Binnenland

Soms heeft niet alleen dier, maar ook baasje hulp nodig

DEN HAAG. De inspecteurs van de Dierenbescherming hebben vorig jaar beduidend meer dieren geholpen dan het jaar ervoor. En daarmee soms ook het baasje, weet persvoorlichter Dik Nagtegaal van de Dierenbescherming.

Anca Boon
25 September 2015 13:22Gewijzigd op 15 November 2020 22:04
Persvoorlichter Dik Nagtegaal van de Dierenbescherming. beeld Dierenbescherming
Persvoorlichter Dik Nagtegaal van de Dierenbescherming. beeld Dierenbescherming

Wanneer eigenaars in aanraking komen met de Dierenbescherming, geeft dat „vaak een emotionele situatie”, aldus Nagtegaal. „Ze zijn gehecht aan hun dieren, ook al is het uit de hand gelopen.”

De Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) hielp vorig jaar ruim 30.000 huisdieren; 10.000 meer dan in 2013. „Dankzij een inzamelingsactie konden we in het afgelopen jaar drie extra krachten aantrekken. Daardoor hebben we 30 procent meer zaken kunnen oppakken dan in dezelfde periode in het jaar ervoor.”

De Dierenbescherming vroeg vorig jaar rond Dierendag extra aandacht voor de inspectie met de campagne ”Help dieren in nood”. Om dit werk te kunnen voortzetten, is de organisatie deze week opnieuw een campagne gestart onder de naam ”Help ons redden”. „We zijn voor het overgrote deel van ons werk afhankelijk van giften”, aldus Nagtegaal. „Voor het inspectiewerk krijgen we subsidie van de overheid, maar dat is niet kostendekkend.”

Gesprek

Meldingen van dierenmishandeling komen centraal binnen bij een landelijk meldpunt. Bij twijfel of er inderdaad mishandeling in het spel is, gaat een preventiemedewerker langs voor een gesprek.

Is direct ingrijpen noodzakelijk, dan gaat eerst de dierenpolitie bij de eigenaar langs. „Constateert de politie dat er sprake is van een wetsovertreding dan wordt een boete opgelegd. Maar daarmee is het dier natuurlijk nog niet geholpen. Daarom schakelen ze ook een van onze inspecteurs in. Die gaat dan langs om met de eigenaar te bespreken hoe de situatie kan verbeteren.”

Nagtegaal benadrukt dat dieren alleen in het uiterste geval worden weggehaald. „Het liefst komen we eruit met een gesprek aan de keukentafel en houden we de situatie in de gaten met hercontroles. In ruim 70 procent van de gevallen hoeven we dieren niet mee te nemen.”

Wanneer een bestaande situatie verbetert, voorkomt dat ook dat de politie of de Dierenbescherming later opnieuw moet ingrijpen. „Wij kunnen huisdieren weghalen, maar je kunt iemand niet verbieden om opnieuw een dier te nemen.”

Als de inspecteurs van de Dierenbescherming worden ingeschakeld, gaat het vaak om verwaarlozing: de vacht wordt niet verzorgd, het dier is ondervoed of leeft in slechte omstandigheden. „In ongeveer 45 procent van de gevallen gaat het om honden. Daarnaast krijgen we relatief veel meldingen over konijnen en paarden.”

Zelden opzet

Eigenaars verwaarlozen hun dieren zelden opzettelijk. „Vaak zit er een verhaal achter. Is er sprake van psychische of financiële problemen. Naar aanleiding van wat we aantreffen, lichten we geregeld hulpverleningsinstanties in.”

Zo blijkt de dierenpolitie, die een aantal jaar geleden in het leven is geroepen, een onverwacht neveneffect te hebben, weet Nagtegaal. „Dankzij de dieren komt de politie soms binnen bij mensen bij wie veel meer aan de hand blijkt te zijn. Waar niet alleen voor de dieren, maar ook voor de eigenaars hulp nodig is.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer