Een lastige vraag; daar sta je dan als christen
Het is nog net september. Voor veel jongeren die in juli schoolverlater waren, was september een maand waarin veel te beleven viel: een nieuwe baan of een nieuwe studie. En wat het nog boeiender maakt, is dat veel jongeren voor het eerst hun intree hebben gemaakt in een geseculariseerde gemeenschap: een team, een werkgroep, een club studenten waarin bijna niemand naar de kerk gaat en waarin andere waarden en normen gelden. Daar sta je dan als christen. Letterlijk, maar soms ook figuurlijk. Dan voel je je staan! Als je onverwacht een vraag op je krijgt afgevuurd die direct met je christen-zijn te maken heeft. Wat moet je daar nu weer op antwoorden? Hoe kom je eruit zonder kleerscheuren, lees: zonder gezichtsverlies? Hieronder wil ik twee situaties bespreken: een situatie waarin je de vraag als een aanval kunt ervaren, van het type: „Als God bestaat, waarom liet Hij dan Auschwitz toe?” Een tweede situatie, waarbij je in gesprek raakt met iemand van een andere godsdienst, bijvoorbeeld een overtuigde moslim.
„Jij bent christen en je gelooft in God. Maar als God bestaat, waarom is er dan zo veel ellende op deze wereld? Wat is dat voor een God, Die met één aardbeving duizenden mensen, onder wie kleine kindjes, laat omkomen?” De vraag voelt als een aanval, maar misschien ben je erop voorbereid. Omdat je er zelf over hebt nagedacht of omdat je apologetiek hebt gehad. Maar toch, zelfs als je het uitlegt, laat zo’n gesprek een onbevredigend gevoel achter. Je denkt vervolgens: hoe kan ik het nog beter uitleggen, zodat de ander het echt begrijpt?
Dat is echter volstrekt zinloos. Het onbevredigende gevoel is namelijk een signaal. Een signaal dat er een spelletje met je wordt gespeeld. Je collega of medestudent is helemaal niet geïnteresseerd in je antwoord. Hij stelt de vraag om iets over zichzelf te zeggen: „ik geloof niet in dit soort onzin.” Zo drukt hij jou in een hoekje. En als jij vervolgens denkt dat een hoekje hetzelfde is als een podium, ga je onderuit.
Wat kun je doen in dit soort gevallen? Een suggestie is om de vraag zelf aan de orde stellen. Dat doe je door een vraag te stellen over de vraag. Een vraag naar de intenties van de ander. Hier volgen een paar concrete suggesties: „Hé, ben jij geïnteresseerd in God? Gaaf. Vertel, wat wil je precies over Hem weten?” „Wat maakt dat je dat vraagt?” „Goede vraag. Stel dat ik je dat zou kunnen uitleggen, wat zou er dan veranderen in jouw denken over God?” Soms volgt een goed gesprek, soms druipt de ander af.
De andere situatie gaat over een gesprek met zeg, een moslim. Ook jongeren en ouderen die als vrijwilliger werken bij vluchtelingen hebben hiermee te maken. Je wilt het er wel over hebben, maar hoe? Je wilt niet in een discussie terechtkomen. Een discussie over waarheden is zinloos! De winnaar van de discussie is namelijk niet degene die het beste standpunt heeft, maar degene die het beste kan discussiëren. Er is één voertuig waarop het christelijk geloof zich graag laat verspreiden: getuigen. Dat vehikel heeft vier wielen: dienstbaarheid, ijver, vriendelijkheid en gesprek. Getuigen loopt dus via je houding, je daden, en soms via je woorden. Als je getuigt, houd je het bij jezelf. Je duwt de ander niet. Het heeft geen zin standpunten in te nemen en te verdedigen. Stellingen leiden tot tegenstellingen. Bij getuigen laat je de ander de ruimte.
Hoe kun je dat aanpakken? De suggestie die ik heb is heel eenvoudig. Nodig de ander uit om te getuigen over zijn geloof. Om jou te vertellen waarom hij Allah dient, wat hem in Allah aantrekt, wat hij aan zijn geloof heeft en spreek af dat jij vervolgens hetzelfde mag doen over jouw God. Dat is het. Veel meer hoeft niet. Tenminste niet ”face-to-face” met de ander. De rest van het werk voor je gesprekspartner doe je alleen. Voor Gods aangezicht. In hoop.
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl