Geschiedschrijving in de Bijbel is profetie
Ik hoorde dat experts betwijfelen of de geschiedenis van Israël wel echt is verlopen zoals in het Oude Testament wordt beschreven. Is de Bijbelse geschiedschrijving onbetrouwbaar?
JA
Inderdaad wordt de historische betrouwbaarheid van het Oude Testament door veel wetenschappers sterk gerelativeerd. Het geldt als onwaarschijnlijk dat Israël massaal uit Egypte getrokken is, laat staan dat het volk bevrijd zou zijn door „de machtige hand en uitgestrekte arm” van de Heere. Niet minder twijfelachtig acht men de realiteit van andere grote (heils)historische gebeurtenissen, waaronder de verovering van Kanaän, het rijk van David en Salomo, een grootschalige ballingschap en een massale terugkeer daaruit. Meer op detailniveau zijn er in de Bijbelverhalen talloze historische problemen opgemerkt, bijvoorbeeld wat betreft de oorlog tussen koning Achab en de Syriërs (1 Kon. 20). Al met al, zo is de mening van velen, zeggen de teksten ons meer over de ideologie van latere schrijvers dan over de daadwerkelijke geschiedenis van Israël.
Nu lijkt het me niet de goede weg om dergelijke visies eenvoudig af te doen als niet serieus te nemen Schriftkritiek. Over het algemeen willen desbetreffende wetenschappers niet met opzet de Bijbel ontkrachten, maar komen ze tot hun conclusies op basis van eerlijk en grondig onderzoek. Daarin is veelal een grote rol weggelegd voor archeologische gegevens, die niemand zomaar terzijde kan schuiven. Er worden, kortom, reële vragen op tafel gelegd, waarop geen snelle antwoorden te geven zijn.
NEE
Dat dwingt ons echter niet bovenstaande visies maar te accepteren. Daarmee zou een belangrijke basis onder de Bijbelse boodschap wegvallen: dat God daadwerkelijk met Israël Zijn weg is gegaan, is een fundamentele Bijbelse notie. Ik noem enkele punten die mijns inziens van belang zijn voor een heldere kijk op de zaak.
In de eerste plaats zijn conclusies die wetenschappers trekken niet gelijk te stellen met de feiten, maar betreft het altijd een interpretatie daarvan. Men ziet zich geconfronteerd met een heel scala aan gegevens en probeert daar al argumenterend een duiding aan te geven. Ook archeologische vondsten vertellen niet zelf hun verhaal, maar moeten geanalyseerd en geïnterpreteerd worden. In dat licht bezien stelt het ontbreken van buiten-Bijbelse aanwijzingen voor bijvoorbeeld het rijk van Salomo zeker voor vragen. Daaruit volgt echter niet noodzakelijk de conclusie dat dat rijk nooit heeft bestaan.
In de tweede plaats valt op te merken dat de grote lijn van de Bijbelse geschiedenis aardig aansluit bij wat we weten uit andere bronnen over het oude Nabije Oosten. Het leven van de aartsvaders als nomadische herders, het ontbreken van een centraal gezag in de richterentijd, het uitkristalliseren van een staatsstructuur aan het begin van het eerste millennium (David) – het is alles niet onwaarschijnlijk. Uiteraard vormt dit bij lange na geen historisch bewijs voor alles wat er over deze en andere perioden in de Bijbel wordt beschreven, maar het zegt wel iets. Bovendien zijn zeker vanaf de tweede helft van de koningentijd allerlei Bijbelse gegevens te relateren aan buiten-Bijbelse bronnen.
In de derde plaats is het eigen karakter van de oudtestamentische geschiedschrijving in rekening te brengen. Het is overduidelijk dat deze teksten in de eerste plaats geschreven zijn om een boodschap over te brengen, en niet om ons feitelijk exacte informatie over het verleden te geven. In dat opzicht verschilt de Bijbel van moderne geschiedschrijving, die zo nauwkeurig en objectief mogelijk wil zijn. In zekere zin ligt het primaat dus inderdaad bij de ideologie – liever gezegd: bij de prediking. Die heeft grote invloed gehad op de selectie van het materiaal, de accenten die gelegd werden en de verdere presentatie. Maar achter dat alles valt er terdege door te vragen naar wat geschied is. Het moderne onderscheid tussen objectief en subjectief, tussen feit en interpretatie, is vreemd aan deze oude teksten. Een bruikbare term in dit verband is ”profetische geschiedschrijving”. De geschiedenis wordt zó beschreven dat er, niet minder dan in de profetenboeken, een heldere boodschap naar voren treedt.
DUS
We doen de oudtestamentische geschiedschrijving geen recht als we die, naar onze maatstaven, als objectieve geschiedschrijving beoordelen. Dat geldt enerzijds voor hen die de Bijbel, vanwege alle subjectiviteit, min of meer terzijde schuiven als historische bron. Dat geldt echter evengoed wanneer we, op zoek naar het exact feitelijke, het interpreterende karakter van de beschrijvingen negeren. Geboden is de gulden middenweg van de nuance, in het ontspannende besef dat het profetische woord, als boodschap van God, zeer vast is (2 Petr. 1:19).
Drs. Henk de Waard, wetenschappelijk medewerker Oude Testament aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.