Behoedzame taal in een onbehoedzame begroting
DEN HAAG. Ondanks een waaier aan onzekerheden kiest het kabinet niet voor sterkere buffers, maar voor lagere lasten. En dus ook een beetje voor zichzelf.
Iedereen erop vooruit. Dat was, verstopt tussen alle zinnen over toenemende risico’s en bedreigingen, toch de hoofdboodschap gisteren tijdens Prinsjesdag. Na vijf jaar sappelen stijgt dit en volgend jaar voor verreweg de meeste burgers de koopkracht weer.
„Nederland heeft zich ontworsteld aan de crisis”, zei minister Dijsselbloem (Financiën), verwijzend naar de CPB-prognose die voor volgend jaar een groei van 2,4 procent voorspelt. Voor het eerst sinds tijden zoeken Nederlanders volgens hem op internet weer vaker op ”loonsverhoging” dan op ”ontslagvergoeding”.
Toch deelt niet iedereen in de lastenverlichting, die vooral naar werkenden gaat. Voor tweeverdieners mag de Miljoenennota dan een ‘feestbegroting’ zijn, grote groepen uitkeringsgerechtigden en ouderen gaan er in 2016 niet op vooruit en soms zelfs erop achteruit. Volgens het Nibud ziet ook een deel van de kostwinners hun koopkracht –voor het zoveelste jaar op rij– dalen.
De grootste groep aan wie de gisteren voorgespiegelde lastenverlichting voorbijgaat, vormt echter het nauwelijks slinkende leger aan werklozen. De aantrekkende economie ten spijt zitten er komend jaar nog altijd meer dan 600.000 Nederlanders werkloos thuis: twee keer zo veel als vóór de crisis. Een groeiend deel (44 procent) van hen zit bovendien al langer dan één jaar zonder werk.
De 5 miljard euro aan lastenverlichting, volgens Dijsselbloem „écht een beloning voor werken”, gaat aan hun neus voorbij, terwijl juist zij de afgelopen jaren de grootste klappen kregen van de crisis. Immers, wie sinds 2008 zijn baan behield, er een periodiek bij kreeg of zelfs promotie maakte en niet al te nauwgezet de kranten las, kán het zomaar zijn ontgaan dat het zeven jaar lang vrij serieus crisis was.
Hoewel het kabinet de werkloosheid consequent aanduidt als „topprioriteit”, is de gisteren gepresenteerde lastenverlichting te algemeen om hiervan al te grote verwachtingen te koesteren voor de arbeidsmarkt. De enige maatregel die écht gericht is op meer banen, de introductie van ”loonkostensubsidies” voor de laagstbetaalden, gaat bovendien pas in 2017 in. Electorale motieven (iedereen er wat bij!) lijken een grotere rol te hebben gespeeld dan een zo effectief mogelijke werkloosheidsaanpak.
Dat raakt ook aan de forse kritiek die de Raad van State gisteren uitte op de koers van het kabinet. Want de behoedzame toon die het kabinet gisteren aansloeg over de talloze gevaren die ons land en onze open economie bedreigen (terrorisme, het vluchtelingenvraagstuk, de Chinese economie), resoneert bepaald níét in het gevoerde begrotingsbeleid.
Volgens de Raad neemt het kabinet te veel risico door de lastenverlichting niet, zoals aanvankelijk het doel was, te koppelen aan een belastinghervorming, maar die wegens gebrek aan politieke steun nu zónder hervorming toch door te voeren. Het tekort loopt hierdoor minder snel terug dan had gekund, wat „de manoeuvreerruimte” verkleint, mocht straks een of meer van de vele risico’s onze economie daadwerkelijk raken. Nieuwe lastenverzwaringen en bezuinigingen liggen dan weer op de loer.
En zo dreigt opnieuw te gebeuren wat volgens een gisteren gepubliceerd CPB-rapport in Nederland zo vaak gebeurt: terwijl midden in de crisis de economie extra belast wordt met lastenverzwaringen en bezuinigingen, worden stimulansen juist gegeven op momenten waarop de economie alweer aantrekt.
Het is een keuze die meer ingegeven wordt door politiek vernuft dan door economische wijsheid. Want het zijn natuurlijk niet alleen burgers die na jaren van de broekriem aanhalen snakken naar wat lucht. De coalitie gunt het zichzelf, een jaar voor de verkiezingen, ook erg graag.