Binnenland

Agent moet in seconden beslissen over pistoolschot

Rond het optreden van de politie is de laatste weken flink wat reuring ontstaan. Onder meer over het gewelds­gebruik. Heeft de sterke arm te losse handjes?

J. Visscher
28 August 2015 16:50Gewijzigd op 15 November 2020 21:21
De plek in de Haagse Schilderswijk waar de politie in 2014 een verdachte neerschoot.  beeld ANP
De plek in de Haagse Schilderswijk waar de politie in 2014 een verdachte neerschoot. beeld ANP

Als een agent een schot lost, gaat hem dat niet in de koude kleren zitten. Zoveel is zeker voor Gijs van Veldhuizen (62) uit Hoevelaken. Hij was politieman van 1976 tot 2014, vooral rond Amersfoort. In die jaren heeft hij een enkel waarschuwingsschot moeten lossen. „De adrenaline giert dan door je lijf.”

Ooit loste hij een waarschuwingsschot bij de aanhouding van een „doorgedraaide” man in Putten. „Die man, bijzonder fors van postuur, was een gevaar voor zijn omgeving. Hij had een bijl of iets dergelijks; daarmee kon hij iemand verwonden. De bijzonder agressieve man wilde een ander aanvallen. We gingen er met drie agenten op af, hielden enige afstand en schreeuwden dat hij moest inbinden. Toen hij toch doorging, hebben een collega en ik elk een waarschuwingsschot gelost. Pas toen kromp de man als het ware in elkaar en begon hij te beseffen waar hij mee bezig was.”

Hoe beleefde Van Veldhuizen die momenten? „Je bent erg met je werk bezig. Je moet handelen binnen seconden. Hoe bescherm ik mijn collega’s en omstanders? Je wilt zo snel mogelijk de agressieveling inrekenen. Ik was erg blij dat de man na onze waarschuwingsschoten stopte met zijn agressieve daden. Gelukkig heb ik nooit iemand hoeven doden of verwonden met mijn pistool.”

De oud-politieman zegt dat hij getraind was op situaties als in Putten. „Ik heb bij de politie een behoorlijke opleiding en training in beroepsvaardigheden gehad. In het trainingscentrum in het Gelderse Elst kregen we geregeld schietoefeningen. Dat zijn weliswaar trainingsmomenten, maar je leert toch bijvoorbeeld jezelf te beheersen.”

Ramkraken

Het gebruik van –dodelijk– vuurwapengeweld door de politie maakte de afgelopen weken de tongen los. De rechtbank in Maastricht veroordeelde vorige maand een 31-jarige politieman tot twee jaar cel wegens poging tot doodslag. De agent maakte deel uit van een zogeheten ondersteuningsgroep (geen arrestatieteam, maar een groep ‘gewone’ agenten die toegerust is voor de aanhouding van ‘lastige’ verdachten), die op 22 augustus 2013 een man moest oppakken die werd verdacht van ramkraken. Na een wilde achtervolging schoot de politieman op een parkeerplaats bij een coffeeshop in Heerlen op de Volkswagen Golf met achter het stuur de ramkraakverdachte. Die probeerde weg te rijden. Het schot trof echter een medepassagier, die gewond raakte. Het was niet de bedoeling van de politie om deze bijrijder te arresteren.

De schietende agent voelde, meldt het vonnis, hoe tijdens het incident zijn nekharen overeind gingen staan en het zweet hem uitbrak. „Hij was bang zijn leven te verliezen.”

De Maastrichtse rechtbank stelde dat de agent en vijf andere politiecollega’s „tot aan het moment van het schot niet in gevaar zijn geweest.” De politieman heeft „zonder geldige reden op korte afstand en gericht een schot gelost. Door dat schot had de bijrijder kunnen sterven.”

De celstraf voor de Limburgse agent leidde in politiekringen tot verontwaardiging. „Dit vonnis maakt intern heftige emoties los. Het voedt bij velen de frustraties over gebrek aan erkenning en over het vertekende beeld dat (sociale) media al te vaak van ons werk en onze mentaliteit schetsen”, schreef korpschef Gerard Bouman van de nationale politie in een internetblog.

Gevaar

In een andere recente rechtszaak rond politiegeweld viel het vonnis ten gunste van de politie uit. De Rotterdamse rechtbank legde begin deze maand geen straf op aan twee agenten die op 7 april 2013 betrokken waren bij de dood van de 29-jarige Rotterdammer Mike Stok. De politiemannen schoten in Rotterdam op de vluchtende, agressieve Stok. Die leek gewapend te zijn met een soort bijl. Achteraf bleek het om een wandelstok te gaan, maar wel een met een ijzeren punt. Door vuur van een van de agenten stierf Stok. De rechtbank oordeelde dat de politiemensen handelden uit noodweer ter goeder trouw. Ze mochten ervan uitgaan dat Stok een gevaar was voor anderen. Nabestaanden van Stok reageerden teleurgesteld.

Justitie maakte eind vorige maand bekend dat een 34-jarige politieman wordt vervolgd voor het schieten op een auto in januari in Haarlem. De 41-jarige bestuurder probeerde op de agent in te rijden. Die kon opzij­springen. Daarna schoot hij op de wegrijdende auto. Beide mannen wordt poging tot doodslag ten laste gelegd.

Politiebaas Bouman vindt dat de regelgeving op de helling moet. „Politiemensen die geweld moeten gebruiken, verdienen een andere juridische beoordeling dan burgers”, meldde hij deze maand op de website van de politie. „Als het niet anders kan, zijn wij genoodzaakt om geweld toe te passen ter bescherming van burgers, collega’s of onszelf. Wij zijn opgeleid om dat professioneel en zo terughoudend mogelijk te doen.” De rechter zou moeten toetsen of een agent zich houdt aan de zogeheten ambtsinstructie, vindt de politiebaas.

Die ambtsinstructie bindt politiemensen aan regels voor geweldgebruik. Een van de voorschriften is bijvoorbeeld dat een agent uitsluitend mag schieten als een vluchtend persoon verdacht wordt van of veroordeeld is voor een misdrijf waar ten minste vier jaar celstraf op staat.

Auto’s

De politie vuurt al decennia jaarlijks in zo’n 150 tot 200 gevallen met het dienstwapen, zegt dr. Jaap Timmer, universitair hoofddocent maatschappelijke veiligheid aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ruim de helft betreft louter (één of meer) waarschuwingsschoten. Van de andere, gerichte politieschoten wordt ongeveer 50 procent op auto’s afgevuurd, de andere 50 procent op personen.

Gemiddeld vallen er sinds 1978 jaarlijks drie doden en zestien gewonden door politiekogels (zie afbeelding). Er zijn uitschieters: in 1986 viel er een record aan zeven doden. Vorig jaar schoot de politie niemand dood. „Voor het eerst in veertig jaar viel er in een jaar geen dode door politievuur”, zegt Timmer, die sinds tientallen jaren geweld door en tegen de politie bestudeert.

Aanhoudingsvuur

Agenten in Nederland gebruikten vorig jaar 158 keer hun wapen. Daarbij ging het om zeker 70 waarschuwingsschoten en 61 gevallen van gerichte schoten. De rijksrecherche onderzocht vorig jaar 32 incidenten waarbij burgers getroffen werden door politie­kogels. De politie in eenheid Rotterdam haalde in 2014 het vaakst de trekker over: veertig keer. Agenten van de eenheid Noord-Holland vuurden het minst: tweemaal.

De afgelopen decennia is de reden om te schieten veranderd, betogen Timmer en criminoloog Rutger Visser in een bijdrage in het vorig jaar verschenen boek ”Politie. Studies over haar werking en organisatie”. In de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw was in ongeveer 75 procent van de schietincidenten noodweer (zelfverdediging) de reden. De laatste jaren gaat het in 52 procent van de gevallen om schieten ter aanhouding. „Dat is een wettelijke bevoegdheid van de politie.” In 2012 werd zelfs in 67 procent van de gevallen geschoten in verband met een arrestatie. „Deze verschuiving van noodweervuur naar aanhoudingsvuur heeft waarschijnlijk vooral te maken met de verbetering van opleiding en training, waardoor agenten zich meer bewust zijn van hun bevoegdheden en van hun eigen veiligheid”, aldus Timmer en Visser.

Van de ruim 60.000 politie­mensen in Nederland zijn ruim 40.000 agenten van een dienstwapen voorzien. Sinds enkele jaren is dat het Walther P99Q-pistool. Bij naar schatting 7 procent van de 203.000 aanhoudingen in 2010 gebruikte de politie geweld. Dat geweld bestaat maar voor een zeer beperkt deel uit vuurwapen­gebruik. Vaker zetten agenten bijvoorbeeld pepperspray of de politiehond in. „Vooral de hond kan iemand flink verwonden. Een beet van zo’n hond is niet voor de poes”, zegt Timmer.

Curieus

Dat er in politiekringen verontwaardigd is gereageerd op de recente celstraf voor de Limburgse agent, kan Timmer wel begrijpen. „Ik vind het vonnis curieus. De rechter haalt jurisprudentie aan van andere zaken waarin poging tot doodslag speelde. Maar in die zaken betrof het búrgers die het vuur openden. Logischer zou zijn als de rechter bij zijn oordeels­vorming zaken zou betrekken waarbij schietende agenten een rol spelen. Zo is in 1997 een wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee tot twee jaar cel veroordeeld toen hij tijdens een verkeerscontrole iemand die wilde wegrijden door het hoofd schoot. Zou je dan de Limburgse agent, die het slachtoffer niet heeft gedood, dan ook zo’n straf moeten geven? Het zou mij niet verbazen als het oordeel in hoger beroep in de Limburgse zaak anders gaat uitvallen.”

Toch verdient het optreden van politie in Limburg destijds niet de schoonheidsprijs, vindt Timmer. „Er zijn snelheden van meer dan 200 kilometer per uur bereikt tijdens de achtervolging van de Volkswagen Golf met daarin de van ramkraken verdachte bestuurder. De ondersteuningsgroep had denk ik beter kunnen besluiten: „We doen rustig aan. We vinden hem later wel.” De politiehelikopter oproepen was ook een mogelijkheid geweest. Verder heeft de Limburgse politie verzuimd de gewonde bijrijder direct te bezoeken in het ziekenhuis. De politie had voortvarender moeten zijn. Als die gewonde man meteen een schadeloosstelling was gegarandeerd, was het wellicht nooit tot een rechtszaak gekomen.”

Mesje

Het is „van alle tijden” dat er discussie oplaait over het wapen­gebruik van de politie, zegt Timmer. „In 1981 schoot een politieman in Amsterdam iemand dood die hem bedreigde met een aardappelschilmesje. De discussie daarover werd op het scherp van de snede gevoerd. Aanvankelijk werd de politieman veroordeeld tot zes jaar cel wegens doodslag. Uiteindelijk sprak de Hoge Raad de agent vrij. De rechter accepteerde het argument van de agent dat hij bij de politie te weinig werd getraind op wapengebruik. Onder meer die rechtszaak leidde ertoe dat agenten beter werden toegerust op hun taak. Zo ontstond de IBT, de Integrale Beroepsvaardigheidstraining.”

Voor politieagenten is jaarlijks 32 uur (4 dagen van 8 uur) ingeruimd voor training én toetsing van de beroepsvaardigheden. Dan gaat het niet alleen om het oefenen en examineren van vuurwapengebruik, maar ook bijvoorbeeld om aanhoudingstechnieken en het hanteren van pepperspray en wapenstok. „Ongeveer de helft van die 32 uur is voor het afleggen van de verplichte toetsen. De andere helft kunnen agenten trainen. In de praktijk oefenen agenten hooguit één dag per jaar daadwerkelijk op de schietbaan. Wat mij betreft zou er meer tijd beschikbaar moeten komen voor het oefenen met het politiewapen. De korpsleiding heeft wel plannen om van 32 naar 48 uur training en toetsing te gaan. Maar zo’n verandering is niet eenvoudig. Er moeten dan ook meer docenten komen.”

Zorgen

Signalen dat agenten het de laatste jaren minder nauw nemen met de wapentraining, baren Timmer zorgen. „De ongeveer zestien uur die jaarlijks staan voor training van de beroepsvaardigheden, waaronder het wapengebruik, worden niet verplichtend opgelegd. Door drukte op het werk, onder meer vanwege de moeizame reorganisatie bij de politie, laten nogal wat agenten de training schieten. Die signalen kreeg ik recent vanuit verschillende politie­trainingscentra. Gevolg is dat politiemensen minder bedreven worden in hun beroepsvaardigheden. Dat kan ten koste gaan van de veiligheid van burgers en henzelf.”


Groen en geel ergert hij zich eraan als politiemensen worden weggezet als een stel prutsers. „Politiemensen zijn geen cowboys”, zegt Jan Willem van de Pol van de Stichting Waardering Erkenning Politie.

De politie ligt op de pijnbank. Eind juni braken in de Haagse Schilderswijk dagenlang rellen uit na de dood van de Arubaan Mitch Henriquez. De man kwam om toen agenten hem arresteerden met de omstreden nekklem.

Twee weken geleden ging de politie in Waalwijk door het stof na de moord op een 28-jarige verpleegkundige. Vermoedelijke moordenaar is haar ex-vriend. De politie zei te hebben verzuimd huiszoeking bij hem te doen, nadat de verpleegkundige had gemeld dat haar ex haar bedreigde en mogelijk een wapen bezat. Vorige week werd bekend dat in een soortgelijke zaak, waarbij in juni een 34-jarige vrouw uit Hoofddorp werd doodgeschoten door vermoedelijk haar ex-vriend, de politie ook weinig daadkrachtig lijkt te hebben opgetreden.

Is de politie wel alert genoeg als het gaat om dreigementen in de relationele sfeer?

Van de Pol, die vijftien jaar politieman was en daarna twintig jaar bij de Nederlandse Politiebond werkte: „In Nederland worden dagelijks honderden mensen bedreigd, onder meer via sociale media. De politie erkent dat ze in de Waalwijkse zaak scherper had moeten zijn. Er is een fout gemaakt. Maar dat kan gebeuren.”

Redeneert u niet te makkelijk? Het gaat om zaken van leven en dood.

„Als directe nabestaanden wrok voelen jegens de politie, dan gun ik hun die wrok. Maar als in de media allerlei mensen de politie voortdurend onderuithalen, verzet ik me daartegen. De politie maakt fouten. Die moet ze proberen te voorkomen. Het is echter een utopie te denken dat de politie geen enkele misser meer maakt.

Het geeft zuur en verdriet in de politieorganisatie als de vraag wordt gesteld: „Deugt de politie wel?” Een wijkagent vertelde me pas: „Het doet me pijn als ik op straat word uitgescholden. Terwijl ik dag in dag uit voor de samenleving probeer klaar te staan.” De politie doet een stap naar voren als anderen een stap naar achteren doen. Ik ben ervan overtuigd dat de politie voor zeker 97 procent bestaat uit uitstekende mensen.”

Bizar

De recente veroordeling van de Limburgse agent tot twee jaar cel wegens zijn rol bij een arrestatie noemt Van de Pol „bizar.” „Zo zet de rechter de agent op één lijn met een crimineel die willens en wetens iemand schade toebrengt. Maar geen enkele agent stapt ’s ochtends het bed uit met de gedachte: Ik ga vanmiddag even lekker iemand te grazen nemen. De politie staat niet boven de wet. Agenten kunnen voor fouten binnen de politieorganisatie worden bestraft. Bijvoorbeeld via een berisping of ontslag.”

Politiemensen schieten niet lichtvaardig, verzekert Van de Pol. „Ik heb contact met een vijftal agenten die trauma’s opliepen nadat ze schoten. Onder hen zijn twee agenten die vuurden tijdens de beruchte strandrellen bij Hoek van Holland in 2009. Als politieman trok ik ooit na een bankoverval in Weesp mijn wapen uit mijn holster. We wisten niet precies waar de daders waren. Je moet binnen fracties van seconden beslissen en beseft: als ik mijn wapen niet in mijn handen heb, kan ik net te laat zijn. Het kan gaan om leven of dood. Gelukkig hoefde ik niet te schieten. Maar je bent dan één brok adrenaline.”


Koppositie voor Nederland

De Nederlandse politie schiet in vergelijking met diverse andere Europese landen naar verhouding het vaakst burgers dood, melden politiewetenschapper dr. Jaap Timmer en jurist Guido Pronk in een in 2011 in Duitsland verschenen studie.

In Nederland valt er gemiddeld één dode door politiekogels per 5 miljoen inwoners per jaar. In Frankrijk: één op de 6 miljoen inwoners per jaar. Denemarken: één op de 7 miljoen. Spanje en Portugal: één op de 8 miljoen. Ierland: één op de 10 miljoen. Noorwegen: één op de 11 miljoen. Duitsland: één op de 14 miljoen. Finland: één op de 17 miljoen. Groot-Brittannië: één op de 27 miljoen.

Er zijn ook landen waar meer politie­doden vallen dan in Nederland. Zo telt Amerika één dode door politiekogels per 1 miljoen inwoners per jaar. In Canada gaat het om één dode per 3 miljoen inwoners. Australië: één op de 4 miljoen.

Hoe is de Nederlandse koppositie in Europa te verklaren? Timmer: „Waarschijnlijk heeft het te maken met het feit dat Nederlandse agenten relatief ruime bevoegdheden hebben wat betreft wapengebruik. Maar ik houd wel de nodige slagen om de arm. Ik doe daar nader onderzoek naar.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer