Muzikant Henk Hopman stapte over van toets naar snaar
Hij leek voorbestemd om organist te worden, maar werd gitarist. Henk Hopman in Veenendaal kan urenlang met zijn instrument op zolder zitten om zijn spel vast te leggen op de computer. „Ik heb de innerlijke drang iets na te laten.”
Driehoog, een krappe kamer vol spullen. Geluidsapparatuur, microfoons, kabels, een laptop, een mengtafel, speakers én een gitaar van de Oostenrijks-Nederlandse bouwer Scharpach met een actuele waarde van 25.000 euro. Dit is het favoriete domein van de 52-jarige muzikant.
Hopman schakelt de apparatuur in en laat Bach horen. Een deel uit een van de Brandenburgse Concerten. Partij voor partij, van viool tot trompet, heeft Hopman de muziek ingespeeld op zijn gitaar. „Uren, dagen, maanden ben ik ermee bezig geweest. Ik begin met de basso continuo. Die speel ik met de spinetklank van mijn digitale piano. Daarna zet ik de andere stemmen er met de gitaar bovenop. Superleuk om te doen.”
Het resultaat van Hopmans werkwijze is te beluisteren op een bij STH Records verschenen cd: ”Four seasons”. Vivaldi’s ”Vier jaargetijden” vormen de hoofdschotel, twee Brandenburgse Concerten van Bach het toetje.
Hopman zoekt in zijn computer. „Kijk, hier heb ik 144 bestanden met composities van Bach, onder andere zijn Goldberg Variaties, van Händel, maar ook met Zuid-Amerikaanse muziek, die ik allemaal op gitaar heb uitgevoerd. Het kost je een week om ze te beluisteren. Wat ik ermee doe? Op dit moment niks, maar misschien heeft STH Records belangstelling om meer cd’s van mij uit te geven. De samenwerking is mij prima bevallen. Ik maak de geluidsopnames, zij verzorgen de eindmontage en de productie.” Aarzelend: „Eigenlijk moet ik daar natuurlijk zelf over bellen, maar dat doe ik dan weer niet. Op de een of andere manier kost me dat moeite.”
Wat drijft u om zo veel muziek in uw eentje op te nemen?
„Ik voel de innerlijke drang om iets na te laten. Ik ben niet meer kerkelijk, maar nog wel gelovig. Ik vind dat ik moet woekeren met het talent dat ik van God heb gekregen, ook al ben ik geen Bach of Mozart. Als ik geen muziek maak, word ik somber.”
Is dit niet een beetje een eenzaam leven?
„Heel erg, maar daar hou ik van. Ik ben een einzelgänger.”
U speelt Bach, maar werkt ook mee aan musicals en aan concerten van de CliniClowns.
„Ik vind het allemaal leuk en het levert geld op. Hoewel ik geen professionele zanger ben, kan ik mensen wel amuseren met mijn stem. Ook dát doe ik graag. Maar mijn hart ligt bij klassieke muziek. Er is nog een andere reden voor mijn brede activiteiten. In 2005 kreeg ik een blessure aan mijn rechterarm. Ik merkte dat ik bepaalde passages niet meer kon spelen, ik moest vechten tegen de pijn. Toen heb ik de keus gemaakt om me breed te oriënteren. Klassieke muziek speel ik alleen nog thuis, niet meer op concerten. Dat was in het begin heel pijnlijk. Ik ben echter niet bij de pakken neer gaan zitten, maar heb nieuwe dingen opgepakt. Optreden bij een musical gaat nog wel. Dan zit ik in de orkestbak en speel ik elektrische gitaar. Verder geef ik gitaarles aan kinderen in Barneveld en Woerden.”
U begon het muziek maken ooit met orgel. Waarom nu gitaar?
„Orgel spelen kwam helemaal uit mezelf. Vanaf m’n vierde was ik ermee bezig. Toen ik zeven was, ging ik op les. Tot m’n twaalfde. Toen ben ik gestopt, omdat m’n orgelleraar nogal eens lelijke woorden gebruikte. Ik vond dat verschrikkelijk. Wat later besloot ik gitaar te gaan spelen, maar dat mocht niet van m’n ouders. Zij vonden het een werelds instrument. Ik ben toch op les gegaan en betaalde het zelf. Het was voor mijn vader, toen ouderling in de gereformeerde gemeente, een enorme teleurstelling dat ik niet met orgel doorging, hoewel ik wel bleef spelen, onder meer zondags als kerkorganist in onze gemeente.
Toen ik zeventien was, wilde ik naar het conservatorium. Mijn ouders moesten me aanmelden. Op het formulier hadden ze ingevuld dat ik toelatingsexamen wilde doen voor orgel. Ik ontdekte dat, voordat de envelop werd verstuurd, en maakte er gitaar van. Daarna belde Johan van Dommele, adjunct-directeur van het conservatorium in Arnhem. Hij vroeg wat het moest zijn: orgel of gitaar? Mijn moeder vertelde over haar bezwaren tegen de gitaar, maar Van Dommele zei: Ook op een gitaar kun je God loven. Toen was het goed.”
U komt uit reformatorische kring, maar hebt ermee gebroken. Waarom?
„Ik heb niks met dogma’s. In de religie niet en in de muziek niet. Dogma’s passen absoluut niet bij mij. Daar ben ik te vrijgevochten voor. Toen ik negentien was, heb ik gebroken met de kerk. Maar ik geloof nog steeds, op mijn manier. Ik ben calvinistischer dan ooit. Waar ik dat aan merk? Toen ik een vriendin had die evangelisch was, ging ik met haar mee naar de kerk. Het bekoorde me echter totaal niet; die vrolijkheid, die onechtheid. Ander voorbeeld: binnenkort moet ik opwekkingsliederen begeleiden op een bruiloft. Ik studeer de muziek trouw in, maar als ik die teksten lees: afschuwelijk. Soms kijk ik naar ”Nederland Zingt” van de EO. Dan hoor ik: „Mijn Jezus, ik hou van U.” Maar wat betekent dat precies? Mensen mogen van mij belijden wat ze willen, maar zodra het een groepsgebeuren wordt, vind ik het eng. De psalmen zijn mooi. Soms zing ik ze met m’n zus, als ik bij haar ben in Brabant. In de oude berijming, want met de nieuwe heb ik niks.”
Viool, fluit, piano, cello, trompet, harp: ze veroverden allemaal de reformatorische gezindte. De gitaar niet.
„Ik ken inderdaad geen professionele gitaarspelers in deze kring. Ik heb wel één leerling van reformatorischen huize die geweldig gitaar speelt. Zij is een megatalent. Ze wil naar het conservatorium, maar haar ouders staan niet te trappelen. Ze moet het zelf uitvechten, ik ga niet stoken.”
Zijn er in de klassieke wereld veel getalenteerde gitaristen?
„Absoluut. Ik probeer me te onderscheiden. Collega’s die mijn cd ”Four seasons” hebben gehoord, zeiden: Dit is typisch iets voor Henk om het zo te doen. Niet met vier gitaristen iets opnemen, maar zelf alles spelen, stem voor stem. Ik ben een aardig iemand, denk ik, maar ik ben ook ongeduldig. Als anderen niet kunnen wat ik kan, dan werkt dat niet bij mij. Dan vind ik dat jammer van m’n tijd.”
Heeft de muziek u vervreemd van uw wortels?
„De muziek is voor mij een vlucht uit de thuissituatie en het kerkelijk milieu geweest. Maar je moet natuurlijk ook talent hebben. Als kind speelde ik uren per dag orgel. Ik had eens een driftbui omdat ik een bepaald akkoord niet kon vinden. Ik sloeg op het orgel, waardoor er een toets bleef hangen. Als straf mocht ik een poos niet spelen. Daar werd ik alleen maar onhandelbaarder van.”
Hoe wordt uw cd verkocht?
„Ik heb nooit aantallen gehoord. Maar toen de cd net uit was, heeft hij een poos op nummer één op de ranglijst van STH Records gestaan. Hij versloeg zelfs de nieuwste cd met mannenzang uit Katwijk.”
Dreigt u als gitarist niet een beetje tussen de wal en het schip te geraken?
Hopman aarzelt. Dan: „Toen ik was gevraagd voor een interview met deze krant, heb ik dat op Facebook gezet. Met de toevoeging: help, ik heb niks te vertellen! Een vriendin uit Nieuw-Zeeland reageerde: typisch Henk, altijd bang voor succes. Ik doe gewoon de dingen die ik doe. Daar voel ik me gelukkig bij, ongeacht wat mensen ervan vinden. Ik ben absoluut niet zielig. Het is mijn keuze om het zo te doen. Die houding hoort misschien wel een beetje bij een artiest. Ik weet van mezelf dat ik goed kan lesgeven. Kinderen leren bij mij gedegen gitaar spelen. Maar ik zal nooit zeggen: Dit deed je fout. Bij een verkeerde noot vraag ik: Waarom speel je daar een f, terwijl er een g staat? Vind je dat mooier?”
Hoe typeert u zichzelf?
„Als een zachtaardige man, een beetje eigenaardig misschien, worstelend met het geloof, maar die toch ook wel mooie dingen doet in de muziek. Ik heb een groot hart voor andere mensen, maar ze moeten niet onverwachts op bezoek komen. Mijn familie en vrienden weten dat. Als ik ergens mee bezig ben, wil ik niet gestoord worden, want dan kan ik me daarna niet meer concentreren.
Ik hoop dat ik nog enige tijd krijg om te doen wat ik nog allemaal in mijn hoofd heb. Vanuit mijn diepste wezen maak ik muziek voor de Heere God. Hij heeft mij dit talent gegeven, aan Hem ben ik mijn dank verschuldigd. Of mensen mijn werk waarderen of niet, dat maakt mij niet uit.”