Catecheten achten zich te weinig geschoold
Bijna 80 procent van de predikanten en 65 procent van de andere catecheten in de kring van de Gereformeerde Bond vindt dat ze te weinig scholing hebben om goed catechisatie te kunnen geven. Dat blijkt uit onderzoek van B. H. van Loenen onder zeventig catecheten.
„Het invullen van deze enquête stemt mij wat treurig”, geeft een van de ondervraagde catecheten aan. „Ik zou een veel betere catecheet willen zijn dan ik ben. Het is in mijn catechese-uren niet direct een puinhoop, maar wel een voortdurende onrust, gefriemel en geklets. Op den duur verhindert dat om tot een echt gesprek te komen. (…) De sfeer is overigens niet gespannen of vervelend, maar wel gezellig en vrijblijvend. Ik ben dus niet tevreden.”
Volgens Van Loenen, die haar resultaten in twee afleveringen in de Waarheidsvriend publiceert, ervaren veel catecheten het lesgeven als een eenzaam gebeuren. „Slechts een kwart van hen krijgt steun vanuit de kerkenraad. De ruime meerderheid (57 procent) van catecheten ervaart nergens hulp: niet bij een catecheseteam, niet bij een catechisatiecommissie en niet bij de kerkenraad. Komt het meeleven dan misschien van de ouders? Ruim eenderde van de catecheten (35 procent) ervaart dit niet. Daar staat een percentage van 40 procent tegenover dat gelukkig wel meeleven en ondersteuning van ouders ondervindt.”
Van Loenen, docente aan het Van Lodenstein College, heeft haar onderzoek uitgevoerd in het kader van een afstudeeropdracht onderwijskunde. Aanleiding zijn de zorgwekkende signalen uit de catechese van de laatste jaren, onder meer van prof. dr. W. Verboom, die zich afvraagt of de catechese in een crisis verkeert. Van Loenen ondervroeg zowel predikanten (69 procent) als niet-predikanten (31 procent). Ook hun catechisanten, in totaal 819 jongeren, werkten mee. Qua leeftijd, ligging en type gemeente vormen zij volgens de onderzoekster een „betrouwbare afspiegeling van het geheel van de Gereformeerde Bond.”
Het onderzoek gaat in op de manier waarop catecheten de lesstof overdragen, de omgang met de catechisanten en de mate waarin ze de leefwereld van jongeren aan de orde stellen.
Volgens Van Loenen doen haar resultaten „vermoeden dat catecheten weinig nadenken over de manier waarop ze de lesstof het beste kunnen overdragen. Volgens de catecheten zelf is dit voor een deel te verklaren uit onbekendheid met de verschillende soorten werkvormen. Maar misschien is het ook een gebrek aan belangstelling: 67 procent van hen geeft minstens één keer aan nog nooit over een bepaalde werkvorm te hebben nagedacht.”
Positief vindt de onderzoekster het dat catecheten in de les alle leefdomeinen van de catechisanten aan de orde stellen. Jammer noemt zij het daarentegen dat daarbij vooral gekozen wordt voor een methode van instructie (doceren). „Dit zou bij catechisanten wel eens moraliserend kunnen overkomen. Een gesprek is hier misschien beter op zijn plaats. Samen praten over situaties in hun leven leidt waarschijnlijk eerder tot ’toepassingen’ in het leven van de jongere.”