De ambtenaar, Kim Davis, werkzaam in Rowan County in de Amerikaanse staat Kentucky, is aangeklaagd door twee lesbiennes. Vorige week verplichtte de districtsrechter haar de huwelijksaktes te verstrekken ondanks dat Davis daartegen om geloofsredenen bezwaar maakte. Begin deze week echter wees dezelfde rechter het verzoek van Davis toe om de beslissing op te schorten totdat er in hoger beroep uitspraak is gedaan.

Kim Davis weigert als ambtenaar huwelijkaktes af te geven sinds het Amerikaanse hooggerechtshof het homohuwelijk in de VS heeft gelegaliseerd. De gouverneur van Kentucky verplichtte Davis vervolgens de aktes toch af te geven, of ontslag te nemen. Voor de rechter zei Davis dat ze God had gevraagd wat ze moest doen, en dat ze niet aan de opdracht van de gouverneur kon voldoen. „Het is in strijd met mijn christelijk geloof om een huwelijksakte af te geven met mijn naam erop aan twee mensen van hetzelfde geslacht.”

Districtsrechter David Bunning liet maandag weten dat Davis in zijn opinie eigenlijk niet het recht heeft op meer tijd, maar dat hij toch heeft besloten tot enig respijt, „gezien de hoog oplopende emoties bij beide partijen die in de zaak zijn betrokken”, zo verklaarde hij tegenover Associated Press.

De advocaat van Davis, Jonathan Christman, vergeleek haar zaak onder meer met die van een verpleegkundige die om wille van haar geloof niet betrokken wil worden bij de uitvoering van een abortus, maar daartoe toch wordt verplicht, en met een pacifist die om religieuze redenen niet wil doden, maar die in de strijd daartoe toch wordt gedwongen. Davis wil dat er wetgeving komt die ambtenaren met religieuze bezwaren tegen het homohuwelijk de vrijheid biedt af te zien van dergelijke huwelijkssluitingen.

Districtsrechter Bunning stelde dat Davis met haar beslissing ingaat tegen de Amerikaanse Grondwet „door haar eigen religieuze overtuiging te promoten op kosten van die van anderen. Ze is vrij te geloven dat het huwelijk een verbintenis is tussen een man en een vrouw, zoals veel Amerikanen doen. Maar haar religieuze overtuiging kan geen excuus zijn om taken niet na te komen waarvoor ze zich als ambtenaar onder ede heeft verplicht.”