen van bloedingen.
Maar schijn kan bedriegen. Op de avond van 1 december 2001, toen twee kamikazeterroristen zich opbliezen onder uitgaande jongeren op de Ben Yehuda Promenade, zag hij een jongen op de rug liggen die nog gewoon kon praten en er niet gewond uitzag. Pool dacht dat hij er niet zo erg aan toe was en dat hij nog even op hulp kon wachten. Toen hij even later terugkwam was de jongen overleden. Van achteren was er een scherf door hem heengedrongen. Over de verschrikkingen die hij ziet zegt hij: „Je leert er mee omgaan. Dit hoort nu eenmaal bij het leven.”
In totaal zijn er in heel Israël 900 vrijwilligers van Hatzolah. Slechts drie van hen worden door de organisatie betaald. Eli Beer, hoofcoördinator in Jeruzalem, is sinds twee maanden een van hen. „Hatzolah ontstond 35 jaar geleden in de VS. Twintig jaar kwam het van de grond in Jeruzalem met vijftien leden van de MDA die snel in actie wilden kunnen komen bij calamiteiten. Ze begonnen toen een aparte organisatie”, zegt hij. Volgens hem is zijn Jeruzalemse reddingsbrigade nu de snelste ter wereld.
De 31-jarige Beer begon vijftien jaar geleden bij Hatzolah. Zijn eerste klus was samen met anderen reanimatie toepassen op een 70-jarige man die in de Jaffastraat door een Palestijn in de rug was gestoken. „Nu ben je er wat meer aan gewend”, zegt hij. „Maar je weet nooit wat het volgende geval zal zijn. De vrijwilligers zien verschrikkelijke dingen. Zwaar verminkte baby’s, afgerukte lichaamsdelen. Een van de vrijwilligers was zeer geschokt toen hij zich realiseerde dat de voet van iemand anders nog op de patiënt lag die hij vervoerde. We zorgen ervoor dat de vrijwilligers na elke gebeurtenis bij elkaar komen en alles eruit gooien.”
Na de terreuraanslagen in Jeruzalem boden zich meer vrijwilligers aan. Om mee te kunnen doen, moeten Hatzolah-medewerkers een eigen auto hebben, minstens 21 jaar zijn en bereid zijn een opleiding van de MDA te volgen, met praktische en theoretische examens. Ze moeten volgens Beer minstens 190 praktijkuren bij de MDA draaien, voordat ze tot de brigade worden toegelaten. Verder moeten ze elk jaar een driedaagse opfriscursus volgen.
Een arts die als vrijwilliger andere vrijwilligers onderwees, was dr. David Applebaum. Hij kwam, samen met zijn dochter Nava, 9 september vorig jaar om het leven bij een bomaanslag in Café Hillel. Applebaum was hoofd van de eerstehulpafdeling van ziekenhuis Shaare Zedek.
Verschillende medewerkers zijn vijftigers of zestigers. „Er zijn er maar enkele die ermee ophouden. Het is als een religie. Je komt erin terecht en je wordt er een deel van. In de Joodse religie is het heel belangrijk een leven te redden. Daar doe je alles voor. Dat is de hoogste mitzwah (gebod, red.). We zijn de enige religieuze organisatie, naast de ziekenhuizen, die toestemming van de rabbijnen heeft om zeven dagen per week, 365 dagen per jaar, met auto’s te rijden. Ook op Grote Verzoendag. Ik neem de pieper altijd mee, ook als ik naar de synagoge of naar een trouwerij ga.”
De medewerkers komen overal in Jeruzalem en omgeving, een gebied waar 1,2 miljoen mensen wonen. De Arabische buurten worden niet overgeslagen. Voor de Oude Stad, met de vele steegjes en trappen, heeft Hatzolah een speciale tractor. Op 35 punten in de stad staan kisten met daarin hetzelfde medisch materiaal dat de ambulances hebben. Bij de Westelijke Muur bijvoorbeeld kunnen bezoekers gewond raken door stenen die Palestijnen vanaf de Tempelberg naar de biddende menigte beneden zich werpen. De kans is groot dat zich ook bij de gebedsmuur een Hatzolah-vrijwilliger bevindt, die met behulp van de kist snel eerste hulp kan verlenen. De deelnemers dragen allemaal een oranje vest, waardoor ze voor de politie snel herkenbaar zijn. Als ze het jasje niet bij zich hebben, kunnen ze altijd nog hun kaart laten zien.
De vrijwilliger leert wat hij moet doen als hij bij bij de plek van een terreuraanslag komt. Hij stelt de ernst van de verwonding vast en doet een bandje met daarop de gegevens om de pols van het slachtoffer. Hij geeft levensreddende hulp. En vervolgens helpt hij de slachtoffers te evacueren. De Hatzolah-medewerker zet de behandeling voort in de ambulance. Als alle gewonden weg zijn, is de taak van de mannen met de oranje vesten afgerond. De volgende ploeg staat dan klaar. Dat zijn de mannen met de gele vesten van Zaka, die de sporen van de aanslagen uitwissen.