’Invloed Greet Hofmans waarschijnlijk overdreven’
De politieke invloed van gebedsgenezeres Greet Hofmans, die een halve eeuw geleden op Paleis Soestdijk rondwaarde en innige contacten onderhield met de religieus aangelegde koningin Juliana, is waarschijnlijk overdreven. „Hofmans’ aanwezigheid was veeleer het gevolg dan de oorzaak van de opvattingen van de koningin."
Die veronderstelling staat in ’Het kabinet Drees IV en het kabinet Beel II’ van Jan Willem Brouwer en Peter van der Heiden. De affaire Hofmans (1948–1956) veroorzaakte in de jaren vijftig grote commotie. Hofmans was door prins Bernhard aan het hof gehaald om iets te doen aan de oogkwaal van prinses Marijke (Christina).
Hofmans ging uiteindelijk de geschiedenis in als een soort Raspoetin die de koningin aanzette tot pacifistische meningen die de regering ten tijde van de Koude Oorlog bepaald niet uitkwamen. Die meningen hing de vorstin in 1952 in Amerika aan de grote klok. Maar uit het boek lijkt op te maken dat de koningin moeilijk te beïnvloeden was en idealistisch van nature.
De zaak–Hofmans knalde pas in 1956, maar vijf jaar ervoor waren er al zorgen over, blijkt uit het boek. KVP–senator Beaufort riep zelfs, met instemming van minister Stikker van Buitenlandse Zaken, toen al de hulp in van Eleanor Roosevelt, de weduwe van de Amerikaanse president en een vriendin van Juliana. Hij vroeg haar per brief de koningin aan te spreken op haar denkbeelden. Mevrouw Roosevelt heeft waarschijnlijk, en vergeefs, aan het verzoek voldaan.
Ook de ambassadeur in Amerika, Van Roijen, maakte zich in dit vroege stadiunm al zorgen. Juist omdat de Amerikaanse reis toch een groot succes was, schreef hij Beaufort te vrezen voor een precendentwerking, omdat de koningin misschien zou denken inderdaad een missie te hebben.
Na de Amerikaanse reis was het lange tijd vrij stil rond de zaak. Premier Drees hield het erop dat de problemen op het paleis vooral privé waren. In 1956 laaide de kwestie door buitenlandse perspublicaties op. Er werd een commissie van wijze mannen ingesteld (Beel, Gerbrandy en Tjarda van Starkenborgh Stachouwer), die de om Hofmans en Juliana’s ideeën overhoop liggende Juliana en Bernhard moest adviseren.
„Drees’ rol hierbij is onduidelijk. Alles wijst erop dat de instelling van de commissie in elk geval buiten het kabinet om heeft plaatsgevonden", aldus de auteurs. Het kabinet zou verdeeld zijn geweest over de aanpak van Drees. Al eerder is gesuggereerd dat het initiatief bij het koninklijk paar zelf lag.
Het boek probeert op basis van archiefmateriaal ook af te rekenen met het verhaal dat Drees na de kabinetsformatie van 1956 wel móest terugkomen als premier, omdat hij alleen de zaak–Hofmans kon oplossen. Volgens het boek is het echter een moeizame maar normale formatie geweest, waarbij de zaak–Hofmans nauwelijks werd aangeroerd.
„De PvdA had de verkiezingen gewonnen en Drees was haar boegbeeld; het lag dus, los van de problemen ten plaleize, voor de hand dat Drees wederom het kabinet zou leiden. Er is ook geen aanwijzing dat de koningin tijdens deze formatie niet normaal zou hebben gefunctioneerd."