Verklarende woordenlijst bij ontstaansproces Liedboek
AMSTERDAM. Vijf jaar werd er gewerkt aan het nieuwe Liedboek uit 2013. Drs. Nienke van Andel volgde het proces op de voet en schreef het proefschrift ”Composing a Canon”, dat ze donderdag aan de VU in Amsterdam verdedigt. „Een soort verklarend woordenboek van het redactiewerk.”
Na haar studie theologie en de predikantsopleiding van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) zocht Nienke van Andel (32) een onderwerp voor een vervolgstudie. Precies op dat moment begonnen de werkzaamheden aan het nieuwe Liedboek. „Toen ging het heel snel. Na een eerste gesprek met coördinator Pieter Endedijk schoof ik op 9 mei 2008 aan bij de startbijeenkomst van het redactiewerk.”
Van Andel woonde 138 vergaderingen van werkgroepen en hoofdredactie bij en maakte aantekeningen en opnamen van de discussies. Wat ze precies wilde bestuderen, wist ze aanvankelijk niet. „Niet de vraag of de redactie haar werk goed deed, of welke criteria er waren. Ik wilde op zoek naar iets wat achter die vragen schuilgaat.”
Tijdens de discussies speelden woorden een belangrijke rol, ontdekte de promovenda. „Woorden als ”liedboek” of ”traditie” worden veelvuldig gebruikt, maar bedoelt iedereen er hetzelfde mee? Soms praten mensen compleet langs elkaar heen.”
Museum
Ze besloot aan de hand van vijf kernwoorden het verloop van het redactieproces te analyseren: liedboek, oecumene, geschiedenis, professionele identiteit en gender. „Neem het begrip ”liedboek”: wat bedoel je daarmee? De een wil een bundel waarin alle belangrijke liederen uit de afgelopen eeuwen zijn verzameld, een soort museum. Een ander ziet zo’n boek juist als een gebruiksartikel, waarin alleen liederen thuishoren die je nu nog kunt gebruiken. Als je deze verschillen onderkent, kun je ook de kritiek die er komt beter begrijpen.”
Bij het kernwoord ”professionele identiteit” stelde Van Andel de vraag hoe de redactieleden zichzelf zagen én hoe de gewone man in de kerk hen zag. „Er was direct aan het begin, toen de lijst met medewerkers bekend werd, kritiek. Er zouden alleen deskundigen zijn geselecteerd, die geen idee hebben wat de gewone kerkganger bezighoudt. In de vergaderingen die ik meemaakte, merkte ik echter dat de redactieleden juist heel veel rekening hielden met de ‘kerkvloer’.”
Hier wreekt zich volgens de promovenda dat er vanaf het begin sprake was van een ”nieuw liedboek”. „Daarmee werd dus direct de link gelegd met het oude Liedboek voor de kerken uit 1973. En dat had altijd de naam een elitaire bundel te zijn, door kenners van bovenaf aan het kerkvolk opgelegd.”
De redactieleden van wat het ”Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk” zou gaan heten, zagen zichzelf volgens Van Andel echter vooral als „verspieders”, zoals ze het noemt. „Ze staan niet los van het grondvlak waar het boek gebruikt gaat worden. Ze zijn zelf de toekomstige gebruikers. Ze zijn uitgekozen om als verkenners vóór de anderen uit te gaan om te ontdekken wat waardevolle liederen zijn.”
Kracht
Van Andel, die sinds april predikant is in Zeist, is niet alleen als wetenschapper met het Liedboek bezig. In haar ambtelijk werk maakt ze dankbaar gebruik van de bundel. „Ik heb veel geleerd, doordat ik zo nauw bij de totstandkoming betrokken was. Misschien zou ik op onderdelen zelf andere keuzes maken, maar over het algemeen is het een bundel die helemaal bij mij past en waar ik als predikant blij mee ben.”
Samen met anderen maakte ze een dagboek bij het Liedboek: ”Iedere dag een nieuw begin”. „Daarmee willen we het verhaal van liederen vertellen, omdat je mensen gunt dat ze de kracht ervan gaan ervaren. Ik merk zelf in de gemeente het belang daarvan. Ik gebruik het Liedboek behalve tijdens diensten en vieringen ook in het pastoraat. Dan komt zo’n boek tot leven, want daar, in het gemeenteleven, gebeurt het.”