Waar het in het Griekenlanddebat wel en niet over ging
Het was geen slecht idee van PVV-leider Wilders om, gesteund door SP, CDA en CU, de Tweede Kamer terug te roepen van zomerreces. Het onderwerp waarover hij graag met het kabinet wilde debatteren, was het waard. Het ging deze week ergens over.
Maar wáárover dan precies? Volgens Wilders over de vraag hoe wij 5 miljard euro aan belastinggeld gaan besteden. Dumpen we dat in het zwarte gat van de Griekse economie, of besteden we het aan meer agenten en aan verbetering van de leefomstandigheden van onze eigen bejaarden, luidde zijn voorspelbare retoriek.
Toch was dat nu juist níét het dilemma waarover de Nederlandse politiek deze week haar mening moest geven. Minister van Financiën Dijsselbloem ontkrachtte deze voorstelling van het zaken woensdagmiddag vakkundig. „Men zegt: Nederland maakt 5 miljard euro over aan Griekenland. Maar daar is geen sprake van. Nederland staat voor dit bedrag mede garant in het European Stability Mechanism (ESM). Dat is iets anders. Deze garantstelling maakt ons nationale saldo niet groter of kleiner. Het is geen geld dat op de plank ligt en dat we, als we het niet aan Griekenland geven, op een andere manier kunnen besteden.”
Oké, maar waarover ging het dan? Goed beschouwd ging het evenmin over de vraag of het onze inzet waard is om Griekenland binnen de EU en binnen de eurozone te houden. In het Kamerdebat leek het daar soms wel op. Bijvoorbeeld op het moment dat Kamerleden als Nijboer (PvdA) en Pechtold (D66) uitvoerig betoogden wat er in geopolitiek opzicht allemaal mis kan gaan als Europa zich uit elkaar laat spelen. Maar dat we in Europa het beste één kunnen blijven, daarover is iedereen het wel eens.
Het eigenlijke scharnierpunt lag bij de vraag of partijen enig vertrouwen hadden in de geneeskracht van het aan Griekenland te verstrekken medicijn. Vandaar dat Kamerleden als Slob (CU) en Van der Staaij (SGP) woordvoerders van andere fracties regelmatig interrumpeerden met de vraag: „Maar gelooft u nu echt dat dit steunpakket Griekenland werkelijk uit het dal gaat trekken? Zo ja, waarop baseert u uw vertrouwen?”
Dat de antwoorden van Kamerleden als Harbers (VVD) en Nijboer op dit punt min of meer positief waren (terwijl de meeste oppositiepartijen die vragen voor zichzelf negatief beantwoordden), geeft aan dat we hier de kern van het debat beginnen te naderen. Maar nog niet helemaal. Want de weifelende manier waarop VVD, PvdA en D66 uitspraken dat ze vertrouwen hadden in het steunpakket laat zien dat de eigenlijke politieke tegenstelling niet ligt bij de vraag: geloof je dat het nieuwe steunpakket echt gaat werken, maar bij het beslispunt: wil je, haast tegen beter weten in, het risico nemen dat ook deze hulppoging wéér mislukt?
Op dit kruispunt gingen de wegen uiteen. Ja, zeiden VVD, PvdA en D66: dat risico willen we nemen. Nee, zeiden de overigen. We hebben er geen fiducie meer in. Al te goed is buurmans gek.
Er was deze week nog een tweede, beslissend verschilpunt tussen de voor- en de tegenstanders. De eersten volgden een in democratisch opzicht merkwaardige redenering: als een meerderheid in Europa voor dit steunpakket is, heeft het geen zin meer ons te verzetten. Dan zijn wij ook voor. Want we willen koste wat het kost niet alleen komen te staan.
Het valt te hopen dat politici zoals VVD-Kamerlid Harbers zich op deze door hen gebruikte redenering nog eens goed gaan bezinnen. Want die betekent ten diepste, zoals ook CDA-leider Buma opmerkte, het einde van de democratie. Wie ook in andere dossiers zó argumenteert, heeft in de Tweede Kamer niets meer te zoeken en kan dat instituut beter opheffen. Want als we in Nederland, als puntje bij paaltje komt, altijd moeten vinden wat Brussel vindt, gaan debatten in een nationaal parlement… nergens meer over.