De luchtvaartmaatschappij moet in zo’n geval een vergoeding van 250 tot 600 euro betalen, afhankelijk van de afstand van de vlucht. Dat hoeft echter niet als de maatschappij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van „buitengewone” omstandigheden die zelfs niet hadden kunnen worden voorkomen als alle „redelijke maatregelen” waren getroffen.

Ook bij verborgen fabricagefouten, sabotage of terrorisme hoeft geen vergoeding te worden uitgekeerd.

De zaak ging over een passagier van een KLM-vlucht vanuit Ecuador die met 29 uur vertraging aankwam in Amsterdam. Volgens KLM kwam de vertraging door „buitengewone omstandigheden”: een kapotte brandstofpomp en een defecte hydraulische eenheid die goed waren onderhouden. Het hof ziet dit echter niet als buitengewoon.

EUClaim, dat passagiers bijstaat bij het krijgen van schadevergoedingen na vertraging, vindt het oordeel van de rechters „geheel in de lijn der verwachting”’. De organisatie stelt vast dat een technisch mankement inherent is aan de bedrijfsvoering van een luchtvaartmaatschappij en daarom dus niet als buitengewone omstandigheid gezien mag worden.